ECLI:NL:RBNNE:2025:4908

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
C/18/245146 / FA RK 25-2157
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gezag van de vader over minderjarige kinderen na ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 21 november 2025, is de vader hersteld in zijn gezag over zijn twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de vader het gezag uitoefent, nu zij sinds augustus 2025 bij hem wonen. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder geadviseerd om de vader in zijn gezag te herstellen, maar ook om de kinderen onder toezicht te stellen. De rechtbank heeft echter besloten geen ondertoezichtstelling uit te spreken, omdat er geen ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de kinderen is vastgesteld. De kinderen zijn goed geïntegreerd in hun nieuwe woonsituatie bij de vader en hebben een sociaal leven, schoolprestaties en bijbanen. De rechtbank heeft de zorgen van Nidos, de voogdijinstantie, over de emotionele beschikbaarheid van de vader en de samenwerking met Nidos niet als voldoende zwaarwegend beoordeeld. De rechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de bijzondere curator ontslagen uit zijn benoeming. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 december 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummers: C/18/245146 / FA RK 25-2157 (eigen rechtsingang [kind 2] )
C/18/246004 / FA RK 25-2589 (eigen rechtsingang [kind 1] )
C/18/248971 / JE RK 25-570 (verzoek tot ondertoezichtstelling)
beschikking van 21 november 2025 over de eigen rechtsingang van een minderjarige en een ondertoezichtstelling
in de zaken van
[kind 1],
die is geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
en die hierna " [kind 1] " wordt genoemd,
[kind 2],
die is geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
en die hierna " [kind 2] " wordt genoemd,
die beiden worden vertegenwoordigt door mr. E. Henkelman,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over [kind 1] en [kind 2] ,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
die is gevestigd in Noord-Nederland, locatie Groningen,
en die hierna "de Raad" wordt genoemd.
De rechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna "de vader" wordt genoemd,
Stichting Nidos jeugdbescherming voor vluchtelingen,
die is gevestigd in Utrecht,
en die hierna "Nidos" wordt genoemd,
advocaat: mr. M. Kramer, die kantoor houdt in Haarlem,
[naam gezinshuisouders],
die wonen in [woonplaats] ,
en dier hierna "de gezinshuisouders" worden genoemd.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
In de zaken met zaaknummers C/18/245146 / FA RK 25-2157 en C/18/246004 / FA RK 25-2589 heeft de rechter op 15 augustus 2025 een beschikking gegeven. In die beschikking is bepaald dat [kind 1] en [kind 2] vanaf 24 augustus 2025 bij de vader wonen en zo snel mogelijk daar in de registers van de burgerlijke stand moeten worden ingeschreven. In de beschikking is de Raad verzocht om op uiterlijk 15 september 2025 zich nader uit te laten over en gebruik te maken van de bevoegdheid ex artikel 1:278 Burgerlijk Wetboek (BW), al dan niet in combinatie met een verzoek tot ondertoezichtstelling, en de bevoegdheid ex artikel 1:299a BW. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.2.
Op 9 oktober 2025 is het onderzoeksrapport van de Raad ontvangen. De Raad heeft dit rapport mede ingediend ter onderbouwing van het op diezelfde datum ingediende verzoekschrift waarin wordt verzocht om [kind 1] en [kind 2] onder toezicht van Nidos te stellen (zaaknummer C/18/248971 / JE RK 25-570).
1.3.
Op 5 november 2025 is een e-mail namens de gezinshuisouders ontvangen waarin wordt aangegeven dat men tijdens de mondelinge behandeling niet aanwezig zal zijn.
1.4.
Op 21 november 2025 heeft de rechter met [kind 1] en [kind 2] gesproken. Na afloop van dat gesprek hebben zij de rechter een brief gegeven waarin de door hen in het gesprek geuite mening is uitgeschreven. De brief is toegevoegd aan het dossier.
1.5.
Op 21 november 2025 heeft de rechtbank de zaken (gevoegd) mondeling behandeld. De rechter heeft toen gesproken met de bijzondere curator, de vader (ondersteund door een tolk), [naam vertegenwoordiger] namens Nidos, bijgestaan door mr. M. Kramer, en [naam vertegenwoordiger] , die de Raad vertegenwoordigt.
1.6.
De rechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan. Daarbij is aangekondigd dat de uitspraak schriftelijk wordt uitgewerkt in een beschikking.
1.7.
Omdat de wet “de kinderrechter” aanwijst een beslissing te nemen over het verzoek tot ondertoezichtstelling en een minderjarige zich in een procedure betreffende een zogeheten "informele rechtsingang" zich op informele wijze kan wenden tot “de rechtbank”, moet steeds in deze beschikking waar “de rechter” staat dit worden gelezen als “de kinderrechter” of “de rechtbank” al naar gelang het verzoek dat wordt behandeld.

