ECLI:NL:RBNNE:2025:4713

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
C/18/247655 / KG ZA 25-145
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van inschrijving bij aanbesteding voor plasmaferese-kolommen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de rechtspersoon naar Duits recht, DIAMED MEDIZINTECHNIK GMBH (hierna: Diamed), en de publiekrechtelijke rechtspersoon UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM GRONINGEN (UMCG). Diamed had deelgenomen aan een openbare Europese aanbesteding voor de aanschaf van plasmaferese-kolommen, maar werd uitgesloten van verdere deelname omdat haar inschrijving als ongeldig werd beoordeeld. UMCG stelde dat Diamed niet voldeed aan een knock-out criterium, specifiek eis 4.9, die vereiste dat de kolommen minimaal 70% van de bloedgroepantistoffen moesten verwijderen bij behandeling van drie plasmavolumes. Diamed voerde aan dat de formulering van deze eis onduidelijk was en dat zij recht had om haar bewijsvoering naderhand aan te vullen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Diamed terecht was uitgesloten, omdat zij niet aan de bewijslevering had voldaan en dat de eis niet onduidelijk was. De vorderingen van Diamed tot herbeoordeling van haar inschrijving en het overnieuw doen van de aanbesteding werden afgewezen. UMCG werd veroordeeld in de proceskosten van Diamed, die op € 1.999,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/247655 / KG ZA 25-145
Vonnis in kort geding van 4 november 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
DIAMED MEDIZINTECHNIK GMBH,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
eiseres, hierna te noemen: Diamed,
advocaat: mr. C.S.G. de Lange te Groningen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM GRONINGEN (UMCG),
gevestigd te Groningen,
gedaagde, hierna te noemen: UMCG,
advocaat: mr. P. Bluemink te Groningen.
en
de vennootschap naar Zweeds recht
GLYCOREX TRANSPLANTATION AB,
gevestigd te Lund (Zweden),
de tussenkomende partij, hierna te noemen: Glycorex,
advocaat: mr. A.J. van Heeswijck te Heerenveen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties 1 t/m 13 van Diamed;
- de mail met productie 14 (bevattend een filmpje) van Diamed;
- de incidentele conclusie tot primair tussenkomst, subsidiair voeging, van Glycorex;
- de akte overlegging producties 15 t/m 18 van Diamed;
- de akte overlegging productie 19 van Diamed;
- de conclusie van antwoord van UMCG;
1.2.
Op 21 oktober 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • [betrokkene], general manager bij Diamed;
  • [betrokkene], namens Vitrosorb, leverancier van Diamed;
  • mr. C.S.G. de Lange, advocaat van Diamed;
  • [betrokkene], internist-nefroloog en voorzitter aanbestedingscommissie bij UMCG;
  • [betrokkene], als jurist werkzaam bij UMCG;
  • mr. P. Bluemink, advocaat van UMCG;
  • mr. A.J. van Heeswijck, advocaat van Glycorex.
1.3.
Diamed en UMCG hebben ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen de incidentele vordering tot tussenkomst van Glycorex, waarna de voorzieningenrechter heeft bepaald dat Glycorex als tussenkomende partij wordt toegelaten. De incidentele vordering tot tussenkomst behoeft daarmee geen nadere behandeling in dit vonnis.
1.4.
Door de griffier zijn aantekeningen van de mondelinge behandeling gemaakt. De spreekaantekeningen van mr. De Lange, mr. Bluemink en mr. Van Heeswijck zijn aan het dossier toegevoegd.
1.5.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
UMCG heeft een openbare Europese aanbesteding uitgeschreven voor de aanschaf van plasmaferese-kolommen.
2.2.
De plasmaferese-kolommen die UMCG door middel van de aanbesteding wenst aan te schaffen zijn specifiek bedoeld om bloedgroepantilichamen uit het bloed te verwijderen van patiënten teneinde niertransplantaties mogelijk te maken vanuit een donor die een andere bloedgroep heeft dan de ontvanger.
