Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak waarin een beroep is ingesteld op grond van artikel 39 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). De zaak betreft de erkenning en tenuitvoerlegging van een Belgisch confiscatiebevel dat op 5 juni 2024 door de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen is opgelegd, waarbij een bedrag van 10.000 euro is verbeurd verklaard. De veroordeelde, geboren in 1987 en thans gedetineerd, heeft via zijn advocaat, mr. E. van de Rakt, beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie van 27 februari 2025, die de erkenning van het confiscatiebevel heeft goedgekeurd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 november 2025 heeft de raadsvrouw van de veroordeelde aangevoerd dat de erkenning van het confiscatiebevel had moeten worden geweigerd, omdat de veroordeelde niet persoonlijk aanwezig was tijdens de rechtszitting in België en er geen effectieve verdediging heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de informatie in het confiscatiecertificaat juist is en dat de veroordeelde op de hoogte was van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tijdig en correct is ingesteld en dat de rechtbank bevoegd is om het beroep te behandelen.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het confiscatiecertificaat en dat de veroordeelde recht heeft gehad op een eerlijk proces. De rechtbank heeft het verzoek tot aanhouding van de behandeling afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, waarmee de erkenning van het Belgisch confiscatiebevel is bevestigd.