2.De feiten

2.1.
Hierna wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.2.
[kind 1] en [kind 2] zijn geboren uit het huwelijk van hun ouders. De moeder is op [datum] 2023 overleden.
2.3.
In de periode van 3 maart 2009 ( [kind 1] ) en 29 oktober 2009 ( [kind 2] ) tot 25 juli 2016 hebben de kinderen onder toezicht gestaan van Bureau Jeugdzorg (tot 26 augustus 2014) en Nidos (van 26 augustus 2014 tot 25 juli 2016).
2.4.
Bij beschikking van 25 juli 2016 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, het ouderlijke gezag van de vader en de moeder over [kind 1] en [kind 2] beëindigd. Nidos is tot voogd benoemd.
2.5.
[kind 1] en [kind 2] woonden sinds 2015 in een gezinshuis in [woonplaats] . Op grond van de op 15 augustus 2025 gegeven beschikking wonen zij sinds eind augustus 2025 bij de vader. De kinderen zijn op 9 september 2025 op dat adres ingeschreven.
2.6.
[kind 1] en [kind 2] hebben meerderjarige broers ( [broer 1] en [broer 2] ) en een meerderjarige zus ( [zus] ). [broer 2] en [zus] wonen ook bij de vader. Zij zijn daar vanuit pleegzorg komen wonen. [kind 1] en [kind 2] hebben ook een minderjarige broer en drie minderjarige zussen. Zij wonen (samen) in een pleeggezin. Broer [broer 1] woont zelfstandig.

