ECLI:NL:RBNNE:2025:4121

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
246042
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met verslavingsproblematiek van de moeder

Op 1 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2025. De moeder van de minderjarige kampt met een langdurige verslavingsproblematiek aan cocaïne en alcohol, wat heeft geleid tot de verslaving van de minderjarige bij zijn geboorte. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige onverminderd aanwezig zijn en dat er regie over de hulpverlening noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de rol van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord (JBN) als gezinsvoogd. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van één jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin te verlengen. De beslissing is genomen met het oog op de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft de verwachting uitgesproken dat de moeder binnen een aanvaardbare termijn in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging van de minderjarige weer op zich te nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummer: C/18/246042 / JE RK 25-423
Beschikking van 1 oktober 2025 van de kinderrechter over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
die is gevestigd in regio Noord-Nederland, locatie Groningen,
en die hierna “de Raad” wordt genoemd,
over
[de minderjarige],
die is geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2025 in [geboorteplaats] ,
en die hierna “ [de minderjarige] ” wordt genoemd.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
die is gevestigd in Groningen,
en die hierna “de GI” wordt genoemd,
[de moeder],
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna “de moeder” wordt genoemd,
advocaat: mr. R. Kertokarijo, die kantoor houdt in Winschoten.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
Op 18 juli 2025 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden, tot 18 oktober 2025. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij een medisch verblijf in het ziekenhuis, met aansluitend een voorziening voor pleegzorg, voor de duur van vier weken, tot 15 augustus 2025. De beslissing op het resterende deel van het verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden. Bij (tussen)beschikking van 5 augustus 2025 is ook dit deel van het verzoek toegewezen. De machtiging loopt tot 18 oktober 2025.
1.2.
In diezelfde (tussen)beschikking is het verzoek van de Raad aangehouden om [de minderjarige] definitief onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar en voor dezelfde duur een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen in een pleeggezin en aansluitend daarop in een 24-uursvoorziening/gezinskliniek. Aan deze beslissing liggen zorgen over de kwaliteit van de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen bij Jeugdbescherming Noord (JBN) ten grondslag. De Raad is gelast om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de nieuwe mondelinge behandeling het verzoek om JBN als GI te benoemen schriftelijk toe te lichten, waarbij in elk geval moet worden ingegaan op de vraag of met die benoeming aan de wettelijke vereisten wordt voldaan.
1.3.
Op 16 september 2025 heeft de rechtbank een brief van de Raad ontvangen.
1.4.
Op 1 oktober 2025 is het verzoek mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met de moeder, haar advocaat, [naam] die de Raad vertegenwoordigt, en [naam] en [naam] die de GI vertegenwoordigen.
1.5.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aangekondigd dat de gronden waarop de uitspraak rust schriftelijk zullen worden uitgewerkt in deze beschikking.

2.De feiten

2.1.
Bij de beoordeling van het verzoek wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.2.
Op [geboortedag] [geboortemaand] 2025 is [de minderjarige] geboren. De moeder oefent alleen het gezag uit over hem. De biologische vader speelt geen rol in het leven van [de minderjarige] .
2.3.
De moeder van [de minderjarige] is al jarenlang verslaafd aan in elk geval cocaïne en alcohol. Ook tijdens de zwangerschap heeft zij middelen gebruikt. Haar pogingen om af te kicken, ook tijdens de zwangerschap, zijn mislukt, ondanks de hulpverlening die daarbij werd ingezet. [de minderjarige] is als gevolg ervan verslaafd ter wereld geboren. Na zijn geboorte is [de minderjarige] vanwege deze problematiek voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en is hij op basis van een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing in het ziekenhuis opgenomen geweest en daarna in een pleeggezin geplaatst. Daar verblijft hij ook op dit moment.
2.4.
De moeder is aangemeld bij VNN voor een detox behandeling. Dit traject kan op korte termijn starten. Het is de bedoeling dat zij aansluitend samen met [de minderjarige] wordt opgenomen bij [naam gezinskliniek] .
2.5.
Momenteel ziet de moeder [de minderjarige] circa een uur per week met begeleiding erbij.

