ECLI:NL:RBNNE:2025:4578

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
C/17/200591 / KG ZA 25-105
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van artikel 305 lid 2 Faillissementswet in huurgeschil met WSNP-bewindvoerder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder die in een WSNP-traject zit. De verhuurder had de huurovereenkomst opgezegd op grond van artikel 39 van de Faillissementswet (Fw) omdat de huurder, [gedaagde sub 2], de huur niet op tijd had betaald. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verhuurder de bescherming die artikel 305 lid 2 Fw biedt aan de huurder niet kon omzeilen door de huur op te zeggen op basis van artikel 39 Fw. Dit zou in strijd zijn met de strekking van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De voorzieningenrechter concludeerde dat de huurovereenkomst niet was geëindigd en dat de huurder recht had op bescherming onder de WSNP, ondanks de eerdere betalingsproblemen. De vordering van de verhuurder tot ontruiming van de woning werd afgewezen, en de verhuurder werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De uitspraak benadrukt de bescherming die de wet biedt aan huurders in een WSNP-situatie en de noodzaak voor verhuurders om zich aan deze regels te houden.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/200591 / KG ZA 25-105
Vonnis in kort geding van 10 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L. Kesting,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

in haar hoedanigheid van WSNP-bewindvoerder van [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
advocaat: mr. J. Veninga,
en
3.
[gedaagde sub 3],
in zijn hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [gedaagde sub 2] ,
te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 3] ,
advocaat: mr. J. Veninga,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het exploot van oproeping van [gedaagde sub 1] ,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] ,
- de mondelinge behandeling van 27 augustus 2025, waar [gedaagde sub 3] vrijwillig namens [gedaagde sub 2] is verschenen en waarmee [eiser] heeft ingestemd,
- de pleitnota van [eiser] .