2.3.
De offerteaanvraag van UMCG bevat een Programma van Eisen, dat voor zover van belang als volgt luidt:
“Deze vragenlijst beschrijft de minimale eisen waaraan de Inschrijving moet voldoen. Niet voldoen aan de minimale eisen betekent in de regel uitsluiting van verdere deelname aan de Aanbesteding.
(…)
4.9
De kolommen moeten in staat zijn om minimaal 70% van de bloedgroep antistoffen te verwijderen bij behandeling van 3 plasmavolumes, gemeten met antistof bepalingen voor en na 1 behandeling. Inschrijver dient bewijsvoering toe te voegen.
Documentvraag - KO”
2.4.
Op de aanbesteding hebben Diamed en Glycorex ingeschreven.
2.5.
Bij brief van 15 juli 2025 heeft UMCG aan Diamed laten weten dat haar inschrijving als ongeldig is beoordeeld en dat de opdracht voorlopig is gegund aan Glycorex. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Tot onze spijt moeten wij u informeren dat uw inschrijving als ongeldig is beoordeeld
vanwege een knock-out.
Knock-out
Bij de beoordeling van uw inschrijving is gebleken dat niet is voldaan aan één van de knock-out criteria, eis 4.9:
De kolommen moeten in staatzijn om minimaal 70% van de bloedgroepantistoffen te
verwijderen bij behandeling van 3 plasmavolumes, gemeten met antistofbepalingen vóór en
na 1 behandeling. Inschrijver dient bewijsvoering toe te voegen.
U heeft op deze eis bevestigend geantwoord en stukken ter bewijsvoering aangeleverd. De
door u aangeleverde bewijsstukken bevatten niet de gevraagde onderbouwing met
betrekking tot het aantal behandelde plasmavolumes, zoals expliciet vereist in eis 4.9. De
verwijzing naar twee onderzoeken is op zichzelf niet toereikend, aangezien daaruit niet blijkt dat het door u aangeboden product voldoet aan het gevraagde in eis 4.9.
Hiermee is niet voldaan aan deze minimumeis uit het Programma van Eisen. Uw inschrijving komt niet in aanmerking voor gunning of verdere deelname aan deze
aanbestedingsprocedure.”
2.6.
Bij brief van 29 juli 2025 heeft Diamed verzocht om een herbeoordeling. Daartoe verwijst Diamed naar een bijlage die (volgens haar) een aanvullende onderbouwing van haar leverancier (Vitrosorb) bevat die in combinatie met de eerder overgelegde onderbouwing duidelijk maakt dat zij voldoet aan eis 4.9. Deze bijlage luidt, voor zover van belang:
“This report addresses the requirements set forth by the tender committee regarding
the performance of immunoadsorption columns:
‘The columns must be capable of removing at least 70% of blood group antibodies
when treating three plasma volumes, as measured by antibody determinations
before and after a single treatment. The applicant must provide appropriate
evidence.’
(…)
Conclusion
The analysis confirms that SECORIM® ABÖ columns meet and exceed the
performance criteria outlined by the tender committee. The observed80% mean
reduction in IgG antibodiesfollowing treatment of up to three plasma volumes
provides strong evidence of the column's efficacy. These findings are supported by
real-world clinical data and standard physiological assumptions.”
Daarnaast beklaagt Diamed zich erover dat de formulering van eis 4.9 onduidelijk is, en dat haar leverancier geen [1] wetenschappelijke publicatie heeft gevonden waaruit blijkt dat concurrent Glycorex wel aan deze eis voldoet. De verklaring van Vitrosorb luidt, voor zover van belang:
“In response to the tender requirement, we conducted a structured literature search to evaluate the following statement:
Find evidence showing that the Glycosorb® column can remove at least 70% or 1.7 titre
steps of blood group antibodies when treating at least three plasma volumes, as
measured by antibody determinations before and after a single treatment.
