Uitspraak
[X] , uit [Z] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst / Kantoor Amsterdam, de inspecteur
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 9 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. Eiser had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen voor het jaar 2022, waarbij de inspecteur de WGA-uitkering van eiser niet in aanmerking had genomen voor de berekening van de arbeidskorting. Eiser ontving in 2022 een WGA-uitkering van € 18.647, die hij als inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking had aangemerkt, wat leidde tot een arbeidskorting van € 4.107 in zijn aangifte. De inspecteur daarentegen, beschouwde de WGA-uitkering als inkomen uit vroegere dienstbetrekking, waardoor de arbeidskorting op € 977 werd vastgesteld.
De rechtbank heeft op 19 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de inspecteur. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de WGA-uitkering terecht niet heeft betrokken bij de berekening van de arbeidskorting, maar dat dit leidt tot een schending van het discriminatieverbod. Eiser betoogde dat hij ongelijk werd behandeld ten opzichte van belastingplichtigen die hun WGA-uitkering van hun werkgever ontvangen, waarbij die uitkeringen wel meetellen voor de arbeidskorting. De inspecteur erkende deze discriminatie, maar stelde dat het aan de wetgever was om dit op te lossen.
De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsherstel kan worden geboden, omdat de wetgever al heeft aangekondigd de discriminatie per 1 januari 2027 op te heffen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag niet wordt verminderd, maar dat de inspecteur wel het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden, zoals afgesproken tijdens de zitting. De proceskostenvergoeding bedraagt € 1.814. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 oktober 2025.