In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder die in een WSNP-traject zit. De verhuurder had de huurovereenkomst opgezegd op grond van artikel 39 van de Faillissementswet (Fw) omdat de huurder, [gedaagde sub 2], de huur niet op tijd had betaald. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verhuurder de bescherming die artikel 305 lid 2 Fw biedt aan de huurder niet kon omzeilen door de huur op te zeggen op basis van artikel 39 Fw. Dit zou in strijd zijn met de strekking van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De voorzieningenrechter concludeerde dat de huurovereenkomst niet was geëindigd en dat de huurder recht had op bescherming onder de WSNP, ondanks de eerdere betalingsproblemen. De vordering van de verhuurder tot ontruiming van de woning werd afgewezen, en de verhuurder werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De uitspraak benadrukt de bescherming die de wet biedt aan huurders in een WSNP-situatie en de noodzaak voor verhuurders om zich aan deze regels te houden.