ECLI:NL:RBNNE:2025:4615

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
c/18/249193 / JE RK 25-581
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdzorg voor alleenstaande minderjarige asielzoeker met ernstige gedragsproblemen

In deze zaak verzoekt Nidos om een machtiging voor de plaatsing van een alleenstaande minderjarige asielzoeker, [naam kind], in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen op 10 november 2025. De minderjarige, geboren in 2010 in Syrië, heeft een problematische achtergrond en is betrokken geweest bij meerdere incidenten, waaronder geweld en diefstal. Nidos stelt dat de plaatsing noodzakelijk is om de minderjarige te beschermen en hem te helpen bij zijn ontwikkeling. Echter, de kinderrechter oordeelt dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie niet noodzakelijk en geschikt zijn. De kinderrechter benadrukt dat de gesloten jeugdzorg niet bedoeld is om de samenleving te beschermen, maar om kwetsbare jongeren te ondersteunen. De belangen van andere minderjarigen in de accommodatie moeten ook worden meegewogen. De kinderrechter concludeert dat het verzoek van Nidos niet voldoet aan de wettelijke eisen en wijst het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummer: C/18/249193 / JE RK 25-581
Datum uitspraak: 10 november 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Nidos, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen “Nidos”,
over
[naam kind],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [naam kind] ,
advocaat: mr. G.I.T. Spaan, kantoorhoudende te Groningen.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam moeder],
wonende op een onbekend adres,
hierna te noemen “de moeder”,
[naam vader],
wonende op een onbekend adres,
hierna te noemen “de vader”,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Deze procedure is ingeleid met het verzoekschrift van Nidos van 15 oktober 2025, dat de rechtbank diezelfde dag heeft ontvangen. Daarin verzoekt Nidos om een machtiging tot plaatsing van [naam kind] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden.
1.2.
Op 4 november 2025 heeft de kinderrechter het verzoek mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met [naam kind] , bijgestaan door zijn advocaat, en met [naam vertegenwoordiger] , die Nidos vertegenwoordigt. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter ook afzonderlijk met [naam kind] en zijn advocaat gesproken.
1.3.
Tenslotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten, die blijken uit de onweersproken inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
2.2.
[naam kind] is vijftien jaar en is geboren in Syrië. Hij is op jonge leeftijd met zijn ouders naar Turkije vertrokken en later weer teruggekeerd naar Syrië. Hij heeft in deze landen (vrijwel) geen onderwijs gehad.
2.3.
Op 17 juli 2024 heeft [naam kind] zich als alleenstaande minderjarige asielzoeker in Ter Apel gemeld. [naam kind] ouders verblijven in Syrië.
2.4.
Nidos is belast met de tijdelijke voogdij over [naam kind] .
2.5.
Na aankomst in Nederland is [naam kind] geplaatst in een tijdelijke opvang van Nidos voor minderjarigen in Ter Apel. [naam kind] heeft een actieve rol gespeeld bij meerdere incidenten die zich daar hebben voorgedaan. Op enig moment is de onrust zodanig geworden dat alle jongeren zijn uitgeplaatst en [naam kind] is overgeplaatst naar een andere opvanglocatie in Ter Apel. [naam kind] was hier ook weer betrokken bij opstootjes en vechtpartijen.
2.6.
Er is toen opnieuw gekeken naar een andere opvanglocatie. Opvang binnen het COA voor 13/14- jarigen werd daarbij niet geschikt gevonden omdat werd gevreesd voor de negatieve invloed van [naam kind] op de andere jongeren.
2.7.
Op 22 augustus 2024 is [naam kind] overgeplaatst naar een opvanglocatie in Den Haag. Er zijn daar meteen zorgen over hem ontstaan: hij ging niet naar school, had slechte zelfzorg en zijn weekgeld was binnen een dag op. Hij trok volledig zijn eigen plan en was weinig op de locatie. Hij dreigde ook de opvanglocatie in brand te steken als het COA en Nidos contact zouden blijven onderhouden met zijn familie. Er werden ook gereedschappen gevonden in zijn kamer waarvan men vermoedde dat die voor onrechtmatige doeleinden waren bestemd. Er is een veiligheidsplan opgesteld, maar [naam kind] wilde niet meewerken. [naam kind] is meermalen met de politie in aanraking gekomen in verband met diefstal.
2.8.
In deze periode hebben veel gesprekken plaatsgevonden tussen onder andere de voogd, de mentor en de gedragswetenschapper van het COA en Nidos over verschillende interventies, zoals de inzet van jeugdhulp. In februari 2025 is een ambulante jongerencoach ingezet in de hoop dat [naam kind] op deze manier ervan zou kunnen worden overtuigd de hulp van het COA en Nidos te accepteren. [naam kind] ging in deze periode af en toe naar school.
2.9.
Er is gerapporteerd dat er in april 2025 een incident heeft plaatsgevonden waarbij [naam kind] fysiek geweld heeft gebruikt tegen een medewerker van het COA, met een mes. In verband met de ontstane situatie is [naam kind] voor zijn eigen veiligheid en die van de COA medewerkers op 9 april 2025 overgeplaatst naar een COA locatie in Groningen.
2.10.
Direct na aankomst op die locatie is [naam kind] vertrokken en circa tien dagen weggebleven. Er is wel telefonisch contact met hem geweest. Tijdens zijn verblijf ontstonden opnieuw onrust en incidenten rondom [naam kind] . Een extra zorg was dat men misbruik van medicatie (vermoedelijk Lyrica) constateerde. Er is gerapporteerd dat [naam kind] met een mes heeft uitgehaald naar een medewerker, waarbij de medewerker net op tijd kon weg springen en dat [naam kind] toen op een “time out” is gestuurd, maar dat meteen na terugkomst sprake was van forse fysieke agressie richting een medebewoner. De beslissing is genomen om [naam kind] over te plaatsen naar de zorginstelling Zorg en Sterk in Utrecht. Dit is gebeurd omdat de kans op herhaling groot werd gevonden.
2.11.
Bij Zorg en Sterk werd problematisch gedrag gezien: [naam kind] kwam niet uit bed, hield zich niet aan de huisregels, was respectloos, dwingend, boos, schreeuwend en dreigde met vernielingen. Hij was vaak afwezig op de locatie en er zijn meerdere meldingen van fysiek en verbaal agressief gedrag geweest. In juli 2025 is het zo uit de hand gelopen dat de politie meermalen moest worden ingeschakeld. In augustus 2025 werd in de situatie rondom [naam kind] reden gezien om alle jongeren per direct uit te plaatsen. Bij die uitplaatsing was [naam kind] sterk in verzet en overstuur. Hij heeft tot driemaal toe geprobeerd uit een raam op drie hoog te springen. De politie heeft hem naar een zorginstelling in Rotterdam gebracht. In deze situatie heeft [naam kind] de voogd bedreigd door met zijn vinger langs zijn keel te gaan en heeft hij geprobeerd haar auto binnen te dringen.
2.12.
In de betreffende instelling verbleef ook een medebewoner van Zorg en Sterk, een (voormalige) vriend van [naam kind] . Tussen hen is een ruzie ontstaan. Er is gerapporteerd dat het erop leek dat die ruzie was uitgesproken, maar dat toen de medebewoner op de bank zat te gamen, [naam kind] een mes uit de keuken heeft gehaald en de medebewoner in de hals heeft gestoken. [naam kind] is meegenomen door de politie.
2.13.
[naam kind] bevindt zich momenteel in voorlopige hechtenis in de Justitiële Jeugdinrichting in Veenhuizen.