3.Het rapport van de Raad

3.1.
De Raad is bij beschikking van 15 augustus 2025 opgedragen zich nader uit te laten over en eventueel gebruik te maken van de bevoegdheid ex artikel 1:278 BW, dat wil zeggen dat de Raad kan verzoeken om de vader in het gezag te herstellen, al dan niet in combinatie met een verzoek tot ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] . Ook kon de Raad zich uitlaten over toepassing van artikel 1:299a BW, dat wil zeggen de mogelijkheid dat de pleegouders belast worden met het gezag.
De Raad concludeert in het rapport als volgt:
“9. Beantwoording van de onderzoeksvraag
Is het in het belang van de minderjarige dat vader in zijn gezag wordt hersteld, al dan niet in combinatie met een ondertoezichtstelling, of dat pleegouders worden benoemd tot voogd over de minderjarige?
[kind 1] en [kind 2] zijn middels kinderbeschermingsmaatregelen op zeer jonge leeftijd uit huis geplaatst en hebben na verschillende verblijfplekken vanaf 2015 tot en met 24 augustus 2025 een vaste plek in het gezinshuis van [naam gezinshuis] gehad. Per 24 augustus 2025 wonen de kinderen weer bij hun vader thuis.
Het contact tussen de kinderen en hun ouders was wisselend tot 2023. In februari 2023 is moeder plotseling overleden. Hierna is het contact tussen de kinderen, hun vader en de andere broers en zussen geïntensiveerd en verbleven de kinderen vele weekenden en langere periodes in de vakanties bij vader. Dit heeft ertoe geleid dat de kinderen hun band met vader en de andere gezinsleden verder hebben opgebouwd en versterkt.
Uit het onderhavige onderzoek komt naar voren dat [kind 1] en [kind 2] veerkrachtig zijn. Zij hebben meerdere ingrijpende jeugdervaringen meegemaakt, zoals de uithuisplaatsing en overplaatsingen en het plotselinge overlijden van hun moeder. Toch maken zij op dit moment een sterke indruk. Zij hebben lange tijd in het gezinshuis een stabiele basis gekend, waar zij veiligheid, voorspelbaarheid en structuur en beschikbare opvoeders hebben gehad, met ruimte en stimulans. De kinderen hebben zich ontwikkeld tot zelfredzame, zelfstandige en ondernemende pubers/adolescenten.
[kind 1] heeft de Havo afgerond en ze oriënteert zich op het vervolgonderwijs. Ondertussen heeft ze bijbaantjes (horeca en reclamespotjes opnemen) en ze onderhoudt ook goede sociale contacten. [kind 1] komt voldoende tegemoet aan haar ontwikkelingstaken (o.a. actieve participatie in de maatschappij en verdere vorming van eigen identiteit), gericht op de volwassenheid. De verwachting is dat zij ook haar leven actief vorm zal geven in de nieuwe woonsituatie bij vader. Ten tijde van het onderzoek is zij nog maar kort bij vader, en is zij nog in de oriënterende fase met betrekking tot bijbaantjes en hobbies. Wel onderhoudt zij actief haar sociale contacten en geniet zij van het intensieve contact met familie.
[kind 2] volgt Havo 4 en heeft daarnaast een bijbaantje. Hij geniet van het wonen bij vader en onderdeel zijn van het familieleven. Hij heeft zijn school voortvarend bij vader opgepakt, is ondernemend en vertelt enthousiast over zijn huidige leven. Vanuit het professionele netwerk wordt als aandachtspunten genoemd dat [kind 2] vanuit eigen belang en onbewust soms bepaald gedrag vertoont dat anderen storend vinden. Dit wordt geduid als gedrag samenhangend met een hechtingsstoornis. De gezinsleden ervaren dit gedrag bij [kind 2] echter niet en beschrijven vooral een betrokken zoon en broertje, die niet zijn eigen belang vooropstelt. [kind 2] herkent zichzelf ook niet in de informatie over de genoemde hechtingsstoornis en meent juist wel goede contacten met leeftijdsgenoten aan te gaan, ook op de huidige school. Hij weerspreekt de visie van [naam gezinshuis] over de noodzaak voor een omgeving waarin meer structuur, sturing en ondersteuning geboden wordt, met externe aandacht voor de balans tussen zijn schoolse taken en andere activiteiten. [kind 2] vindt dat hij zelf die balans al enkele jaren bewaakt. Hij hanteert een strakke dagstructuur waarin sporten, school en huiswerk worden bewaakt. [kind 2] is initiatiefrijk; hij heeft op de huidige school voortvarend overleg gezocht en afspraken gemaakt over de combinatie van zijn schoolwerk en bijbaantje, zolang hij goede schoolresultaten heeft en hij geen toetsen mist. De RvdK ziet dat hij zowel cognitief als sociaal op dit moment voldoende tegemoetkomt aan zijn ontwikkelingstaken (o.a. actieve participatie in de maatschappij, onderwijs en verdere vorming van eigen identiteit), gericht op de jongvolwassenheid.
Opvallend vindt de RvdK de geringe behoefte aan contact met de gezinshuisouders bij wie [kind 1] en [kind 2] 10 jaar hebben gewoond. [kind 2] geeft aan zich niet altijd fijn gevoeld te hebben omdat zijn gedrag, in zijn beleving, extra werd bekritiseerd. [kind 1] noemt eveneens dat zij geen diepe gesprekken had met hen en dat zij niet een band hadden waarbij het gebruikelijk was met elkaar te knuffelen. Mogelijk speelt er bij de kinderen ook een rol dat ze het lastig vinden in deze fase contact te onderhouden, omdat ze gekozen hebben bij hun vader te willen wonen. Ze zouden hiervoor ontschuldigd moeten worden, omdat het met het oog op hun levensverhaal begrijpelijk is dat zij daar nu de voorkeur aan geven. Mogelijk geeft dit meer ruimte om ook loyaal te morgen blijven aan gezinshuisouders en wordt daarmee een hechtingsbreuk voorkomen. De RvdK meent dat het behouden van het contact met de gezinshuisouders voor [kind 1] en [kind 2] van meerwaarde kan zijn. Deze gezinshuisouders kunnen passende ondersteuning bieden wanneer nodig, omdat ze [kind 1] en [kind 2] lange tijd kennen.
De RvdK gunt beide kinderen een liefdevolle en betrokken omgeving waarin ze ondersteund worden in o.a. het maken van de juiste keuzes m.b.t. belangrijke kwesties in hun leven, zoals werk en vervolgopleiding.
De RvdK ziet een groot belang in het serieus nemen van de behoefte van [kind 1] en [kind 2] om bij hun vader te zijn en veel contact met alle familieleden te hebben. De RvdK vindt het voor de verdere identiteitsvorming belangrijk dat [kind 1] en [kind 2] meer besef en kennis hebben over de Burundese cultuur (waarden, normen, gewoontes).
De RvdK ziet dat beide kinderen zich bij vader thuis fijn voelen en de kinderen vinden dat vader hen voldoende ondersteunt in hun behoefte en voldoende stimuleert. [kind 1] geeft aan dat vader haar bijvoorbeeld heeft geadviseerd in februari 2026 met een vervolgopleiding te starten zodat ze sneller sociale contacten in de nieuwe leefomgeving opbouwt. [kind 2] onderbouwt dit door aan te geven dat vader met hem de school heeft bezocht en hem geadviseerd heeft een bijbaantje of een sport te zoeken waardoor hij snel met zijn leeftijdsgenoten in contact zal komen.
De zorg over vaders opvoedcapaciteiten en de weigering van hulp/dan wel geringe profitering ervan heeft in het verleden geleid heeft tot een uithuisplaatsing en een gezagsbeëindigende maatregel betreffende [kind 1] en [kind 2] . Er is zorg over met name de mate waarin vader emotioneel beschikbaar is en of hij voldoende aan kan sluiten bij de behoeften van de kinderen in hun ontwikkelingsfase. Daarnaast blijft het gebrek aan een goede samenwerking met Nidos een grote zorg waardoor er zicht ontbreekt op vaders situatie. Er bestaat een risico dat de meerderjarige broers en zussen de opvoedtaken van vader (deels) overnemen. Dit is enerzijds begrijpelijk; de oudere broers en zus hebben hun weg gevonden in de samenleving en kennen zowel hun vader en de culturele achtergrond van de familie als de Nederlandse cultuur en samenleving goed en hebben daarnaast een gedeelde geschiedenis. Zij kunnen elkaar steunen vanuit hun bekendheid met elkaars leefwereld. De situatie voor [kind 1] en [kind 2] wordt onwenselijk als ze alleen op hun jonge meerderjarige broers en zus terug kunnen vallen. Vader geeft de basale opvoedingscontext vorm en is hiervoor primair verantwoordelijk. De RvdK deelt de visie van Nidos dat het wenselijk zou kunnen zijn dat de kinderen voor meer complexe vraagstukken met iemand buiten het gezin zouden kunnen overleggen en hun ideeën, twijfels en behoeften zouden kunnen delen, los van loyaliteit.
De RvdK ziet ook beschermende factoren waaronder een sterke band tussen de gezinsleden en hun inzet voor elkaar. Het is aannemelijk dat binnen deze cultuur de volwassen kinderen hun ouders en hun jongere broertjes en zusjes actief ondersteunen. In de huidige situatie wordt gezien dat de oudere broers vader ontlasten en ondersteunen door het contact te onderhouden met de instanties/Nidos. Deze taak is ook op zich genomen steunend, omdat vader onvoldoende de Nederlandse taal beheerst. De RvdK meent dat het goed is dat het netwerk betrokken wordt in het creëren en behouden van een goede (leef)situatie van de minderjarigen waarbij als voorwaarde moet blijven gelden
dat vader als hoofdopvoeder, zelf de beslissingen dient te blijven nemen, al dan niet in afstemming met derden. Hiervoor is het nodig dat vader goed geïnformeerd is over de noodzakelijke kwesties wat hij kan realiseren door zelf ook initiatief te nemen, mee te gaan naar bijvoorbeeld de school zoals hij nu reeds doet en ook zelf om informatie te vragen.
