ECLI:NL:RBNNE:2025:508

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
LEE 23/1693
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het Uwv. Het Uwv had in een besluit van 4 januari 2022 bepaald dat de uitkering per 18 maart 2022 zou eindigen. Eiseres had hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv bleef bij zijn standpunt. De rechtbank had eerder, op 11 november 2022, het beroep van eiseres gegrond verklaard en het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen. Echter, in een nieuw besluit van 1 maart 2023 verklaarde het Uwv het bezwaar opnieuw ongegrond, wat leidde tot dit beroep.

Tijdens de zitting op 15 november 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en deskundige H.J. Hullen benoemd om een onafhankelijk medisch oordeel te geven. Hullen concludeerde dat de WIA-uitkering van eiseres terecht was beëindigd, omdat zij per 18 maart 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank volgde het oordeel van Hullen, ondanks de bezwaren van eiseres tegen de rapporten van de deskundigen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat eiseres in de geduide functies kon werken, met voldoende rust- en herstelmomenten.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door rechter P.G. Wijtsma en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2025. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Achterveld),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: T.R. Vallinga).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Talant/Zorggroep Alliade, uit Heerenveen (de ex-werkgever van eiseres).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1.
In het besluit van 4 januari 2022 heeft het Uwv besloten die uitkering met ingang van 18 maart 2022 te beëindigen. Met het besluit op bezwaar van 1 april 2022 is het Uwv bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft tegen het besluit van 1 april 2022 beroep ingesteld.
1.2.
Bij uitspraak van 11 november 2022 (LEE 22/1444) heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard. Hierbij heeft zij het besluit van 1 april 2022 vernietigd en bepaald dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak. Met het besluit van 1 maart 2023 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.3.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, met daarbij gevoegd een rapport van 10 augustus 2023 van de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep A.J. Smits.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner, haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv.
1.5.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de bedrijfs- en verzekeringsarts H.J. Hullen als deskundige benoemd. Hullen heeft op 4 mei 2024 zijn rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft met rapporten van 24 juni 2024 van Smits en van 3 juli 2024 van de arbeidsdeskundige Bezwaar en Beroep T. van der Molen gereageerd op de conclusies van Hullen. Op 16 juli 2024 heeft eiseres dat gedaan. Op 19 november 2024 heeft het Uwv een rapport van Van der Molen ingediend.
1.6.
Partijen vonden een nadere zitting niet nodig. Daarom heeft de rechtbank het onderzoek weer gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Voor de voorgeschiedenis en voor de feiten en omstandigheden die voor deze zaak van belang zijn, verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 11 november 2022. Daaraan voegt zij toe dat zij dat beroep gegrond heeft verklaard omdat het Uwv de motivering van de medische beperkingen voor arbeid van eiseres op onderdelen onvoldoende inzichtelijk had gemaakt. Vervolgens heeft Smits op 4 januari 2023 een rapport uitgebracht. Op 22 februari 2023 heeft Van der Molen een arbeidskundig rapport opgesteld. Daarna heeft het Uwv zijn besluit van 1 maart 2023 genomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Allereerst stelt de rechtbank vast dat eiseres het niet eens is met de door de
rechtbank gevolgde procedure, omdat zij een oordeel wenste over de vraag of het Uwv ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 11 november 2022 nu wél zijn standpunt goed had gemotiveerd. De rechtbank is echter van oordeel dat het voor partijen niet zinvol is om eerst te beoordelen of het Uwv in deze zaak aan de opdracht van de rechtbank in die uitspraak had voldaan. Vandaar dat zij besloten heeft om Hullen in te schakelen om een onafhankelijk medisch oordeel te krijgen over het nieuwe standpunt van het Uwv. Dit betekent dat de rechtbank in deze uitspraak beoordeelt of het Uwv terecht de WIA-uitkering van eiseres per 18 maart 2022 heeft beëindigd, omdat zij per 29 november 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Daarbij speelt de vraag of de rechtbank haar deskundige moet volgen of niet.
Wat vinden partijen?
4. Eiseres is het verder niet eens met het rapport van Hullen. Deze schrijft dat de eerste verzekeringsarts N. English op goede gronden de beperkingen zoals gesteld door Ergatis heeft overgenomen. Hij heeft echter niet beoordeeld of die overname inderdaad één op één is geweest dan wel of - stilzwijgend - een verruiming van de beperkingen is toegepast, zonder dat daarvoor een inzichtelijke motivering is gegeven. Over de geschiktheid van de functies geeft Hullen aan dat in het uitoefenen van de werkzaamheden voldoende afwisseling moet plaatsvinden met concrete rust of activiteiten die bijdragen aan herstel. Van der Molen gaat in haar rapportage van 3 juli 2024 echter alleen in op de aanwezigheid van de normale pauzes binnen een werkrelatie. Daarbij blijft volgens eiseres onduidelijk of de vereiste herstel- of rustmomenten in de arbeid beschikbaar zijn.