3.Het verzoek van Nidos

3.1.
Nidos verzoekt de kinderrechter om een machtiging waarmee [naam kind] voor de duur van zes maanden in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp kan worden geplaatst.
3.2.
In het verzoekschrift legt Nidos het volgende aan dit verzoek ten grondslag gelegd:
“ [naam kind] verblijft momenteel in de JJI in Veenhuizen voor het neersteken van een medebewoner met een mes. [naam kind] legt ook hierin de schuld buiten zichzelf en lijkt zich de impact en de gevolgen van zijn daad niet te beseffen. Er zijn signalen dat [naam kind] vanuit de JJI zijn slachtoffer nog steeds bedreigt en ook in de JJI hebben een aantal incidenten plaatsgevonden. Tevens heeft [naam kind] weinig respect voor autoriteit. Er zijn dan ook grote zorgen dat [naam kind] bij vrijlating een bedreiging is voor zijn leefomgeving en voor zichzelf. Door de betrokken professionals wordt de kans op herhaling van soortgelijke incidenten groot geacht. Daarom doen wij een verzoek tot plaatsing in de jeugdzorgplus, zodat [naam kind] binnen deze setting kan werken aan de volgende doelen:
- Werken aan een adequaat dag-en nachtritme;
- Het aanleren van copingsvaardigheden, zodat [naam kind] situaties niet met verbaal of fysiek geweld hoeft op te lossen;
- [naam kind] leert hulp te accepteren en kan op die manier gepaste hulpverlening krijgen zoals bijvoorbeeld traumatherapie en emotie-regulatietherapie;
- [naam kind] wordt onttrokken aan zijn negatieve sociale netwerk en leert om zich weerbaar op te stellen tegen dit negatieve sociale netwerk.
Daarnaast kan in de gesloten setting een persoonlijkheidsonderzoek worden gedaan, zoals die waarschijnlijk vanuit het strafrecht zal worden geadviseerd. Er dient duidelijkheid te komen in hoeverre het gedrag van [naam kind] is ontstaan vanuit de gebeurtenissen uit het verleden of dat er sprake is van specifiek kindgerelateerde problematiek.
Nidos verzoekt om de machtiging gesloten af te geven voor de duur van 6 maanden, omdat deze periode minimaal nodig is om een positieve verandering teweeg te brengen bij [naam kind] . Doordat [naam kind] bij zijn vorige plaatsingen weinig tot niet op locatie is geweest, is er geen tijd en mogelijkheid geweest om een contact op te bouwen, waardoor er geen mogelijkheid kwam om behandeling in te zetten. De termijn van 6 maanden is nodig om de stabiliteit/continuïteit voor het opbouwen van contact om hem zover te krijgen behandeling te accepteren en de meerwaarde hiervan in te zien.
Daarnaast is Nidos van mening dat [naam kind] meteen vanuit de JJI in Veenhuizen geplaatst moet worden in een gesloten setting om de behandeling meteen te kunnen starten. Dit om te voorkomen dat hij in de tussentijd weer in aanraking komt met het negatieve sociale netwerk.”

