Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
[naam kind](hierna ook te noemen " [naam kind] ") is geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [naam kind] .
3.Het verzoek
4.De beoordeling
Kamerstukken II2008–2009, 32 015, nr. 3, p. 34) en voldoet aan het vereiste van subsidiariteit, dat wil zeggen dat als het doel met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. In zijn uitspraak van 10 september 2019, ECLI:CE:ECHR:2019:0910JUD003728313 (Strand Lobben /Noorwegen) heeft het EHRM onder andere overwogen dat het doorsnijden van de band tussen ouder(s) en minderjarigen slechts in "very exceptional circumstances" aan de orde kan zijn, waarbij dan moet worden gestreefd naar herstel van die band. Uit het arrest blijkt ook dat de toetsing aan artikel 8 EVRM vereist dat de belangen van het kind en die van de ouders in volle omvang tegen elkaar moeten worden afgewogen als die belangen conflicteren. Ook de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind zijn van belang. Uit die bepalingen volgt dat de belangen van het kind een eerste overweging vormen bij het nemen van een beslissing over de beëindiging van het gezag van de ouders. Een kind dat niet in het eigen gezin verblijft, heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.