ECLI:NL:RBNNE:2025:4710

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
201833
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 31 oktober 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De William Schrikker Stichting jeugdbescherming & jeugdreclassering, als gecertificeerde instelling, heeft op 15 september 2025 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] niet in staat zijn om de zorg voor haar te dragen zonder voortdurende begeleiding. Tijdens de zitting op 31 oktober 2025 waren de ouders en een jeugdbeschermer aanwezig. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling onderschreven en geconcludeerd dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd. De ouders hebben moeite om aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige] en zijn onvoldoende emotioneel en fysiek beschikbaar. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar voor een kortere periode van twee maanden, tot 14 januari 2026, om de situatie opnieuw te kunnen beoordelen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/201833 / JE RK 25-794
Datum uitspraak: 31 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de William Schrikker Stichting jeugdbescherming & jeugdreclassering,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
over
[naam], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[naam],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 15 september 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam] , jeugdbeschermer, namens de GI.
1.3.
Daarnaast waren [naam] , de oma moederszijde (hierna: de beppe) als informant en [naam] , de begeleider van de vader, als toehoorder tijdens de zitting aanwezig.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 mei 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 14 november 2025. In diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 14 november 2025.
2.3.
[minderjarige] verblijft, op grond van voornoemde machtiging, in een pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter onderbouwing van de verzoeken voert de GI, samengevat, het volgende aan.
3.2.
De afgelopen periode is opnieuw gebleken dat beide ouders veel van [minderjarige] houden. [minderjarige] groeit op in een pleeggezin waar zij al langdurig verblijft. De ouders hebben twee keer in de week anderhalf uur begeleide omgang met [minderjarige] bij de pleegouders thuis. Gezien wordt dat de moeder gemotiveerd is om nieuwe (opvoed)vaardigheden aan te leren en open staat voor de begeleiding. De moeder vraagt om hulp wanneer zij dit nodig heeft. De vader neemt minder initiatief in het maken van contact met [minderjarige] en het uitvoeren van de verzorgende taak. De vader lijkt hier de afgelopen periode wel stappen in te zetten. Gezien wordt dat [minderjarige] op momenten nog wel onrustig kan zijn tijdens omgang en niet altijd even goed tot rust komt bij de ouders. Wanneer [minderjarige] bij de pleegouders is, komt zij echt tot rust. Het lukt de ouders tijdens de omgang onvoldoende om aan te sluiten bij [minderjarige] in het tempo dat zij nodig heeft. [minderjarige] ontwikkelt zich snel en gezien wordt dat zij daarin niet kan wachten op haar ouders. Het lukt de ouders niet om op tijd te handelen bij de verzorging van [minderjarige] , hier is veel begeleiding voor nodig van de omgangsbegeleider en de pleegouders. De komende periode wil de GI verder inzetten op een perspectiefonderzoek via Jeugdhulp Friesland (hierna JHF). Dit is de afgelopen periode niet van de grond gekomen, omdat de financiering van dit onderzoek lang op zich heeft laten wachten en er sprake was van capaciteitsproblemen bij JHF. De verwachting is dat dit onderzoek rond december kan starten en ongeveer negen maanden in beslag gaat nemen. De GI vindt dit onderzoek belangrijk, omdat zo duidelijk kan worden hoe de toekomst van [minderjarige] er uit gaat zien. In het onderzoek kan onderzocht worden of zij bij de huidige pleegouders kan blijven of in het netwerk geplaatst kan worden en hoe de ouders betrokken kunnen blijven. Tijdens het perspectiefonderzoek wordt onderzocht wat het meest in het belang van [minderjarige] is. De jeugdbeschermer heeft zich ter zitting afgevraagd of dit onderzoek nog meerwaarde heeft, nu zij ter zitting van de ouders/beppe heeft gehoord dat er geen mogelijkheden zijn in het netwerk van beide ouders. De GI vindt het belangrijk dat de huidige maatregelen met een jaar worden verlengd. Gezien wordt dat de ouders op dit moment onvoldoende in staat zijn om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen waardoor een thuisplaatsing niet in het belang van [minderjarige] is. Daarbij is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk om de nodige zaken te organiseren en te regelen.
4.
De standpunten
De moeder
4.1.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige] . [minderjarige] groeit goed, begint zich al om te draaien en is begonnen met het eten van fruithapjes. De moeder is onlangs verhuisd naar een begeleid wonen setting, dit gaat ook goed. In deze setting is er helaas geen plek voor [minderjarige] . De moeder heeft begrepen dat [minderjarige] niet langer bij het huidige pleeggezin kan blijven wonen. Dit vindt zij erg jammer. Wanneer deze plaatsing niet langer zou kunnen, dan zou zij graag zien dat [minderjarige] binnen het netwerk wordt geplaatst. Waar dit kan zijn, weet de moeder niet.
De vader
4.2.
De vader heeft eveneens aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige] . De vader is blij met de omgang die hij heeft met [minderjarige] , ook al is dit soms spannend omdat [minderjarige] nog zo klein is. De vader hoopt dat [minderjarige] bij het huidige pleeggezin kan blijven wonen of op een plek terechtkomt waar hij dezelfde omgangsregeling met [minderjarige] kan hebben. Eerder is gesproken over een mogelijke plaatsing van [minderjarige] bij de broer van de vader. Dit lijkt voor nu geen optie meer.

5.De beoordeling

De ondertoezichtstelling
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De kinderrechter onderschrijft de zorgen van de GI en stelt vast dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders kunnen de zorg voor [minderjarige] niet dragen, zonder dat daarbij voortdurend begeleiding aanwezig is. Het lukt de ouders onvoldoende om aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft en haar tempo te volgen. Ter zitting is duidelijk geworden dat het perspectief van [minderjarige] nog onduidelijk is, omdat de GI zich afvraagt of [minderjarige] kan opgroeien bij de pleegouders gelet op hun leeftijd. Voor [minderjarige] , de ouders en de pleegouders is het belangrijk dat hier de komende periode meer duidelijkheid over ontstaat. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer langer noodzakelijk is om de belangen van [minderjarige] goed in het oog te houden en regie te voeren op wat [minderjarige] nodig heeft.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] zijn:
- het perspectief van [minderjarige] is onduidelijk;
- het lukt de ouders door hun persoonlijke problematiek onvoldoende om aan te sluiten bij de ontwikkeling van [minderjarige] en om in [minderjarige] haar behoeften te voorzien;
- de ouders zijn onvoldoende emotioneel en fysiek beschikbaar voor [minderjarige] ;
- de ouders hebben onvoldoende inzicht in hun eigen kunnen.
De machtiging tot uithuisplaatsing
5.4.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom.
5.5.
Duidelijk is geworden dat de ouders ontzettend veel van [minderjarige] houden en dat zij zich de afgelopen periode tijdens de omgangsmomenten volledig hebben ingezet om zich de benodigde opvoedvaardigheden aan te leren. Gezien wordt dat het de ouders onvoldoende lukt om aan te sluiten bij de behoeftes van [minderjarige] en haar tempo daarin te volgen. Het lukt de ouders niet om zonder (24-uurs)begeleiding de zorg en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen. Deze mate van begeleiding kan niet geboden worden in de thuissituatie van beide ouders waardoor een thuisplaatsing van [minderjarige] niet mogelijk is. Ter zitting is besproken dat de GI graag een perspectiefonderzoek wil laten uitvoeren door JHF om meer zicht te krijgen op welke verblijfsplaats voor [minderjarige] passend is, of er sprake kan zijn van een plaatsing binnen het netwerk van de ouders en welke rol de ouders zouden kunnen innemen in het leven van [minderjarige] . Zowel de beppe als de vader hebben ter zitting aangegeven dat zij geen mogelijkheden zien om [minderjarige] binnen hun netwerk te plaatsen en te laten opgroeien. De moeder heeft ook geen mogelijkheden genoemd. Nu duidelijk is geworden dat een thuisplaatsing van [minderjarige] niet aan de orde is en er binnen het netwerk van beide ouders geen mogelijkheden zijn waar [minderjarige] kan opgroeien, vraagt de kinderrechter zich af of het wel nodig is om een perspectiefonderzoek te laten uitvoeren door JHF. [minderjarige] verblijft momenteel in een pleeggezin en dit verloopt erg goed. [minderjarige] ontwikkelt zich hier positief en er is een goede samenwerking met de ouders. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij langer bij de pleegouders blijft.
Duur van de maatregelen
5.6.
De kinderrechter ziet aanleiding de verzoeken voor een kortere periode toe te wijzen dan verzocht, omdat het perspectief van [minderjarige] niet duidelijk is. De kinderrechter wijst de verzoeken van de GI toe voor de duur van twee maanden, te weten tot 14 januari 2026, en houdt de beslissing op het meer of anders verzochte aan tot de zitting van [zittingsdatum] . De kinderrechter zal ook de huidige pleegouders als belanghebbende voor die zitting oproepen, zodat zij hun visie kunnen geven over of [minderjarige] bij hen op kan groeien. De wat oudere leeftijd van de pleegouders is voor de kinderrechter namelijk op voorhand onvoldoende reden om haar over te laten plaatsen. Nu [minderjarige] al bijna haar hele leven bij de pleegouders woont, is het ook de vraag of een wijziging van het pleeggezin in haar belang is. Tot dat de zaak opnieuw op zitting wordt besproken, acht de kinderrechter het van belang dat de plaatsing van [minderjarige] in het huidige pleeggezin gewaarborgd wordt om onnodige verplaatsingen van [minderjarige] , die mogelijk gepaard gaan met veel spanning en onrust, te voorkomen. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom beperken tot het huidige pleeggezin.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 14 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten het huidige pleeggezin tot 14 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan tot de zitting van
[zittingsdatum], waarvoor de GI, de belanghebbenden (waaronder de pleegouders) en de Raad nog een nadere oproep zullen ontvangen;
6.5.
draagt de GI op om uiterlijk
één weekvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting de kinderrechter en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken en haar standpunt ten aanzien van de resterende duur van de verzoeken.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.