ECLI:NL:RBNNE:2025:4609

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
LEE 25/4141
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder bestuursdwang en verlenging begunstigingstermijn

Op 10 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, die in bezwaar ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Het Hogeland. Het verzoek betreft een last onder bestuursdwang die aan de verzoeker was opgelegd, waarbij hij de opdracht kreeg om het groen langs zijn perceel en de overhangende bomen te snoeien. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college niet tijdig de benodigde stukken heeft ingediend, wat de zorgvuldige beoordeling van het verzoek in de weg staat. Desondanks heeft de voorzieningenrechter besloten om de begunstigingstermijn te verlengen, omdat er geen zwaarwegende belangen zijn die zich daartegen verzetten. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de verzoeker, die zijn vertegenwoordigd door mr. D.J. Meijer. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de beslissing in het kader van de voorlopige voorziening is genomen en dat de zaak verder zal worden behandeld zodra de benodigde stukken zijn ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/4141

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 november 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D.J. Meijer)
en

het college van burgemeester en wethouders van Het Hogeland.

Inleiding

1. In deze uitspraak treft de voorzieningenrechter een ordemaatregel naar aanleiding van het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Dat verzoek gaat over het besluit op bezwaar van 16 oktober 2025. Bij besluit op bezwaar van 30 oktober 2025 is eerstgenoemd besluit herzien voor wat betreft de lengte van de begunstigingstermijn.
2. Aan [verzoeker] is de last onder bestuursdwang opgelegd die inhoudt dat hij tot vier weken na dagtekening van de brief van 17 oktober 2025 [de voorzieningenrechter begrijpt: het besluit op bezwaar van 16 oktober 2025, waarop een stempel met de tekst “verzonden 17 okt 2025” is aangebracht] de tijd krijgt om het groen langs zijn perceel en de overhangende bomen te snoeien of te laten snoeien. [1] Aan [verzoeker] is medegedeeld dat de haag teruggesnoeid zal moeten worden zodat er een minimale doorgang ontstaat van 4,5 meter. De doorrijhoogte dient minimaal 4 meter te zijn. Na 17 november 2025 zal worden gecontroleerd of [verzoeker] heeft voldaan aan de last. Als dat niet het geval is, is aangezegd dat de gemeente het overhangend groen zal snoeien en dat de kosten daarvan voor rekening van [verzoeker] zullen zijn, aldus het college.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

4. Bij brief gedateerd 27 oktober 2025 is het college verzocht om de stukken in te dienen die betrekking hebben op deze zaak. De termijn die daarvoor in die brief is opgenomen is verstreken op 30 oktober 2025, 16:00 uur.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college de stukken die betrekking hebben op deze zaak niet heeft ingediend. Dit staat in de weg aan een zorgvuldige inhoudelijke beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoeker] .
6. Nadat genoemde stukken alsnog zijn ingediend door het college, zal de voorzieningenrechter partijen alsnog zo spoedig mogelijk uitnodigen om op een in die uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen, tenzij uit die stukken blijkt dat er aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Niet is gebleken van zwaarwegende belangen die zich tegen een verlenging van de begunstigingstermijn verzetten. Daarom zal de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening treffen dat de begunstigingstermijn neergelegd in het besluit op bezwaar van 30 oktober 2025 wordt verlengd totdat is beoordeeld of de bij deze uitspraak te treffen voorlopige voorziening moet worden opgeheven of moet worden gewijzigd. [2]
8. Omdat een voorlopige voorziening zal worden getroffen en omdat het college de begunstigingstermijn heeft gewijzigd bij herzien besluit op bezwaar van 30 oktober 2025, moet het college het griffierecht aan [verzoeker] vergoeden.
9. Om die redenen is er ook aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van de door mr. D.J. Meijer beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De forfaitaire proceskosten zijn op dit moment € 907,– (1 punt voor het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,– en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening vermeld in rechtsoverweging 7;
  • draagt het college op het griffierecht van € 194,– aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt het college tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,–, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.. Het perceel kadastraal bekend gemeente [kadastrale gemeente] , sectie [sectie] , nr. [nummer] .
2.. Artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht.