ECLI:NL:RBNNE:2025:4620

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
18-730348-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van veroordeelde met psychische stoornissen en middelengebruik

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die onder terbeschikkingstelling (tbs) staat. De rechtbank heeft de tbs, die oorspronkelijk was opgelegd bij vonnis van 30 augustus 2018, verlengd met één jaar. De verlenging is gebaseerd op het advies van de instelling waar de veroordeelde wordt verpleegd, waarin wordt gesteld dat de veroordeelde lijdt aan een chronisch psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Ondanks enige stabiliteit tijdens zijn verblijf in de instelling, zijn er zorgen over zijn terugval in middelengebruik en zijn beperkte zelfredzaamheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde nog niet de stabiliteit heeft bereikt om in een minder gestructureerde omgeving te functioneren. De officier van justitie had op 24 september 2025 gevorderd om de tbs te verlengen, wat door de rechtbank is toegewezen. De raadsman van de veroordeelde had verzocht om aanhouding van de behandeling om de mogelijkheden van een zorgmachtiging te onderzoeken, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen vereist dat de tbs wordt verlengd, en dat de veroordeelde moet laten zien dat hij kan omgaan met meer vrijheden voordat er naar een zorgmachtiging kan worden gekeken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer: 18-730348-17
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 4 november 2025 in de rechtbank Noord-
Nederland
in de zaak tegen de veroordeelde:

[veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
hierna aangeduid als: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 24 september 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling (hierna: de tbs) van veroordeelde zal verlengen met één jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2025, waarbij aanwezig waren veroordeelde en diens raadsman mr. N.A. Heidanus, de officier van justitie en dhr. [regiebehandelaar] , regiebehandelaar bij [instelling] .
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van 12 september 2025 van het behandelteam van de instelling waar veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 30 augustus 2018 heeft deze rechtbank veroordeelde wegens poging tot doodslag ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 9 november 2018 en laatstelijk op 12 november 2024 verlengd met één jaar en door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met verbetering van gronden bevestigd op 17 april 2025.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de tbs te verlengen met één jaar. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven zakelijk weergegeven : Veroordeelde lijdt volgens deskundigen aan een chronisch psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie alsmede een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is er sprake van cognitief verval tot een intellectueel functioneren onder zwakbegaafd niveau. Veroordeelde heeft in de periode van september 2022 tot juni 2024 verbleven op de [instelling] . Hij functioneerde daar over het algemeen stabiel en alle urinecontroles waren negatief. Sinds 6 juni 2024 heeft veroordeelde proefverlof en woont hij in forensisch beschermde woonvoorziening [woonvoorziening] . Een week na overplaatsing was er een verergering in psychotische uitspraken, druk gedrag en cannabisgebruik. Veroordeelde kreeg hierop volgend een time-out en heeft twee weken verbleven in het FPC. Daarna had veroordeelde meer zijn draai gevonden, maar hij bleef ondersteuning weigeren op het gebied van financiën en er was sprake van geleidelijke achteruitgang in zijn gezondheid door hartfalen en een gebrekkige zelfzorg. In september 2024 heeft veroordeelde weer een time-out gekregen vanwege een positieve test op XTC- en cannabisgebruik. Op 14 januari 2025 keerde hij terug naar “ [woonvoorziening] ”. Na een second opinion bleken de positieve XTC-scores vals positief te zijn. Van 7 juli tot en met 1 augustus 2025 heeft veroordeelde wederom in het FPC verbleven in verband met een time-out vanwege twee op cannabis geteste positieve urinecontroles. Begin september 2025 verzette veroordeelde zich tegen het op een alternatieve wijze indienen van zijn depotmedicatie. Hij dreigde te stoppen met zijn medicatie en met het opzeggen van de samenwerking. De verwachting van de deskundigen is dat veroordeelde, gezien zijn problematiek, zijn leven lang afhankelijk zal zijn van toezicht, ondersteuning en begeleiding. Zijn probleembesef en -inzicht blijven zeer beperkt, maar hij werkt goed samen. Hoewel veroordeelde geen voorstander is van medicatie, gebruikt hij deze wel. De deskundigen zijn voornemens om het komende jaar de mogelijkheden van een omzetting van de terbeschikkingstelling naar een zorgmachtiging te gaan onderzoeken.
De heer [regiebehandelaar] , regiebehandelaar bij [instelling] , heeft tijdens de terechtzitting van 21 oktober 2025 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt zakelijk weergegeven in: veroordeelde valt steeds terug in het gebruik van cannabis. Het gebruik van cannabis verhoogt het risico
op psychotisch gedrag en is ook niet verstandig, gelet op zijn hartproblemen. Met een time-out wordt dit cannabisgebruik beheerst. De instelling ziet ook dat veroordeelde in toenemende mate achterdochtig wordt en een weigerachtige houding inneemt ten aanzien van zijn medicatie. Veroordeelde heeft nog niet laten zien dat hij zonder dwangkader adequaat kan functioneren. Dit kader is noodzakelijk voor de medicatietoediening en het beheersen van zijn middelengebruik. Veroordeelde moet eerst laten zien dat hij een periode zonder time-out kan functioneren voordat gekeken kan worden naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging. Op dit moment is het risico op achteruitgang bij een zorgmachtiging te hoog.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd in haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met één jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en diens raadsman
De raadsman heeft primair verzocht om aanhouding van de behandeling van de vordering tot verlenging van de tbs voor drie maanden zodat de mogelijkheden van een geruisloze omzetting van de tbs met dwangverpleging naar een zorgmachtiging kunnen worden onderzocht. Subsidiair heeft de raadsman om een aanwijzing in de beslissing gevraagd om de mogelijkheden van voornoemde omzetting te laten onderzoeken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Veroordeelde houdt zich overwegend aan de afspraken en de tbs heeft inmiddels lang genoeg geduurd. Een verlenging is niet noodzakelijk en evenmin doelmatig. Hoewel veroordeelde zich enigszins verzet tegen zijn medicatie, is een dwangkader niet langer vereist; wel is enige drang nodig. Er kan met een minder ingrijpende middel, te weten een zorgmachtiging en een verblijf in een zorginstelling worden volstaan.
Het oordeel van de rechtbank
In het onderliggend vonnis is duidelijk gemotiveerd dat sprake is van een geweldsmisdrijf.
De rechtbank stelt op grond van de overwegingen in het onderliggende vonnis van 30 augustus 2018 vast dat de terbeschikkingstelling niet in duur is beperkt en dus verlengd kan worden.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
De rechtbank heeft in haar verlengingsbeslissing van 12 november 2024 onder meer overwogen dat veroordeelde moet laten zien dat hij leert omgaan met meer vrijheden en zijn stabiliteit kan behouden in een minder gestructureerde omgeving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing met verbetering van de gronden op 17 april 2025 bevestigd.
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor bedoelde stabiliteit nog niet is bereikt. Abstinentie van alcohol lukt veroordeelde goed, maar met het drugsverbod heeft hij het lastig. Dat is in het afgelopen jaar meermaals door hem overtreden waarvoor met een time-out in de kliniek is ingegrepen. Aan de overige voorwaarden die zijn gesteld aan het proefverlof heeft veroordeelde zich gehouden. De rechtbank kan zich vinden in het door de kliniek ingeschatte risicos en neemt de conclusies van de kliniek over. Dat betekent dat deze risicos op dit moment geen aanleiding geven voor het afschalen van het huidige zorgkader en beveiligingsniveau. De rechtbank overweegt dat aannemelijk is dat veroordeelde dan zal stoppen met het
gebruik van zijn medicatie en dat zijn middelengebruik zal toenemen bij een dergelijke versoepeling, wat zal leiden tot een toename in psychotisch gedrag. Het is de rechtbank, alles afwegende, gebleken dat veroordeelde nog niet over de vereiste zelfredzaamheid beschikt om zonder dwangkader naar behoren te kunnen functioneren. De rechtbank zal de duur van de tbs verlengen met één jaar zodat stapsgewijs kan worden toegewerkt naar een minder beveiligde omgeving met meer vrijheden. De rechtbank gaat ervan uit dat de behandelaren dan ook de mogelijkheid zullen onderzoeken of met een zorgmachtiging kan worden volstaan.
De rechtbank ziet, om bovengenoemde redenen, op dit moment geen aanleiding om de mogelijkheden van een omzetting van de tbs naar een zorgmachtiging te laten onderzoeken. De verzoeken van de raadsman worden daarom afgewezen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. J.K. Qiu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 november 2025.