De huidige woonsituatie van de kinderen is vastgelegd in de beschikking van 15 augustus 2025. De rechtbank heeft dit gedaan in de vorm van een “ordemaatregel.” De RvdK is van mening dat de huidige situatie voortgezet moet worden en in juridische zin moet worden geformaliseerd, waarbij het passend is dat vader weer met het gezag over [kind 1] en [kind 2] belast wordt, nu hij weer de hoofdverzorging van de kinderen draagt en vormgeeft. In de praktijk is het voor de kinderen gebleken dat het onhandig is om de zaken te regelen als de voogdij bij een instantie ligt, zoals de inschrijving op een school voor [kind 2] en voor de inschrijving van beide kinderen op het adres van vader, conform de beschikking. Inmiddels zijn beide zaken met enige vertraging geregeld en die vertraging heeft geen grote gevolgen voor de kinderen gehad maar het wordt door de kinderen wel als vervelend ervaren. De RvdK verwacht dat wanneer vader met het gezag is belast, de zaken regelen iets gemakkelijker en sneller gaat. Daarnaast betekent het gezag bij vader ook meer financiële zekerheid omdat vader dan het recht heeft om de kinderbijslag en de kindgebonden budget aan te vragen. Bij een voogdijmaatregel heeft vader dit recht niet en hoort in de kosten voor de verzorging van de kinderen gecompenseerd te worden door een voogdijinstelling. Dit lijkt niet direct bij aanvang van de datum genoemd in de beschikking goed geregeld te zijn, terwijl vader wel zorgkosten heeft ondanks zijn beperkte inkomen.
De RvdK acht het niet in het belang van de kinderen dat de gezinshuisouders met de voogdij over de kinderen worden belast omdat de kinderen niet bij hen wonen en weinig contact met hen hebben. Dit maakt het ook voor de gezinshuisouders lastig om de juiste beslissingen te nemen.
Het herstellen van vaders gezag neemt de zorg over zijn functioneren als opvoeder niet geheel weg en maakt dat hulp in de thuissituatie nodig is. De RvdK heeft een ouderschapsbeoordeling overwogen maar ziet dat deze vorm van intensieve ambulante hulp niet in verhouding staat met o.a. de leeftijd van deze kinderen en het ontbreken van motivatie van vader om aan een intensieve vorm van hulpverlening mee te werken.
De RvdK acht een laagdrempelige vorm van hulpverlening nodig om zicht te krijgen op de huidige situatie, de krachten van het systeem te bestendigen en de zorgen weg te nemen waarbij de ontwikkelingsbehoeften van [kind 1] en [kind 2] centraal staan. Het is van belang om bij vader thuis cultuur sensitieve hulpverlening in te zetten die oog heeft voor zijn waarden en normen. De RvdK gunt [kind 1] en [kind 2] ook een laagdrempelige vorm van hulpverlening (bijvoorbeeld een jongerencoach) die hen een luisterend oor biedt, oog houdt voor de ruimte die er bij de kinderen is om contact met het gezinshuis
onderhouden wordt en hen, naast vader, steunt en stuurt in het nemen van juiste beslissingen. Hierbij is het van belang oog te houden voor hun eigen behoefte met een meer of minder frequent contact. Mogelijk kan eerst volstaan worden met een gezinsondersteuner die oog houdt voor eventuele vraagstukken bij de kinderen.
De terugplaatsing bij vader is een grote overgang voor [kind 1] en [kind 2] die jarenlang middels kinderbeschermingsmaatregel(en) in o.a. het gezinshuis hebben gewoond. De RvdK acht het van essentieel belang dat er goed zicht komt op vaders opvoedingssituatie, dat er waar nodig bijgestuurd en ondersteund wordt en dat er gewaakt wordt over een goede schoolgang van [kind 2] en juiste ondersteuning voor [kind 1] bij het kiezen van bijvoorbeeld vervolgonderwijs. Gelet op de grote overgang in de situatie en de houding van vader en de kinderen wat betreft de hulpverlening en de neiging deze af te houden, is naar de mening van de RvdK het vrijwillig kader ontoereikend. De RvdK acht een ondertoezichtstelling noodzakelijk om zicht te krijgen op de situatie van beide kinderen, hen te ondersteunen in hun ontwikkelingstaken richting zelfstandigheid en vader handvatten te geven hoe hij zelf de kinderen hierin kan steunen. Noodzakelijk blijft dat vader inspanning levert in de samenwerkingsrelatie met de beoogde GI en mogelijk met een nieuwe start, vanuit het thuiswonen van deze kinderen, een nieuwe positieve samenwerkingsrelatie kan gaan opbouwen.
RvdK verzoekt om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar voor [kind 2] , en tot haar meerderjarigheid van [kind 1] . De RvdK meent dat deze duur van de maatregel noodzakelijk is om de overbruggingsperiode goed te begeleiden en zicht te houden op de leefsituatie van [kind 1] en [kind 2] . Gelet op het feit dat Nidos de voogdijmaatregel heeft uitgevoerd, acht de RvdK het in het belang van [kind 1] en [kind 2] dat Nidos de maatregel ondertoezichtstelling uitvoert. De RvdK heeft geen illusie dat de samenwerking tussen vader een gecertificeerde instelling zal verbeteren als een andere instantie de maatregel uitvoert.”

