ECLI:NL:RBNNE:2025:4253

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
C/18/247047 / FT RK 25/900
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door [verzoeker]. Het verzoekschrift is op 19 augustus 2025 ingediend en de behandeling vond plaats op 18 september 2025. Tijdens de zitting was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door drie schuldhulpverleners van de Groningse Kredietbank. De schuldeiser, [schuldeiser], was niet aanwezig en had verzocht om de zitting te verplaatsen, maar heeft geen schriftelijk verweer ingediend of iemand anders gestuurd om hen te vertegenwoordigen.

De rechtbank constateerde dat de schuldeiser niet op de stellingen van de verzoeker had gereageerd, waardoor deze niet weersproken waren. [verzoeker] had eerder een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 1,59% van de vorderingen zou betalen in ruil voor finale kwijting. De meeste schuldeisers stemden in met deze regeling, behalve [schuldeiser], die vond dat het aanbod te laag was. De rechtbank oordeelde dat de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling had kunnen komen, gezien de gunstigere vooruitzichten voor de schuldeiser bij aanvaarding van het akkoord in vergelijking met de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

De rechtbank heeft ook de medische en psychische situatie van [verzoeker] in overweging genomen, die hij ter zitting voldoende had onderbouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord toegewezen en de schuldeiser bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Het subsidiaire verzoek tot toelating tot de WSNP werd als ingetrokken beschouwd, aangezien het primaire verzoek werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
zaaknummer: C/18/247047 / FT RK 25/900

vonnis van 2 oktober 2025

in de zaak van:
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
voorheen vennoot van [bedrijf] C.V., onder KvK-nummer [nummer] ,
hierna te noemen [verzoeker] ,
tegen
[schuldeiser] ,
vertegenwoordigd door Heijkoop & Partners,
[adres] ,
hierna te noemen [schuldeiser] .

PROCESGANG

Op 19 augustus 2025 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).
Het verzoekschrift tot vaststelling van een dwangakkoord is behandeld ter zitting van
18 september 2025. Hierbij zijn verschenen [verzoeker] , bijgestaan door de heer [schuldhulpverlener 1] , mevrouw [schuldhulpverlener 2] en de heer [schuldhulpverlener 3] , allen werkzaam bij de Groningse Kredietbank (hierna: GKB).
De bestuurder van [schuldeiser] heeft bij e-mail van 15 september 2025 de rechtbank verzocht om de zitting te verplaatsen wegens verhindering. De rechtbank heeft [schuldeiser] geantwoord dat de zitting door zou gaan en haar in de gelegenheid gesteld zich ter zitting door iemand anders te laten vertegenwoordigen of een schriftelijk verweer in te dienen.

RECHTSOVERWEGINGEN

De rechtbank constateert dat [schuldeiser] niet ter zitting is verschenen om op de stellingen van [verzoeker] te reageren, zodat eventuele stellingen van [verzoeker] ter terechtzitting ook niet weersproken zijn. De bestuurder van [schuldeiser] heeft weliswaar per e-mail aangegeven te zijn verhinderd, maar er is geen reactie ontvangen op het verzoek van de rechtbank om zich door iemand anders te laten vertegenwoordigen op de zitting of een schriftelijk verweer in te dienen. De rechtbank weegt daarbij mee dat de oproep voor de zitting al op 26 augustus 2025 bij de gemachtigde van [schuldeiser] per aangetekende post is bezorgd en dat uit de bij de e-mail van 15 september 2025 meegestuurde screenshot van de boeking van een vlucht op 18 september niet blijkt op wiens naam de vlucht is geboekt.
[verzoeker] heeft op 16 april 2025 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. Dit akkoord houdt - samengevat - in betaling ineens van 1,59 % op de vorderingen van de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting voor het restant. Hiertoe wordt door de GKB een saneringskrediet van netto € 1.138,44 ter beschikking gesteld.
De hierboven genoemde schuldregeling is door alle schuldeisers behalve [schuldeiser] aanvaard. [schuldeiser] heeft als reden voor het onthouden van haar instemming opgegeven dat ze het voorstel te laag vindt, gezien de achtergrond en de hoogte van de vordering.
De rechtbank stelt voorop dat het een schuldeiser in beginsel vrij staat zijn medewerking aan een door de schuldenaar aangeboden schuldregeling waarbij hij slechts een (beperkt) deel van zijn vordering betaald krijgt en voor het restant afstand moet doen van zijn recht op voldoening te weigeren en dat bij toewijzing van een bevel tot instemming terughoudendheid geboden is. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan er plaats zijn voor een bevel tot instemming waarbij het in beginsel op de weg van de schuldenaar ligt de specifieke feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de onevenredigheid tussen het belang dat de schuldeiser heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
Bij de beoordeling van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid tot weigering kon komen zal allereerst moeten worden gekeken naar de inhoud van het akkoord, vergeleken met de situatie waarin [verzoeker] toegelaten zou worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP), zoals subsidiair verzocht.
Uit de bij de aangeboden schuldregeling gevoegde toelichting blijkt dat wanneer [verzoeker] zou worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, gebaseerd op het huidige inkomen en na aftrek van de kosten, geen uitdeling zal kunnen worden gedaan aan de schuldeisers. [verzoeker] ontvangt op dit moment een Participatiewet uitkering. Vanwege de psychische problematiek en darm-maag problemen van [verzoeker] is er geen uitzicht op inkomen uit betaalde arbeid boven de voor [verzoeker] geldende norm. De verwachting is dat dit niet verandert binnen de looptijd van de schuldregeling.
Nu de vooruitzichten voor [schuldeiser] bij aanvaarding van het akkoord gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan, is het uitgangspunt dat zij op grond van de inhoud van de aangeboden schuldregeling in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen. Immers moet er op grond van deze vooruitzichten van uit worden gegaan dat [schuldeiser] geen belang heeft bij de weigering van de instemming, terwijl de overige schuldeisers wel belang hebben bij aanvaarding van de schuldregeling. Het belang van de overige schuldeisers is, evenals het belang van [schuldeiser] , gelegen in de betere vooruitzichten bij de aanvaarding van de aangeboden schuldregeling dan bij verwerping daarvan. Het belang van [verzoeker] is gelegen in het feit dat hij buiten het wettelijk traject zijn schulden kan regelen, hetgeen in overeenstemming is met hetgeen de wetgever met de gedwongen schuldregeling heeft beoogd.
De rechtbank neemt bij haar beslissing voorts in aanmerking dat [verzoeker] zijn medische en psychische situatie ter zitting voldoende heeft onderbouwd.
Ook voor het overige is de rechtbank niet gebleken van feiten en omstandigheden die, ondanks de voordelige inhoud van het akkoord, tot afwijzing van het verzoek zouden moeten leiden.
Op grond van het vorenstaande zal het verzoek dan ook worden toegewezen. Aangezien het primaire verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord zal worden toegewezen, kan behandeling van het subsidiaire verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling achterwege blijven. De rechtbank beschouwt dit verzoek tot toelating WSNP als zijnde ingetrokken.

BESLISSING

De rechtbank
- beveelt [schuldeiser] in te stemmen met de hierboven genoemde schuldregeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Baarsma, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2025, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.