(…)
The reviewed literature confirms that the Glycosorb® ABO column has been successfully
used in various clinical settings, including ABO-incompatible kidney and liver
transplantation. In these contexts, the column has demonstrated the ability to reduce
antibody titres to acceptable levels prior to transplantation.
However,none of the identified studies explicitly confirmthat a>70% reduction or >1.7
titre stepsis achievedafter a single treatment involving at least three plasma volumes,
based onpre- and post-treatment antibody measurements.
2.7.
Bij brief van 21 augustus 2025 heeft UMCG de bezwaren van Diamed verworpen, en medegedeeld dat geen ruimte bestaat voor het indienen van nieuw of aanvullend bewijsmateriaal zodat geen herbeoordeling zal volgen.

3.Het geschil

3.1.
Diamed vordert (kort samengevat) primair om UMCG te verplichten de genomen gunningsbeslissing in te trekken en de inschrijving van Diamed door een nieuwe commissie te laten herbeoordelen, subsidiair om te bepalen dat de aanbestedingsprocedure overnieuw moet worden gedaan, en meer subsidiair om een passende voorziening te treffen die recht doet aan de belangen van Diamed. Een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van UMCG in de proceskosten.
3.2.
UMCG voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Diamed, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Diamed, met (uitvoerbaar bij voorraad) veroordeling van Diamed in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.3.
Glycorex concludeert in de hoofdzaak tot niet-ontvankelijkheid van Diamed dan wel afwijzing van de vorderingen van Diamed, en vordert daarnaast om UMCG te gebieden de opdracht bij gunning definitief aan Glycorex te gunnen, met een verbod aan UMCG om de opdracht aan een ander dan Glycorex te gunnen, en met veroordeling van Diamed in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De procedure in het kort
4.1.
In deze procedure is in geschil of UMCG Diamed terecht heeft uitgesloten van verdere deelname aan de aanbesteding voor de plasmaferese-kolommen en of, als gevolg daarvan, UMCG de voorlopige gunning aan Glycorex moet intrekken en de inschrijving van Diamed opnieuw moet beoordelen dan wel de gehele aanbestedingsprocedure overnieuw moet doen. Daarbij staat de toepassing van eis 4.9 centraal.
4.2.
De voorzieningenrechter zal in dit vonnis tot het voorlopig oordeel komen dat Diamed terecht is uitgesloten van verdere deelname aan de aanbestedingsprocedure en dat de vorderingen tot herbeoordeling c.q. overnieuw doen van de aanbesteding moeten worden afgewezen.
Spoedeisend belang
4.3.
Nu UMCG voornemens is de opdracht aan Glycorex te gunnen en er sprake is van een vervaltermijn voor het entameren van een juridische procedure, heeft Diamed een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorlopige voorzieningen.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Volgens vaste jurisprudentie dient de aanbestedende dienst bij het opstellen van de aanbestedingsdocumenten de beginselen van transparantie en gelijke behandeling in acht te nemen. Deze beginselen impliceren dat alle voorwaarden en modaliteiten inzake de deelneming aan en gunning van de opdracht in de aanbestedingsdocumenten worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat enerzijds alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers (de maatman) de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en deze op dezelfde manier interpreteren, en anderzijds de aanbestedende dienst in staat is om na te gaan of de inschrijvingen beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Dit is de zogeheten Succhi di Frutta-maatstaf [2] . Naast de Succhi di Frutta-maatstaf is voor de uitleg van criteria en/of eisen de CAO-norm van belang. Deze norm houdt in dat moet worden gekeken naar de bewoordingen van de tekst van deze eis, gelezen in het licht van de gehele tekst van, in beginsel, alle aanbestedingsstukken. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de stukken zijn gesteld. De bedoelingen van de aanbestedende dienst zijn daarbij dus niet van belang, tenzij deze bedoelingen uit de aanbestedingsdocumenten en de toelichting kenbaar zijn. Verder gaat het erom of een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver (de maatman) de juiste draagwijdte van de eis heeft kunnen begrijpen [3] .
4.5.
Eis 4.9 bestaat uit twee elementen, te weten enerzijds de vereiste voorwaarden waaraan de kolommen dienen te voldoen, en anderzijds de eis om bewijslevering daarvan toe te voegen. Diamed legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de voorwaarden die in eis 4.9 worden gesteld onduidelijk zijn, en dat zij gerechtigd was om de bewijslevering naderhand aan te vullen. De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op de vraag of Diamed de bewijslevering mocht aanvullen (hetgeen aan de primaire vordering ten grondslag ligt), en daarna op de vraag of de eis onduidelijk is (hetgeen aan de subsidiaire vordering ten grondslag ligt).
Diamed mocht na de inschrijving niet meer aanvullen
4.6.
Diamed heeft bij haar inschrijving “ja” geantwoord op de vraag of haar product aan de voorwaarden voldoet, maar zij heeft daarbij op dat moment onvoldoende bewijsstukken geleverd. Dat laatste is door Diamed ook erkend doordat zij, nadat UMCG Diamed heeft uitgesloten van verdere deelname, een aanvullende onderbouwing aan UMCG heeft toegezonden die “in combinatie met de eerder overgelegde onderbouwing” duidelijk maakt dat haar product aan de voorwaarden uit eis 4.9 voldoet. Bovendien stelt Diamed in haar dagvaarding ook zelf dat zij aantoonbaar onjuiste documenten had geüpload die geen antwoord geven op de vraag. Diamed meent echter dat de aanhef uit het Programma van Eisen, waarin staat dat niet voldoen aan de minimale eisen “in de regel” uitsluiting betekent, de ruimte biedt om haar inschrijving desalniettemin aan te vullen.
4.7.
Vooropgesteld moet worden dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [4] volgt dat de ruimte voor verbetering of aanvulling beperkt is in die zin dat de aanbestedende dienst slechts gericht mag verzoeken om verbetering of aanvulling van het dossier voor zover dat verzoek betrekking heeft op gegevens waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij dateren van vóór het einde van de inschrijvingstermijn, maar dat wanneer het ontbrekende stuk volgens de aanbestedingsstukken op straffe van uitsluiting moest worden verstrekt in het geheel geen herstelmogelijkheid mag worden geboden. Indien verbetering of aanvulling is toegestaan, mag dit er niet toe leiden dat in werkelijkheid een nieuwe inschrijving wordt voorgesteld.
4.8.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter stond het Diamed niet vrij om haar inschrijving aan te vullen op de wijze waarop zij dat heeft gedaan. Vast staat namelijk dat, zelfs indien aangenomen moet worden dat er ruimte voor aanvulling of verbetering bestond, de stukken waarmee Diamed haar inschrijving heeft aangevuld dateren van
nade inschrijvingstermijn. Dat is in geen geval toegestaan. Dit betekent dat de primaire vordering, die er toe strekt om de inschrijving (met daarbij de aanvulling) opnieuw te beoordelen, moet worden afgewezen.
Eis 4.9 niet onduidelijk
4.9.
Aan de subsidiaire vordering, het volledig overnieuw doen van de aanbesteding, heeft Diamed ten grondslag gelegd dat eis 4.9 op twee punten onduidelijk is.
4.10.
Ten eerste hanteert UMCG volgens Diamed een in procenten uitgedrukte eis voor de vermindering in de hoeveelheid bloedgroepantistoffen terwijl het in de wetenschap gebruikelijk is om dit aan te duiden in Titer-stappen. Hier gaat de voorzieningenrechter aan voorbij, omdat door UMCG ter zitting is toegelicht dat een afname in Titer-stappen zeer eenvoudig is om te rekenen naar een procentuele afname, hetgeen Diamed heeft bevestigd. De voorzieningenrechter ziet daarom niet in welke onduidelijkheid er in deze eis zou schuilen voor de behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat Diamed uitvoerig is ingegaan op de onduidelijkheden die de eis van 70% volgens haar met zich zou brengen, terwijl uit de brief waarin UMCG Diamed van verdere deelname heeft uitgesloten in het geheel niet blijkt dat de inschrijving ongeldig zou zijn vanwege het niet voldoen aan dat onderdeel van eis 4.9. UMCG verwijst immers enkel naar het ontbreken van bewijslevering
ten aanzien van het aantal plasmavolumesen niet ten aanzien van de 70%-eis.
4.11.
Ten tweede is volgens Diamed de voorwaarde dat de vermindering moet zijn behaald bij behandeling van drie plasmavolumes onduidelijk omdat de relevantie daarvan onduidelijk is. Daarmee leidt de aanbestedingsprocedure volgens Diamed aan een fundamenteel gebrek. UMCG heeft verklaard dat die eis is ingegeven door de manier waarop zij werkt, en dat als Diamed daarover vragen had gesteld UMCG dat had kunnen uitleggen.
4.12.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat van inschrijvers in beginsel een proactieve houding wordt verwacht. Zij dienen hun eventuele bezwaren tegen de aanbestedingsprocedure zo vroeg mogelijk aan de orde te stellen. Het tijdstip waarop over een bepaald aspect van de aanbestedingsprocedure moet worden geklaagd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kan van een gegadigde worden verwacht dat hij zijn bezwaren kenbaar maakt zo spoedig mogelijk nadat hij kennis had of had behoren te hebben van de gestelde gebreken in de procedure. De gegadigde die dit nalaat kan daardoor zijn recht om te klagen hebben verwerkt [5] . Indien sprake is van een fundamenteel gebrek in de aanbestedingsprocedure, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid zich tegen een dergelijk beroep op rechtsverwerking verzetten [6] .
4.13.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is hier geen sprake van een zodanig fundamenteel gebrek en heeft Diamed haar recht om te klagen over dit vermeende gebrek verwerkt. Daartoe acht de voorzieningenrechter het volgende redengevend.
4.14.
Diamed heeft niet gesteld of anderszins onderbouwd dat de eis ten aanzien van het aantal behandelde plasmavolumes inhoudelijk gezien onduidelijk is geweest voor haarzelf, laat staan voor de behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver. Zij heeft slechts gesteld dat de
relevantieervan haar ontgaat. Als echter de relevantie van een eis onduidelijk is, had het met het oog op de proactieve houding die van een inschrijver mag worden verwacht in de rede gelegen om hierover navraag te doen. Diamed heeft dat echter niet gedaan, zij heeft kennelijk geen punt willen maken van de (in haar ogen) irrelevantie van de eis maar heeft in plaats daarvan verklaard dat haar product aan deze eis voldoet maar hiervan geen bewijs aangeleverd (wat zij naar eigen zeggen ook niet eens
kon, aangezien ter zitting is verklaard dat zij niet over het bewijs beschikte). Van een fundamenteel gebrek is dan geen sprake. Diamed heeft in dat kader bovendien slechts gesteld dat het
niet valt uit te sluitendat de eis niet-proportioneel of concurrentiebeperkend werkt. Dat dit daadwerkelijk zo is, heeft zij in het geheel niet onderbouwd.
4.15.
Ook nadat het gebrek aan bewijsvoering ten aanzien van het aantal behandelde plasmavolumes door UMCG in haar brief als reden voor uitsluiting is genoemd, heeft Diamed in haar reactie daarop en in de inleidende dagvaarding in het geheel niet geklaagd over onduidelijkheid over de relevantie van dit aspect van eis 4.9. Onder deze omstandigheden komt de voorzieningenrechter dan ook tot het voorlopig oordeel dat Diamed haar recht om over dit vermeende gebrek (voor het eerst pas ter zitting) nog te klagen heeft verwerkt.
Geen ongelijke behandeling
4.16.
