ECLI:NL:RBNNE:2025:4392

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
11387538 BU VERZ 24-2611
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete wegens niet ter inzage afgeven rijbewijs en identiteitsfraude

Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene een boete was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De boete was opgelegd omdat betrokkene niet op eerste vordering zijn rijbewijs ter inzage had afgegeven. Betrokkene stelde dat hij ten tijde van de verkeersovertreding niet in het betrokken voertuig had gereden en dat er sprake was van identiteitsfraude. Hij had verklaringen van collega's overgelegd die bevestigden dat hij op het moment van de overtreding op zijn werk was in een andere plaats. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en na het horen van de argumenten van betrokkene en de vertegenwoordigster van de officier van justitie, geconcludeerd dat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat hij niet de bestuurder was van het voertuig. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de boete vernietigd. De beslissing van de officier van justitie werd ook vernietigd, en betrokkene kreeg het bedrag van de zekerheidstelling terug.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 264520748
zaaknummer: 11387538 BU VERZ 24-2611

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van25 september 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven’, verricht op 26 februari 2024, om 14:53 uur, op de Nieuwstad in Groningen, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 109,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 25 september 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene en de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. Z. Fluitsma.
1.3.
Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gegrond is en zal de boete vernietigen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Betrokkene voert aan dat hij op zijn werk was in [plaats] en dat hij op de pleegdatum niet is staande gehouden. Het voertuig is ook niet van hem en hij heeft nog nooit in een Seat gereden. Hij heeft meerdere verklaringen van collega’s bijgevoegd die aangeven dat hij op kantoor in [plaats] was. Daarnaast heeft hij een afschrift overgelegd van zijn voertuigen die bij de RDW geregistreerd stonden op 7 maart 2024. In aanvullende gronden voert betrokkene aan dat hij meerdere boetes heeft gekregen, waartegen hij bezwaar heeft aangetekend. Ook heeft hij aangifte gedaan van identiteitsfraude bij de politie. Betrokkene stelt dat het hem, na het zien van de foto’s, duidelijk werd dat het ging om zijn broer. Hij voert aan dat hij voor één zaak al bij de rechter is geweest. Hiervoor is hij vrijgesproken. Betrokkene stelt dat het dwangbevel bij de deurwaarder onmiddellijk moet worden teruggeroepen. Op de zitting wijst hij op de foto in het dossier. Hij stelt dat hierop te zien is dat hij het niet is, omdat de persoon op de foto een litteken op zijn hoofd heeft. Betrokkene stelt dat zijn broer de identiteitsfraude ook heeft bevestigd in een Whatsapp gesprek.
4. De vertegenwoordigster stelt op de zitting dat het voertuig waarmee de verkeersovertreding is gepleegd inderdaad niet op naam van betrokkene geregistreerd staat. Bij het beroepschrift in administratief beroep had betrokkene geen bewijsstukken meegestuurd. Op grond van de bewijsstukken die betrokkene in de kantonfase wel heeft aangeleverd, verzoekt de vertegenwoordigster de kantonrechter het beroep gegrond te verklaren.
Overwegingen
5. Betrokkene betwist de verkeersovertreding. In zaken op grond van de Wahv is de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht in beginsel voldoende voor het vaststellen van de verkeersovertreding, tenzij concrete omstandigheden worden aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel.
6. De verbalisanten verklaren dat zij de identiteit van betrokkene hebben vastgesteld door middel van een vergelijking met de foto in het systeem en door het stellen van specifieke controle vragen. Betrokkene voert aan dat sprake is van identiteitsfraude.
6.1.
De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene, op basis van de door hem aangeleverde stukken, aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van de verkeersovertreding niet in het betrokken voertuig heeft gereden. Daarbij is van belang dat de broer van betrokkene de specifieke controlevragen gemakkelijk kon beantwoorden vanwege de familieband. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de verkeersovertreding niet worden vastgesteld. Hij zal het beroep gegrond verklaren.

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
  • vernietigt die inleidende beschikking;
  • bepaalt dat betrokkene het bedrag van de zekerheidstelling terugkrijgt.
Waarvan proces-verbaal,
mr. R. Krikke, griffier mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.