Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
.Toen [naam 3] in september 2024 over [bedrijf] begon is er - aldus [leidinggevende] in zijn getuigenverklaring - bij hem ook geen belletje gaan rinkelen. Waarom [leidinggevende] er toen verder geen acht op heeft geslagen, kon hij echter niet verklaren. Het had naar het oordeel van de kantonrechter wel op zijn weg gelegen om dat te doen. Dat [leidinggevende] de mededeling van [naam 3] - naar blijkt achteraf - ten onrechte heeft afgedaan als een ‘zoveelste’ gerucht afkomstig van [naam 3] , betreft naar het oordeel van de kantonrechter een persoonlijke inschatting die voor rekening en risico van [verweerder] dient te komen. Naar het oordeel van de kantonrechter dient [verweerder] nu de gevolgen van deze (foute) inschatting van [leidinggevende] te dragen. Daarbij speelt tenslotte nog een rol dat [verzoeker] , nadat zij met [naam 3] over de werkzaamheden had gesproken en hij haar heeft medegedeeld dat hij dit met [leidinggevende] zou bespreken - zoals [verzoeker] op de beide mondelinge behandelingen heeft verklaard - niet hoefde te verwachten dat ongeveer drie maanden later alsnog voor dit feit een ontslag op staande voet zou volgen. In dit opzicht doet het niet-handelen van [leidinggevende] tevens afbreuk aan de dringende reden van het ontslag.
.Hiervan is in dit geval geen sprake.