In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 30 september 2025, wordt de vraag behandeld hoe om te gaan met een samenloop van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de Natuurschoonwet (NSW)-faciliteit in het kader van erfbelasting. Eiser, de enige erfgenaam van zijn overleden moeder, had een aanslag erfbelasting ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst, die hij aanvecht. De inspecteur had de aanslag verminderd na een bezwaar, maar eiser was het niet eens met de hoogte van de aanslag en stelde dat deze te hoog was vastgesteld. De rechtbank beoordeelt de zaak en concludeert dat de inspecteur de aanslag niet te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank legt uit dat voor de vaststelling van de NSW-faciliteit twee aparte berekeningen moeten worden gemaakt: de verschuldigde erfbelasting en de erfbelasting als de waarde van het landgoed op nihil wordt gesteld. De rechtbank komt tot de conclusie dat de NSW-faciliteit € 38.603 bedraagt en dat de aanslag correct is vastgesteld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de NSW-faciliteit goed te begrijpen in relatie tot de BOR.