Tot slot legt Diamed aan haar vordering tot het volledig overnieuw doen van de aanbesteding ten grondslag dat Glycorex ten onrechte niet is uitgesloten van verdere deelname en dat daarom sprake is van ongelijke behandeling. Daartoe stelt Diamed dat zij bij UMCG de wetenschappelijke onderbouwing van Glycorex heeft opgevraagd en verkregen, en dat daaruit blijkt dat ook Glycorex niet aan de eisen voldoet omdat geen onderbouwing is geleverd van de stelling van Glycorex dat zij tot een vermindering van meer dan 70% bloedgroepantistoffen komt.
4.17.
De voorzieningenrechter volgt Diamed hierin niet. Een aanbestedende dienst mag in beginsel afgaan op wat door de inschrijver schriftelijk is ingediend [7] . Dit kan anders zijn als gerede twijfel bestaat over de juistheid die tot nader onderzoek noopt. UMCG heeft toegelicht dat Glycorex bij haar inschrijving, naast de wetenschappelijke onderbouwing die op verzoek aan Diamed is verstrekt, nog méér bewijsstukken had aangeleverd die zij omwille van de vertrouwelijkheid niet aan Diamed heeft verstrekt. Uit die stukken blijkt volgens UMCG wel degelijk dat Glycorex aan eis 4.9 voldoet. Door Diamed is verder niet geconcretiseerd of onderbouwd waarom de inschrijving van Glycorex niet aan de eisen voldoet. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er dan ook geen gerede twijfel aan de juistheid van de inschrijving van Glycorex, en is geen sprake van ongelijke behandeling.
Slotsom
4.18.
De primaire en subsidiaire vorderingen van Diamed worden integraal afgewezen. Voor een andere “passende voorziening”, zoals meer subsidiair gevorderd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
4.19.
Diamed is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van UMCG betalen. De proceskosten van UMCG worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten van UMCG wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De vorderingen van Glycorex
4.21.
In de stellingen van UMCG ligt besloten dat zij niet voornemens is om Glycorex, de enige andere inschrijver aan wie UMCG de opdracht bovendien al voorlopig gegund heeft, te passeren voor de definitieve gunning van de opdracht. Bij die stand van zaken heeft Glycorex geen belang bij toewijzing van haar vorderingen die strekken tot definitieve gunning aan haar en niemand anders. De vorderingen van Glycorex zullen dan ook worden afgewezen bij gebrek aan belang.
4.22.
Tussen Diamed, UMCG en Glycorex is geen van de partijen als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij te beschouwen. De vorderingen van Glycorex worden immers afgewezen, terwijl zij anderzijds wel belang had bij de afwijzing van de vorderingen van Diamed tegen UMCG. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding de proceskosten ter zake de vorderingen van Glycorex tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Diamed af,
5.2.
veroordeelt Diamed in de proceskosten van UMCG van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Diamed niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Diamed tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van UMCG als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst de vorderingen van Glycorex af,
5.6.
compenseert de proceskosten ter zake de vorderingen van Glycorex tussen Diamed, UMCG en Glycorex in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.
524 / MvdH

Voetnoten

1.in de brief staat “een”, maar gelet op de context gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat dit een verschrijving betreft en dat “geen” is bedoeld.
2.zie: HvJ EU 29 april 2004, C-496/99 P, ECLI:EU:C:2004:236 (Succhi di Frutta).
3.zie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 september 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9069, r.o. 4.2
4.zie: HvJ EU 29 maart 2012, C-599/10, ECLI:EU:C:2012:191 (SAG), en HvJ EU 10 oktober 2013, C-336/12, ECLI:EU:C:2013:647 (Manova).
5.zie: HvJ EU 12 februari 2004, ECLI:EU:C:2004:93 (Grossmann).
6.zie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1150
7.zie: Gerechtshof Den Haag 15 maart 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA0867, r.o. 4.2, en Gerechtshof Den Haag 18 januari 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BP1258, r.o. 18