5. Het Uwv baseert zijn medische standpunt op de rapporten van 4 januari 2023 van Smits en van 22 februari 2023 van Van der Molen. In haar rapport van 24 juni 2024 heeft Smits geschreven dat het rapport van Hullen geen verandering brengt in haar standpunt. In haar rapport van 19 november 2024 heeft Van der Molen gereageerd op de opmerkingen van Hullen. Zij schrijft dat de geduide functies worden uitgevoerd in een rustige werkomgeving waarbij geen sprake is van afleiding en dat de normale pauzes volgens de arbeidstijdenwet zijn geregeld. Qua niveau zijn de functies meer dan passend en relatief eenvoudig, hetgeen betekent dat de normale pauzemomenten voldoende zijn. Het Uwv is bij zijn standpunt gebleven dat eiseres per 18 maart 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering.
Wat vindt de rechtbank?
6. Volgens vaste jurisprudentie volgt de rechtbank het oordeel van een door haar benoemde onafhankelijke deskundige, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is gerechtvaardigd [1] . Deze omstandigheden zijn in het geval van eiseres niet aanwezig. De rechtbank legt dat hieronder uit.
6.1
Hullen heeft in zijn rapport de klachten van eiseres in kaart gebracht. Hij schrijft dat het in deze beroepszaak draait om haar belastbaarheid op 18 maart 2022. Er blijken enkele gegevens beschikbaar te zijn die rond deze datum liggen. Dit betreft het onderzoek van English, de brief van de arts Van den Borne van 2 februari 2022 en het verslag van de hoorzitting van 24 maart 2022. Voor Hullen ligt daarom extra nadruk op deze gegevens. Hij schrijft dat in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van English terecht de beperkingen zoals gesteld door Ergatis zijn overgenomen. Hij geeft daarvan een omschrijving en vindt dat de FML voldoende tegemoet komt aan de beperkingen van eiseres. Hullen neemt deze beperkingen ongewijzigd over. Zijn overwegingen komen feitelijk overeen met de overwegingen van Ergatis.
6.2
Hij schrijft ook dat het ontbreken van afwijkingen die met gangbaar medisch onderzoek kunnen worden vastgesteld, voor sommige artsen betekent dat er geen sprake is van een objectiveerbare aandoening, maar dat is te kort door de bocht. De conclusie van Smits van 4 januari 2023 dat de aanhoudende klachten niet medisch verklaarbaar zijn, valt volgens Hullen onder deze categorie verklaringen. Voor het beoordelen van de belastbaarheid op 18 maart 2022 kan daarbij worden aangesloten bij de overwegingen van Ergatis en daarmee ook van English, meer dan bij de overwegingen van Smits, waar die laatste hiermee feitelijk maar beperkt in lijn zijn. Hullen heeft verder de huishoudelijke taken van eiseres en de betekenis daarvan voor de arbeidsongeschiktheidsschatting besproken.
6.3
Hij heeft wel een kritische kanttekening over de arbeidskundige aspecten van de functies: er moeten voldoende rust- en herstelmomenten zijn. Dit betekent volgens hem dat na activiteiten die binnen de geduide belastbaarheid als relatief zwaar moeten worden beschouwd, voldoende afwisseling moet plaatsvinden met concrete rust of activiteiten die bijdragen aan herstel. Die concrete rust wordt tijdens arbeid gevormd door de normale pauzemomenten en tussendoor door activiteiten die bijdragen aan herstel. Als deze afwisseling en de beschikbaarheid van herstel- of rustmomenten in arbeid aanwezig zijn, is er volgens Hullen geen aanleiding om een duurbeperking te stellen. Hij vindt dat de vraag of dit in de geduide functies in voldoende mate realiseerbaar is, door een arbeidsdeskundige moet worden beantwoord.
6.4
De conclusies van Hullen zijn uitgebreid, inzichtelijk en goed gemotiveerd. Ze bevatten geen tegenstrijdigheden. Hullen heeft eiseres thuis bezocht en met haar gesproken. Hij heeft een volledig onderzoek gedaan en heeft de relevante medische rapportage uit het dossier aangehaald. Hij heeft duidelijke antwoorden gegeven op de vragen van de rechtbank. In het licht van de heldere conclusies van Hullen heeft eiseres niet onderbouwd waarom de vraag of de overname van beperkingen één op één is geweest dan wel of zonder inzichtelijke motivering een verruiming van de beperkingen is toegepast, voor deze zaak nog van belang is. De rechtbank volgt het oordeel en de conclusies van Hullen. De medische gronden slagen niet.
6.5
De reactie van Van der Molen in haar rapport van 19 november 2024 op de arbeidskundige kanttekeningen van Hullen overtuigt; zij heeft de functies doorgenomen, waarbij van elke functie de taken en de belasting in de taken zijn besproken. In geen van de functies is sprake van een belasting die aan de bovengrens van de belastbaarheid van eiseres zit. Daarnaast bevatten ze voldoende reguliere pauzes en voldoende afwisseling in taken en herstel. De taken die mogelijk aan de bovengrens ervaren kunnen worden, hoeven niet de hele dag uitgevoerd te worden. Van der Molen heeft overleg gehad met Smits, die van mening was dat in de functies voldoende afwisseling voorkwam in taken en herstelactiviteiten die voldoen aan de beschrijving van Hullen. Het rapport van 19 november 2024 van Van der Molen is inzichtelijk en goed gemotiveerd. Ook de arbeidskundige gronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1018.