4.Het standpunt van Nidos

4.1.
Nidos heeft, samengevat weergegeven, het volgende standpunt ingenomen. De terugplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de vader is een onjuiste beslissing geweest. De terugplaatsing was niet in hun belang, maar om nu de kinderen elders te plaatsen is ook niet in hun belang. Nidos staat op dit punt voor een voldongen feit. De gronden waarop het gezag van de vader is beëindigd, doen zich daarnaast nog steeds voor. Alleen de leeftijd van de kinderen is veranderd. Problematisch is met name dat de vader onvoldoende emotioneel beschikbaar lijkt te zijn voor de kinderen. Daarnaast zijn er signalen dat de wens van de kinderen om bij hem te wonen is ingegeven vanuit zorg voor de vader of door druk van de oudere thuiswonende kinderen. Het is te betreuren dat de rechter toestemming heeft gegeven voor een terugkeer van de kinderen naar (het gezin van) de vader zonder voorafgaand onderzoek door de Raad. Het achteraf uitgevoerde onderzoek is gebrekkig en toegeschreven naar de feitelijke situatie. De voogdij-maatregel moete worden gehandhaafd, zodat Nidos de mogelijkheid heeft om hulp in te zetten voor de kinderen zonder dat de samenwerking met of toestemming van de vader voor nodig is. Een ondertoezichtstelling van de kinderen levert een onwerkbare situatie op, gelet op de moeizame samenwerking met de vader.

5.De mening van [kind 1] en [kind 2]

5.1.
[kind 1] en [kind 2] hebben, samengevat weergegeven, het volgende verteld. Het gaat goed met hen bij de vader. [kind 2] gaat naar havo 4 en haalt betere cijfers dan op zijn vorige school. Het sociale leven is opgepakt en ze hebben beiden een bijbaantje. Sinds de verhuizing naar de vader voelt het alsof zij "eindelijk van jeugdzorg af zijn" en dat "zij zich in lange tijd niet zo gelukkig hebben gevoeld". Er is een grote last van hun schouders afgevallen. Na de verhuizing was het lastig om met Nidos in contact te komen waardoor het regelen van praktische zaken, zoals de inschrijving voor school, de inschrijving in [woonplaats] en een nieuwe verzekering, werd vertraagd. Daarnaast maakt de positie van Nidos en de bewindvoering het lastig om financiële zaken te regelen, waardoor er bijvoorbeeld geen geld is voor dansles. De zorgen die door Nidos en de Raad worden geuit, worden niet herkend. Hulpverlening is daarom niet nodig. De hulpverlening is belastend en er is behoefte aan rust.

6.De mening van de vader

6.1.
De vader heeft, samengevat weergegeven, het volgende standpunt ingenomen. Het gaat goed met het gezin. De vader begeleid [kind 1] en [kind 2] daar waar nodig. Hij herkent de zorgen die Nidos heeft over de thuissituatie niet. Iedereen thuis helpt elkaar en neemt zijn verantwoordelijkheid. De vader is ook niet perse gekant tegen hulpverlening thuis.

7.De mening van de bijzondere curator

7.1.
De bijzondere curator heeft, samengevat weergegeven, het volgende standpunt ingenomen. Het verzoek van de Raad om de vader in het gezag te herstellen zou moeten worden toegewezen. Het gaat goed met [kind 1] en [kind 2] bij de vader thuis: zij hebben een grote mate van zelfstandigheid en hebben ook bij de vader een bij hun leeftijd en ontwikkeling passende dagbesteding. Zij kunnen niet alleen terugvallen op de vader maar ook op de oudere broers en zus. Aan de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling is niet voldaan: [kind 1] en [kind 2] worden niet ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De bijzondere curator wijst erop dat het voor de beoordeling van groot belang is om rekening te houden met het feit dat [kind 2] over een kleine twee jaar en [kind 1] over circa een half jaar meerderjarig is.