4.Het gesprek met [naam kind]

4.1.
De kinderrechter heeft met [naam kind] gesproken met zijn advocaat en een tolk erbij. In het gesprek vertelde [naam kind] , samengevat weergegeven, het volgende.
4.2.
Het is moeilijk om in de gevangenis te verblijven. Ik heb fouten gemaakt waar ik over na heb gedacht. Ik heb van mijn fouten geleerd en ik zal deze nooit meer maken. Ik hoop dat de fouten kunnen worden vergeten. Ik vind dat minderjarigen sowieso niet in de gevangenis thuishoren. Ik wil vrij zijn. Ik verlang ook naar iemand die zich over mij ontfermt. Ik ben alleen vertrokken uit Syrië met als doel een beter leven te vinden. Ik mis nu mijn ouders erg. De diefstallen heb ik gepleegd in het AZC omdat ik vond dat mijn weekgeld van € 70,- te weinig was om kleren van te kunnen kopen. Ik heb veel ellende gezien in Syrië en ook onderweg naar Nederland. Ik ben door Bulgarije getrokken en heb de tocht deels lopend afgelegd. Ik ga in de gevangenis nu vijf dagen per week naar school. Ik ben een gesloten persoon: als er aan mij geen vragen worden gesteld zeg ik ook niks.
4.3.
De advocaat van [naam kind] heeft erop gewezen dat [naam kind] veel heeft meegemaakt en dat er waarschijnlijk sprake is van een trauma. Het is volgens haar op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) noodzakelijk dat [naam kind] in de gesloten jeugdzorg wordt geplaatst. De huidige situatie leidt tot detentieschade bij [naam kind] . [naam kind] heeft zorg en behandeling nodig.

