ECLI:NL:RBNNE:2025:4058
Rechtbank Noord-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersboete en verlegging van de beschikking
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opgelegde boete op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, een B.V., had een boete van € 44,00 ontvangen voor het rijden van 4 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 25 maart 2024. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep kennelijk ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, aanwezig, evenals de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. E. Berkeljon.
De gemachtigde voerde aan dat het voertuig verhuurd was en dat het niet vereist was om een geboortedatum van de huurder aan te leveren. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de overgelegde stukken tegenstrijdige gegevens bevatten en onvoldoende zekerheid gaven over het gebruik van het voertuig ten tijde van de gedraging. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de kentekenhouder niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de auto ten tijde van de gedraging door een huurder werd gebruikt. Daarom heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard en de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking genomen.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en verifieerbare informatie bij het indienen van beroep tegen verkeersboetes, vooral wanneer er sprake is van verhuur van voertuigen. De kantonrechter heeft de beslissing genomen op basis van de tegenstrijdigheden in de overgelegde facturen, die onvoldoende bewijs boden voor de stelling van de betrokkene.