8.De beoordeling

8.1.
[kind 1] en [kind 2] hebben eerder dit jaar een brief aan de rechter gestuurd. Zij wilden graag bij hun vader wonen, iets dat Nidos, hun voogd, niet toestond, en zij vroegen de rechter om dit toch mogelijk te maken. Bij beschikking van 15 augustus 2025 is beslist dat [kind 1] en [kind 2] vanaf 24 augustus 2025 bij de vader kunnen wonen en dat zo snel mogelijk moet worden geregeld dat zij daar in de registers van de burgerlijke stand worden ingeschreven. Dit was in lijn met de adviezen van de bijzondere curator en de Raad. De Raad heeft inmiddels onderzoek gedaan en verzoekt de rechter om de vader in het gezag te herstellen (artikel 1:277 BW) en om [kind 1] en [kind 2] onder toezicht van Nidos te stellen (artikel 1:255 BW).
8.2.
Nidos heeft bezwaren opgeworpen tegen het rapport van de Raad. De rechter gaat daar niet in mee. De bezwaren lijken sterk gebaseerd op bij Nidos levende onvrede over het feit dat de kinderen op grond van de beschikking van 15 augustus 2025 bij de vader zijn gaan wonen. Nidos is het principieel oneens met die beslissing, maar kon niet in hoger beroep omdat het een ordemaatregel betrof. Nidos ervaart dat zowel de Raad als Nidos met deze beslissing voor een voldongen feit zijn geplaatst. In het verlengde hiervan stelt Nidos dat de Raad het rapport heeft toegeschreven naar de feitelijke situatie. De rechtbank stelt echter vast dat de beslissing van 15 augustus 2025 in lijn was met zowel het mondelinge advies van de Raad tijdens de zitting als het uitvoerige schriftelijke advies van de bijzondere curator. Het feit dat er onderzoek is gedaan toen de kinderen al twee maanden bij de vader woonden of dat in eerste instantie het onderzoek zich alleen op de gezagsuitoefening richtte en pas in tweede instantie op een kinderbeschermingsmaatregel, brengt niet mee dat het onderzoek niet zorgvuldig is. De door de Raad gemaakte keuzes, bijvoorbeeld, dat geen ouderschapsbeoordeling wordt gedaan, worden door de Raad toegelicht, en Nidos kan het daar niet mee eens zijn, maar dat maakt die keuzes niet ondeugdelijk. De rechter betrekt bij de beoordeling van de zaak dan ook het rapport van de Raad. Ook het standpunt van de bijzondere curator wordt bij de beoordeling betrokken. Nidos heeft aangevoerd dat de bijzondere curator geen gedragsdeskundige betreft. Dit kan echter moeilijk als een probleem worden beschouwd gelet op het feit dat de bijzondere curator wel een ervaren familierechtadvocaat is, hij zijn standpunten steeds uitvoerig heeft toegelicht en het feit dat de Raad al vanuit een pedagogisch perspectief onderzoek heeft gedaan.
8.3.
De rechter beslist op basis van al de informatie die voor handen is dat de vader op grond van artikel 1:277 BW in het gezag over [kind 1] en [kind 2] wordt hersteld.
8.4.
Het is van belang dat het gezag wordt uitgeoefend door de vader omdat [kind 1] en [kind 2] op dit moment bij hem wonen en daar voorlopig ook zullen blijven wonen. Dat hij ook het gezag uitoefent, doet recht aan deze situatie. Van belang hierbij is dat het gaat om sterke kinderen van zestien en zeventien jaar over wie geen zorgen bestaan wat betreft hun school/werk/sociaal leven/toekomstplannen en die graag bij hun vader willen wonen en graag willen dat hij het gezag over hen uitoefent. Het gaat ook om een situatie waarin de andere meerderjarige broers en zus [kind 1] en [kind 2] kunnen helpen, voor zover die hulp nodig is. Het is gelet op hun leeftijd van groot belang dat de mening van [kind 1] en [kind 2] serieus wordt genomen. Er worden door de Raad wel zorgen geuit over de situatie bij de vader, maar deze zijn niet van dusdanige aard dat de gezagsuitoefening door de vader niet in het belang van de kinderen zou zijn, of dat moet worden geconcludeerd dat de vader niet duurzaam in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] te dragen. Nidos, die het beste voor de kinderen wil, ziet het anders. Wat Nidos stelt, is echter onvoldoende zwaarwegend, mede vanwege een gebrek aan feitelijke onderbouwing, om tot een afwijzende beslissing te komen. Door Nidos wordt ernstig getwijfeld aan de emotionele beschikbaarheid van de vader. Wat hier ook precies van zij (de kinderen zelf ervaren