3.De (verdere) beoordeling

Waar gaat het om?
3.1.
Het gaat om de vraag of [de minderjarige] onder toezicht moet worden gesteld van de GI voor de duur van één jaar en of er een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin en aansluitend daarop in een 24-uursvoorziening/gezinskliniek moet worden verleend.
Wat staat er in de wet?
3.2.
De kinderrechter moet in deze zaak beoordelen of aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 1:255, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan. Op grond van dit artikel kan de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling, indien hij (i) zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, (ii) de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor [de minderjarige] niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de moeder en (iii) de verwachting gerechtvaardigd is dat de moeder binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn weer in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen.
Wat vindt de Raad?
3.3.
De Raad heeft, samengevat weergegeven, het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. Zowel gedurende de zwangerschap als sinds de geboorte wordt [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Door de chronische verslavingsproblematiek van de moeder is [de minderjarige] verslaafd geboren. [de minderjarige] is kwetsbaar en volledig afhankelijk van de zorg van anderen. De Raad vindt het positief dat de moeder gemotiveerd is voor de detox behandeling bij VNN met aansluitend de opname bij [naam gezinskliniek] . De verslavingsproblematiek dusdanig complex dat regievoering door de GI noodzakelijk is om deze positieve ontwikkeling te bestendigen en de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen. Om die reden is plaatsing van [de minderjarige] in het pleeggezin ook noodzakelijk. [de minderjarige] is gebaat bij een veilige en stabiele omgeving: het pleeggezin kan [de minderjarige] dat bieden. Tijdens de ondertoezichtstelling zal duidelijk moeten worden of de moeder in staat is om binnen een voor de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbare termijn zelf weer voor [de minderjarige] te zorgen.
Wat vindt de moeder?
3.4.
De moeder is gemotiveerd om te starten met de detox behandeling bij VNN om vervolgens aansluitend daarop met [de minderjarige] te worden opgenomen bij [naam gezinskliniek] . De moeder staat achter de maatregelen, zolang ze samen met de GI kan werken aan de hulpverleningstrajecten.
Wat beslist de kinderrechter?
3.5.
De verzoeken van de Raad worden toegewezen. Dit is vanwege het volgende.
3.6.
De [de minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [de minderjarige] ’s moeder is al jarenlang ernstig verslaafd en [de minderjarige] is verslaafd ter wereld gekomen. Hij heeft last (gehad) van ontwenningsverschijnselen. [de minderjarige] ’s medicamenteuze behandeling is afgerond maar hij is op dit moment wel erg prikkelgevoelig en kan moeilijk alleen gelaten worden. Dus [de minderjarige] heeft én een verzwaarde zorgbehoefte én de moeder is niet in staat om voor hem te zorgen vanwege de verslavingsproblematiek. Al tijdens de zwangerschap is er meerdere keren geprobeerd om haar in behandeling te krijgen bij VNN. Meewerken aan de hulpverlening wilde ze echter niet of was voor haar te moeilijk. Tijdens de mondelinge behandeling bleek de moeder wel uiterst gemotiveerd voor een detox behandeling bij VNN met aansluitend een gezinsopname bij [naam gezinskliniek] .
Betrokkenheid van de GI is het komende jaar noodzakelijk om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] niet nog meer schade ondervindt in deze onzekere situatie. De grote hang naar middelen van de moeder is een groot risico voor zijn ontwikkeling.
3.7.
De kinderrechter heeft de redelijke verwachting dat de moeder binnen een voor [de minderjarige] en zijn ontwikkeling aanvaardbare termijn weer zelf in staat zal zijn de opvoedingsverantwoordelijkheid te dragen.
3.8.
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de inzet van JBN als GI. De Raad had de kinderrechter al schriftelijk geïnformeerd over het feit dat er een vaste jeugdbeschermer van JBN betrokken is bij de moeder. De jeugdbeschermer was ook op de mondelinge behandeling aanwezig. Het bleek daar dat er een goed contact bestaat tussen deze jeugdbeschermer en de moeder. Inmiddels is ook gebleken dat JBN weer beschikt over een certificaat van het KMI. Gelet hierop is er geen belemmering om JBN als GI te benoemen.
3.9.
In het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] is het belangrijk dat de plaatsing van [de minderjarige] bij de pleegouders wordt voortgezet.
3.10.
Gelet op het voorgaande wordt de volgende beslissing genomen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
stelt
[de minderjarige]onder toezicht van de GI met ingang van 18 oktober 2025 tot 18 oktober 2026;
4.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van
[de minderjarige]in een pleeggezin en aansluitend daarop, in het geval de moeder daaraan meewerkt, in een 24-uursvoorziening/gezinskliniek, met ingang van 18 oktober 2025 tot 18 oktober 2026;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze uitspraak is op 1 oktober 2025 gegeven door mr. S. Dijkstra, kinderrechter, bijgestaan door de griffier. De schriftelijke uitwerking van de uitspraak in deze beschikking is vastgesteld, door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.
Als u het niet eens bent met de beslissingen die de rechter heeft genomen, kunt u in hoger beroep. Maar let op! Hoger beroep kunt u niet zelf instellen. U moet daarvoor naar een advocaat. Een advocaat kan voor u hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belangrijk is dat u snel naar een advocaat gaat. Hoger beroep moet bijna altijd binnen drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.
Voor de Raad of de GI geldt dat zij zelf hoger beroep kunnen instellen.
JS