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] huurt van [eiser] een woning in [vestigingsplaats] . [gedaagde sub 2] woont daar samen met zijn minderjarige zoon. Met het sluiten van de huurovereenkomst kwam voor [gedaagde sub 2] een einde aan een zwervend bestaan en kreeg hij een vastere basis. Wel bleven er financiële problemen.
2.2.
Op 18 februari 2025 is [gedaagde sub 2] in staat van faillissement verklaard.
2.3.
Bij brief van 20 februari 2025 heeft [eiser] aan [gedaagde sub 2] geschreven:
“(…)
Hierbij delen wij u mede dat wij, op grond van artikel 39 Fw, de huurovereenkomst zullen opzeggen per 20-05-2025. Dit is met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden. De reden van de opzegging van de huur is dat u stelselmatig de huur niet op tijd betaalt. (…).”
2.4.
Op 5 maart 2025 heeft [gedaagde sub 2] een verzoekschrift ingediend strekkende tot omzetting van het faillissement in een wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: WSNP).
2.5.
Bij beschikking van 18 maart 2025 is [gedaagde sub 3] benoemd tot bewindvoerder over de goederen en gelden van [gedaagde sub 2] .
2.6.
[eiser] heeft [gedaagde sub 2] per e-mail van 28 mei 2025 gesommeerd om de voor- en eindinspectie van de woning in te plannen en tijdens de eindinspectie de sleutels in te leveren. [gedaagde sub 2] heeft de woning tot op heden niet ontruimd.
2.7.
De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft het verzoek van [gedaagde sub 2] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, waarna [gedaagde sub 2] hoger beroep heeft ingesteld. Bij arrest van 10 juli 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [gedaagde sub 2] alsnog toegelaten tot de WSNP, waarbij [gedaagde sub 1] is aangesteld als WSNP-bewindvoerder. Het Gerechtshof heeft onder meer geoordeeld:
“3.22 (…) Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de financiële situatie van [gedaagde sub 2]
op dit moment stabiel is. Als gevolg van zijn analfabetisme heeft [gedaagde sub 2] moeite om zijn weg te vinden in een maatschappij die voornamelijk is geënt op geschreven tekst. [gedaagde sub 2] heeft nooit overzicht gehad over zijn financiële situatie en had geen weet van de hoogte van zijn schulden. [gedaagde sub 2] heeft inmiddels hulp van verschillende instanties die hem ondersteunen op financieel gebied. (…)
(…)
3.23
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde sub 2] een proactieve en saneringsgezinde houding toont. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat [gedaagde sub 2] wekelijks leefgeld ontvangt en dat hij zich schikt naar het beschikbare budget. Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] meerdere keren per week telefonisch contact met de beschermingsbewindvoerder en houdt hij zich aan de afspraken met de hulpverlenende instanties. [gedaagde sub 2] heeft aangetoond dat hij zich heeft ingespannen om zijn leven financieel op de rit te krijgen. De curator, de beschermingsbewindvoerder en de schuldhulpverlener verklaren dat zij allen een bestendige gedragsverandering hebben gezien en steunen [gedaagde sub 2] in zijn verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
(..).”
2.8.
[gedaagde sub 1] heeft [eiser] per e-mail van 23 juli 2025 op de hoogte gebracht van de toelating van [gedaagde sub 2] tot de WSNP en [eiser] verzocht om de onderhavige kort gedingprocedure door te halen gelet op het bepaalde in artikel 305 lid 2 Faillissementswet (hierna: Fw).
2.9.
De advocaat van [eiser] , mr. L. Kesting, heeft in reactie daarop aangegeven dat de onderhavige situatie niet onder het bereik van artikel 305 Fw valt.
2.10.
In een e-mail van 20 augustus 2025 heeft [gedaagde sub 3] aan mr. J. Veninga geschreven dat de huur tijdig en volledig wordt voldaan. Daarnaast is er een inhaalslag gemaakt in de huurbetaling, waardoor de huur iedere 28e van de maand vooruitbetaald kan worden. [gedaagde sub 3] heeft de betalingsbewijzen als bijlage bij de e-mail gevoegd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van [gedaagde sub 2] :
I. [gedaagde sub 2] te veroordelen de woning aan [adres] binnen 8 dagen na betekening van het vonnis (althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn), in goede staat, vrij van gebruik en gebruiksrechten van al de zijnen en diegenen die zich daar vanwege hem bevinden, behoorlijk schoongemaakt en leeg ontruimd op te leveren en nadien ontruimd te houden, onder afgifte van sleutels aan [eiser] ;
II. [gedaagde sub 2] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van [eiser] en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien [gedaagde sub 2] niet binnen veertien dagen aan de veroordeling voldoet;
ten aanzien van de curator [de voorzieningenrechter leest: WSNP-bewindvoerder]:
III. de WSNP-bewindvoerder te veroordelen om de ontruiming van het gehuurde te gehengen en gedogen en daaraan haar medewerking te verlenen.
3.2.
[gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 1] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
De voorzieningenrechter stelt in de eerste plaats vast dat [gedaagde sub 3] vrijwillig is verschenen in de onderhavige procedure en daarmee de tegen [gedaagde sub 2] ingestelde vorderingen in zijn hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder heeft overgenomen. [gedaagde sub 3] zal daarom worden aangemerkt als procespartij, zoals weergegeven in de kop van het vonnis. [eiser] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de tegen [gedaagde sub 2] zelf ingestelde vorderingen. Het bewind strekt zich uit over de huurovereenkomst die [eiser] met [gedaagde sub 2] heeft gesloten en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen van [gedaagde sub 2] .
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de huurovereenkomst op 20 mei 2025 is geëindigd op grond van artikel 39 Fw met als gevolg dat [gedaagde sub 2] zonder recht of titel in de woning verblijft of dat artikel 305 lid 2 Fw in gegeven omstandigheden analoog moet worden toegepast.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat artikel 305 lid 2 Fw analoog moet worden toegepast op [gedaagde sub 2] en zal hierna uitleggen waarom.
4.4.
Artikel 39 Fw bepaalt onder meer dat de verhuurder de huur met inachtneming van een opzegtermijn tussentijds kan opzeggen indien de gefailleerde huurder is. Artikel 305
lid 2 Fw bepaalt dat een tekortkoming door de schuldenaar in de nakoming van een financiële verplichting, voortvloeiend uit de huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte, welke tekortkoming plaatsvond vóór de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, geen grond oplevert voor opzegging of ontbinding van de huurovereenkomst. Ook bepaalt lid 2 dat in geval vóór de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling een ontruimingsvonnis is uitgesproken wegens een tekortkoming in de nakoming van een financiële verplichting, de tenuitvoerlegging van dat vonnis wordt opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling, mits de lopende huurpenningen tijdig worden voldaan. De huurovereenkomst wordt voor de duur van de schuldsaneringsregeling verlengd.
4.5.
In de brief van [eiser] van 20 februari 2025 staat dat de reden van de opzegging van de huur op grond van artikel 39 Fw is dat [gedaagde sub 2] de huur stelselmatig niet op tijd betaalt. Oftewel, de reden voor de opzegging van de huur is een tekortkoming in de nakoming van een financiële verplichting voortvloeiend uit de huurovereenkomst, zoals hiervoor weergegeven in artikel 305 Fw. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om artikel 305 lid 2 Fw in de gegeven omstandigheden analoog toe te passen. Immers, indien er voorafgaand aan de toelating tot de WSNP een ontruimingsvonnis was gewezen in verband met het stelselmatig niet op tijd betalen van de huur, zou de tenuitvoerlegging van dat vonnis gedurende de looptijd van de WSNP zijn geschorst en zou de huurovereenkomst zijn verlengd. De voorzieningenrechter ziet voorshands geen aanleiding om aan te nemen dat de wetgever onderscheid heeft willen maken tussen personen die in de WSNP komen zonder een voorafgaand faillissement en personen die in de WSNP komen na een voorafgaand faillissement, zoals bij [gedaagde sub 2] is het geval is. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de reden voor de opzegging op grond van artikel 39 Fw het niet op tijd betalen van de huur is. Op grond van artikel 305 lid 2 Fw levert het niet op tijd betalen van de huur geen grond op voor opzegging. [eiser] kan de bescherming die artikel 305 Fw [gedaagde sub 2] biedt niet omzeilen via een opzegging op grond van artikel 39 Fw. Dat zou in strijd zijn met de strekking van de WSNP. Het feit dat [eiser] [gedaagde sub 2] al vele herkansingen heeft gegeven, zoals betoogd tijdens de mondelinge behandeling, maakt het vorenstaande niet anders. Uit het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2025 kan worden afgeleid dat [gedaagde sub 2] zich heeft ingespannen om zijn leven financieel op de rit te krijgen. [gedaagde sub 2] toont een proactieve en saneringsgezinde houding. Zowel de curator als de beschermingsbewindvoerder en de schuldhulpverlener hebben verklaard dat zij een bestendigde gedragsverandering hebben gezien bij [gedaagde sub 2] . Gelet daarop en op het feit dat de huur op tijd wordt betaald, zal de door [eiser] gevorderde ontruiming van het gehuurde worden afgewezen.
4.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling niet ingestemd met een proceskostenveroordeling conform het tarief bij de kantonrechter, zodat de proceskosten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] worden begroot op:
[gedaagde sub 1] :
- griffierecht € 331,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 509,00
[gedaagde sub 3] :
- griffierecht
90,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.375,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen [gedaagde sub 2] ,
5.2.
wijst de overige vorderingen van [eiser] af,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde sub 1] van € 509,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde sub 3] van € 1.375,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.
698/ah