het niet zo), in de context van de leeftijd en zelfstandigheid van [kind 1] en [kind 2] in combinatie met het steunende netwerk heeft Nidos op dat punt te weinig aangedragen. De zorg dat de broers en zussen de opvoeding zouden moeten overnemen van de vader, is naar het oordeel van de rechter daarnaast gebaseerd op een onnodig problematiserende interpretatie van de situatie. De nauwe betrokkenheid van de familie heeft ook een hele positieve, steunende kant, zoals de Raad ook in het rapport beschrijft. Dat de kinderen, ondanks wat zij zelf vertellen, toch niet de intrinsieke wens hebben om bij de vader te wonen en onder zijn gezag te willen vallen, is een verstrekkende stelling die ook tijdens de mondelinge behandeling niet concreet kon worden gemaakt. Dat er praktische problemen zullen ontstaan, zoals Nidos ook stelt, is ook onvoldoende duidelijk geworden. Nidos vertelde tijdens de mondelinge behandeling, bijvoorbeeld, dat zij actie moest ondernemen ten aanzien van de zorgverzekering van de kinderen. Naar het relaas van de kinderen echter werd deze kwestie juist verergerd door Nidos.
8.5.
Er zal geen ondertoezichtstelling worden uitgesproken.
8.6.
Voor een ondertoezichtstelling is vereist dat de [kind 1] en [kind 2] (i) zodanig opgroeien dat zij in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd, (ii) de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor [kind 1] en [kind 2] niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de vader en (iii) de verwachting gerechtvaardigd is dat de vader binnen een voor [kind 1] en [kind 2] aanvaardbaar te achten termijn weer in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hen te dragen.
8.7.
De Raad adviseert een ondertoezichtstelling, maar wat er in het rapport wordt beschreven is onvoldoende om aan te nemen dat deze kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [kind 1] heeft haar havodiploma vorig jaar gehaald en heeft nu een tussenjaar. Zij is actief in de kerk, maakt een christelijke podcast met haar oudere zus en begint volgend jaar met acteerlessen. [kind 2] zit in havo 4 en haalt goede cijfers. Beiden hebben een sociaal leven, een bijbaan en hobby’s. Er is geen sprake van strafrechtelijke problematiek, drugs- of alcoholproblemen, ruzies, weglopen, of psychische of gedragsproblematiek. Ten aanzien van de (emotionele) beschikbaarheid van de vader worden er wel zorgen geuit en aandachtspunten benoemd, maar deze worden onvoldoende geconcretiseerd en kunnen niet de conclusie dragen dat sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling. Daarnaast komt de vraag op welk haalbaar doel een ondertoezichtstelling zou dienen. Er wordt gesproken over in te zetten hulpverlening, maar er lijkt een zeer beperkte hulpvraag aanwezig bij de kinderen en de vader. De kinderen hebben aangegeven moe te zijn van alle hulpverlening. De relatie van de vader met Nidos is daarnaast zeer moeizaam, zoals Nidos zelf ook aangeeft.
8.8.
Eén en ander leidt tot de volgende beslissing.

9.De beslissing

De rechter:
9.1.
herstelt [naam vader] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , in het ouderlijk gezag over [kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] en [kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ;
9.2.
gelast de griffier deze wijziging in het gezag in te schrijven in het gezagsregister;
9.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
9.4.
ontslaat de bijzondere curator uit zijn benoeming, vanwege beëindiging van zijn werkzaamheden;
9.5.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Dijkstra, (kinder)rechter, bijgestaan door M.C. Boskma LLM., griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2025. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 december 2025. De beschikking is ondertekend door de rolrechter.
Als u het niet eens met de beslissingen die de rechter heeft genomen, kunt u in hoger beroep. Maar let op! Hoger beroep kunt u niet zelf instellen. U moet daarvoor naar een advocaat. Een advocaat kan voor u hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belangrijk is dat u snel naar een advocaat gaat. Hoger beroep moet bijna altijd binnen drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.