5.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1.
Omdat [naam kind] de Syrische nationaliteit heeft, heeft deze zaak een internationaal
karakter en moet, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld, ambtshalve worden getoetst of de Nederlandse rechter wel bevoegd is om de zaak te behandelen en te beslissen en, zo ja, welk recht dan van toepassing is. Omdat [naam kind] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 7 lid 1 Brussel II-ter. Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is, gelet hierop, Nederlands recht van toepassing.
5.2.
De kinderrechter is daarnaast relatief bevoegd om de zaak te behandelen en te beslissen. De kinderrechter begrijpt dat Nidos het verzoekschrift bij de Rechtbank Noord-Nederland (RNN) heeft ingediend omdat [naam kind] volgens het Brp woonachtig is in Groningen. De advocaat heeft gewezen op de mogelijke bevoegdheid van de Rechtbank Midden-Nederland, voortbouwend op de vestigingsplaats van Nidos (Utrecht), maar zij heeft geen bezwaar gemaakt tegen de behandeling van de zaak bij de RNN. Daarnaast kan worden vastgesteld dat het vanuit het gezichtspunt van kindvriendelijke rechtspraak wenselijk is dat de behandeling van de zaak bij de kinderrechter van de RNN plaatsvindt.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Artikel 6.1.2 van de Jeugdwet is leidend bij de beoordeling. Het eerste en tweede lid van deze bepaling luiden:
De kinderrechter kan op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Een machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter:
jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.4.
De beoordeling vindt plaats in het bredere kader van grond-, mensen- en kinderrechten zoals die rechten zijn neergelegd in onder andere de Grondwet, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het al genoemde IVRK.
5.5.
Het verzoek van Nidos voldoet niet aan de eisen. Dit is vanwege het volgende.
5.6.
Het is duidelijk dat bij [naam kind] sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid belemmeren. Ook onttrekt [naam kind] zich met zijn agressieve houding en zijn weglopen aan de jeugdhulp die hem zou kunnen helpen. Of hij daar door anderen aan wordt onttrokken is niet helemaal duidelijk geworden, maar dat mag redelijkerwijs ook wel worden aangenomen.
5.7.
Echter, niet gezegd kan worden dat opneming en verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt zijn om dit te probleem adresseren.
5.8.
Nidos wil dat wordt bereikt dat [naam kind] dag- en nachtritme wordt hersteld en, kort gezegd, dat hem ook anderszins ander gedrag wordt aangeleerd. De behoefte aan een machtiging wordt echter ook nadrukkelijk ingegeven door het feit dat men [naam kind] leefomgeving tegen hem wil beschermen. Dat de behoefte bestaat om de omgeving te beschermen heeft een goede reden. In de korte tijd dat [naam kind] in Nederland verblijft, is hij betrokken geweest bij een doorlopende serie incidenten met schadelijke gevolgen voor medewerkers van het COA, Nidos en medebewoners van de opvanglocaties. [naam kind] bleek vanwege zijn agressieve gedrag op verschillende locaties onderhoudbaar, wat heeft geleid tot steeds weer een nieuwe plaatsing elders voor de veiligheid van de omgeving en [naam kind] eigen veiligheid. Het is ook door toedoen van [naam kind] geweest dat meermalen alle of meerdere leden van groepen uitgeplaatst moesten worden. Inmiddels is de situatie zover geëscaleerd dat [naam kind] in voorlopige hechtenis is genomen. De voorlopige hechtenis is, aldus Nidos tijdens de mondelinge behandeling, gegrond op de verdenking van poging tot doodslag, vijf gevallen van diefstal en een incident met een mes. De poging tot doodslag heeft betrekking op de verdenking van het gebruik van geweld jegens een medebewoner van [naam kind] van één van de opvanglocaties.
5.9.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat een accommodatie voor gesloten jeugdzorg er niet voor is bedoeld om de samenleving of leefomgeving te beschermen. Dat is een doel dat door het strafrecht wordt gediend of eventueel door de Wet verplichte ggz.
5.10.
Daarnaast mag niet worden vergeten dat in een gesloten accommodatie jongeren verblijven die kampen met zware persoonlijke problematiek en die daardoor kwetsbaar zijn. Hen wordt hier de structuur en begeleiding gegeven om aan hun ontwikkeling te werken. De keuze om een jongere gesloten te plaatsen wordt gemaakt nadat alle andere jeugdhulpverlening is gestagneerd. Het is vaak een laatste optie om de ontwikkeling naar volwassenheid bij te sturen. Deze jongeren hebben er recht op dat dit gebeurd in een voldoende veilige omgeving. Ook hun ouders en voogden moeten vertrouwen kunnen hebben in de veiligheid van de setting. Plaatsing van [naam kind] in een gesloten accommodatie zou betekenen dat deze jongeren zouden worden geconfronteerd met een jongen waar, ook volgens Nidos, een zeer grote mate van risico vanuit gaat. Dat risico heeft zich al meermalen gemanifesteerd en zelfs in de beveiligde omgeving van de detentie, zo heeft Nidos ook verteld, is er veel onrust om [naam kind] heen. Dit risico op inbreuken op de grond- en mensenrechten van medewerkers en andere jongeren in de gesloten accommodatie klemt te meer omdat ook via het strafrecht kan worden ingezet op gedragsmatige correcties, via behandeling of anderszins. Het strafrecht is in dit geval misschien zelfs wel veel effectiever.
5.8.
In het verlengde hiervan kan het beroep van de advocaat van [naam kind] op artikel 3 IVRK niet slagen. Artikel 3 IVRK bepaalt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Het pleidooi van de advocaat dat toepassing van artikel 3 IVRK noopt tot toewijzing van het verzoek miskent dat artikel 3 IVRK ook geldt voor de andere minderjarigen in de accommodatie. Hun belangen doen niet onder voor die van [naam kind] . De in dit verband door de advocaat ingenomen stelling dat sprake is van “detentieschade” bij [naam kind] is ook niet onderbouwd. Feit is dat [naam kind] vrij wil zijn. Feit is echter ook dat het afgelopen jaar is gebleken dat hij niet met vrijheid kan omgaan. Sterker nog, voor de eerste keer in zijn leven gaat [naam kind] nu vijf dagen per week naar school, iets dat nadrukkelijk in zijn belang is.
5.11.
De conclusie is daarmee dat het verzoek van Nidos wordt afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Dijkstra, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025, in aanwezigheid van mr. R. Oostra als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.