In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opgelegde boete op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong van Adviesbureau Skandara B.V., had een boete ontvangen voor het stilstaan op het trottoir op 31 augustus 2023. De opgelegde boete bedroeg € 119,00. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft het beroep op 10 september 2025 behandeld, waarbij ook de vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. J. Meerdink, aanwezig was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene niet betwist dat hij de gedraging heeft verricht, maar heeft wel argumenten aangedragen ter verklaring. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een schending van de redelijke termijn, aangezien er meer dan twee jaar verstreken was tussen het moment waarop betrokkene een boete kon verwachten en de uitspraak. Hierdoor heeft de kantonrechter de boete gematigd tot € 91,50 en de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn vastgesteld op € 56,69. De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt een belangrijke overweging voor de behandeling van soortgelijke zaken in de toekomst.