In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een administratief beroep tegen een verkeersboete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door Verbo Juridisch Advies, had een boete van € 124,00 ontvangen voor het rijden van 12 km per uur boven de toegestane snelheid op een weg buiten de bebouwde kom. De betrokkene stelde dat het administratief beroep ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard door de officier van justitie, omdat er wel degelijk gronden waren ingediend. De kantonrechter oordeelde dat de gemachtigde voldoende bewijs had geleverd dat het beroepschrift tijdig was aangeboden, en dat de officier van justitie de beslissing niet in stand kon houden.
De kantonrechter behandelde ook de stelling van de gemachtigde dat de hoorplicht was geschonden, maar oordeelde dat er geen bewijs was dat de CVOM had ingestemd met de verhinderdata of dat er werkafspraken waren gemaakt. De kantonrechter concludeerde dat de niet-onderbouwde stelling van de betrokkene over een fout bij de radarmeting onvoldoende was om aan de juistheid van de meting te twijfelen. De boete werd niet gematigd, maar de kantonrechter kende wel een proceskostenvergoeding toe aan de betrokkene, omdat hij beroep had moeten instellen om een inhoudelijke beoordeling te verkrijgen. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 45,35.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepsgronden en de noodzaak voor de officier van justitie om zorgvuldig om te gaan met administratieve procedures. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie, maar verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond.