ECLI:NL:RBNNE:2025:585

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
18-237300-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van meermalen ontuchtige handelingen met zijn dochter, die in de periode van 29 november 2011 tot 29 november 2018, nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het betasten van de vagina van zijn dochter en het door haar laten betasten van zijn penis. De zaak kwam aan het licht na verklaringen van het slachtoffer en haar moeder, die de verdachte confronteerde met de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar en gedetailleerd beoordeeld, en deze werden ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en een brief van de verdachte aan zijn dochter waarin hij zijn spijt betuigde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/237300-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats], wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 januari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 29 november 2011 tot 29 november 2019, op diverse data en/of tijdstippen, te Emmen, (meermalen) met zijn kind [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
  • het betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
  • het door voornoemde [slachtoffer 1] laten betasten van zijn, verdachtes, penis.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat enkel de twee momenten waarover verdachte heeft verklaard dat hij de vagina van het slachtoffer heeft aangeraakt, bewezen kunnen worden. Voor het overige dient verdachte vrijgesproken te worden, nu hij dat ontkent. De raadsman heeft opgemerkt dat het eventuele steunbewijs vanuit de verklaringen van de moeder en zus van het slachtoffer genuanceerd moet worden, nu het gaat om een familiesetting waarin zich dagelijks terugkerende situaties voordoen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 31 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik de zich in het dossier bevindende brief aan mijn dochter [slachtoffer 1] heb geschreven.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 mei 2023, opgenomen op pagina 75 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRBC23098, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
V: Hoe oud was jij toen dit misbruik begon? A: 6
V: Welk huis was dat?
A: [adres] in Emmen.
V: Wat heeft hij bij jou gedaan?
A: Mij aanraken en dingen doen in het bijzijn van mij. Naarmate ik ouder werd ging het steeds verder.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2023, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam]:
Op woensdag 3 mei 2023 namen wij een getuige verklaring op van [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2005. [slachtoffer 1] vertelde ons het volgende.
Mijn vader en ik stonden daarna allebei naakt onder de douche. Daar kreeg mijn vader een stijve penis. Hij zei toen: “Raak me aan”.
Hij gaf me toen weer die blik. Die enge blik, toen wist ik dat het weer zo'n moment was. Van bovenaf keek hij dan naar mij. Toen moest ik hem aanraken. Hij zei hoe ik het doen moest, met mijn hand om zijn penis. Toen zei hij tegen mij: “Dat vindt mama niet leuk. Dat moet je niet doen”. Het vasthouden van zijn penis met mijn hand duurde ongeveer 5 tellen. Het stopte toen hij begon over dat mama het niet leuk zou vinden.
V: Gebeurde het ook wel eens andersom?
A: Vaak begon het in de ochtend. Bij het wakker worden dan gingen we nog even bij papa en mama in bed tv kijken. Als mama dan een douche ging nemen en mijn zusje al naar beneden ging dan begon papa met het strelen van mijn rug. Van mijn rug ging hij dan naar beneden steeds dichterbij mijn geslachtsdeel. Dan bevroor ik. Dit is heel vaak gebeurd. Tussen mijn 8ste en 11e levensjaar. Dit ging best een tijd door van het bovenbeen naar mijn geslachtsdeel en weer naar boven. Als mama klaar was met douchen dan stopte hij. lk bevroor. lk lag dan op mijn zij op bed. Dat kon de rechter of linkerzij zijn. Achter mij lag mijn vader. Het ging vaak op die manier. Of ik lag op mijn rug en dan zat hij aan mij. Als ik dan op mijn rug lag dan ging hij met zijn hand langs de binnenkant van mijn bovenbenen. Steeds er zo langs. Tussen mijn benen bij mijn vagina. Dat deed hij met zijn vingers. Alle vingers gingen er dan langs. lk voelde het dan over mijn vagina gaan. Naarmate ik ouder werd ging hij er steeds meer langs. Steeds meer richting mijn vagina en eroverheen. Ik droeg dan altijd wel een onderbroek en soms daar ook nog een pyjamabroek overheen nog. Maar hij duwde wel zo dat ik het goed voelde. Hij ging dan heen en weer over mijn lijf. Iedere keer langs mijn vagina. Hij begon dan met strelen in de knieholte en ging langs mijn borst en buik. Hij ging met zijn hand/vingers heen en weer. Heel vaak ging hij erover heen. Steeds meer langs de binnenkant van mijn bovenbeen langs mijn vagina. Ook eroverheen in het midden.
Toen ik 12 jaar oud was toen ging het een stap verder, ik zat toen op de bank, mama was op
cursus. lk zat op mijn zij op de bank, op mijn knieën met mijn benen de andere kant op, ook op de bank. Mijn vader deed toen zijn hand in mijn pyjamabroek, dat deed hij aan de achterkant. Hij ging me toen vingeren. Dit duurde wel zo'n 10 minuten. Hij maakte allemaal bewegingen daar. Ik had toen wel mijn pyjamabroek en onderbroek aan. Hij is niet
in mijn onderbroek geweest. Mijn vader droeg toen gewoon zijn kleding. Hij deed dit met zijn rechterhand. Met 2 vingers ging hij heen en weer bewegen met mijn onderbroek ertussen. Hij duwde hard op mijn broek, daardoor voelde ik het duidelijk. Het is ook 2 keer gebeurd toen ik 12 of 13 jaar was dat ik op mijn bed lag op mijn zij en hij achter mij kwam liggen. Dan ging hij over mijn onderbroek heen mij aanraken. Tijdens het bewegen zei hij: “Is het fijn, moet ik stoppen of doorgaan?”
Toen ik 9 of 10 jaar was ging hij weer heen en weer bewegen met zijn hand erlangs. Hierdoor was er zelfs bloed ontstaan bij mijn vagina. Het gebeurde vaak toen. Elke maand wel 1 keer.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 april 2023, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam]:
V: Wat kun je ons vertellen over wat er met [slachtoffer 1] is gebeurd?
A: Ik ben de moeder van [slachtoffer 1]. Ik hoorde ergens op een zaterdag 4 april van [slachtoffer 1] wat er aan de hand was. In de avond toen haar zusjes naar bed waren gaf ze aan dat ze wel mij wilde praten. Op haar kamer en dan alleen met mij, [naam] bleef dus beneden. Ze vertelde dat ze met de kindertelefoon had gechat. Ze vertelde dat ze door biologieles met seksuele voorlichting zelf wat geprobeerd te hebben, waardoor herinneringen terugkwamen die ze altijd had weggedrukt en dat door de voorlichting door begon te dringen wat er met haar was gebeurd. Dat dit niet normaal was. Ze heeft toen verteld over twee situaties, één keer toen ik met [naam] een weekend weg was. Ze vertelde dat hij haar toen bij en over haar vagina had gestreeld. Ook iets had benoemd van dat ze er nat van was. Ze heeft die
keer ook verteld, dat toen ik weg was voor een scholing, [naam] en [naam] al naar bed waren. Dat ze toen in een pyjama op de bank zat en dat [naam] haar toen over haar vagina heeft aangeraakt, over haar onderbroek heen.
V: Hoe was zij eronder, toen ze jou dit vertelde?
A: Heel onrustig. Wiebelend. Verdrietig. Ze had tranen. Bang om te vertellen, ze vond
het heel moeilijk om het uit te spreken en ze had een bepaalde blik in haar gezicht. Ze was bang en verdrietig.
V: Dat waar [slachtoffer 1] over sprak met jou, die twee keren, wanneer waren die precies?
A Het weekend dat ik met [naam] naar Rotterdam was, toen was [slachtoffer 1] 10 of 11 denk ik. Die andere avond dat ik naar een scholing was, dat weet ik niet precies.
V: [slachtoffer 1] vertelt jou wat haar overkomen is. Je gaat naar beneden en dan?
A: Ik geloofde haar direct omdat ik weet wie [slachtoffer 1] is. Ze liegt niet om zulke dingen.
Het is een oprecht meisje. Ook de manier hoe ze het vertelde. En de gedachtes die ik
al eerder had over [naam]. Ik ben naar beneden gelopen. Ik zei tegen hem: “Ik denk dat het beter is dat je gaat. Misschien naar je ouders ofzo”. Hij keek mij vragend aan en vroeg hoezo. Ik zei: “Omdat je onze dochter op een manier hebt aangeraakt zoals een vader dat niet hoort te doen”. [naam] is rap in de mond maar hij werd nu helemaal bleek en begon te zweten. Hij liet zich op de grond vallen en bleef een tijdje liggen.
Toen werd hij opeens heel resoluut. Hij zei: “Je hebt gelijk ik hoor hier niet meer thuis”. Hij pakte zijn spullen.
5.
Een schriftelijk bescheid, te weten bijlage I bij het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 april 2023, opgenomen op pagina 73 van voornoemd dossier:
Voor [slachtoffer 1]
Ik heb veel spijt dat ik je aangeraakt heb op een plek waar dat niet hoort. Het is niet jouw schuld en jij hoeft je dan ook niet schuldig te voelen. Dat ben ik.
Van [naam]
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten de bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 25 juni 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier:
[05-04-2020 15:07:10] AA [naam]: [slachtoffer 1] hoeft zich niet schuldig te voelen. Dat ben ik. [15-04-2020 20:23:16] AA [naam]: Wees lief voor ze wat ze jou vertellen is de waarheid.
Juridisch kader
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: het slachtoffer en de verdachte. Wanneer de verdachte de seksuele handelingen ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaring van het slachtoffer als getuige als wettig bewijs beschikbaar is. De verklaring van een getuige zonder dat verder steunbewijs voorhanden is, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging dient te vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal mag hierbij niet een te ver verwijderd verband bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechter bovendien de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en daarnaast of deze voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid verklaring slachtoffer
Met betrekking tot de door het slachtoffer afgelegde verklaringen stelt de rechtbank vast dat zij authentiek en gedetailleerd heeft verklaard over wat volgens haar is gebeurd. Daarbij heeft zij verklaard over specifieke momenten en gebeurtenissen. De verklaring van het slachtoffer afgelegd in mei 2023 komt overeen met hetgeen zij heeft verklaard tijdens het informatief gesprek in 2022 en met hetgeen zij tegenover haar moeder heeft verklaard in april 2020 over het misbruik. Daarmee is ze tevens consistent in haar verklaringen. De rechtbank heeft op grond van het voorgaande geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer en acht deze in haar geheel bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal om te komen tot een bewezenverklaring. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. De rechtbank vindt allereerst steun voor de verklaring van het slachtoffer in de verklaring van haar moeder. Het slachtoffer verklaart specifiek over twee momenten waarop het misbruik door haar vader heeft plaatsgevonden, namelijk in een weekend waarin haar moeder met haar zusje weg was en op een avond waarop haar moeder cursus had. Dat deze details - het weekendje weg en de cursusavond - hebben plaatsgevonden wordt bevestigd door de moeder van het slachtoffer. De rechtbank hecht tevens waarde aan hetgeen moeder heeft verklaard over de emoties bij het slachtoffer op het moment dat zij haar moeder vertelt over het misbruik door haar vader. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de brief die verdachte aan zijn dochter heeft geschreven en de whatsappberichten die hij naar zijn ex-partner, de moeder van zijn dochter, heeft gestuurd niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat verdachte daarin het misbruik door hem van zijn dochter bevestigt. Daar komt bij dat verdachte op het moment dat de moeder van het slachtoffer hem confronteert met hetgeen het slachtoffer haar heeft verteld, verdachte het misbruik niet ontkent, bleek wordt, begint te zweten, zich op de grond laat vallen en vervolgens het huis verlaat en zegt dat hij daar niet meer thuishoort. De verklaring van het slachtoffer over bloedverlies bij haar vagina past bij de informatie van de huisarts waarin wordt omschreven dat het slachtoffer last heeft gehad van vaginaal bloedverlies.1
De rechtbank leidt uit al deze genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samen bezien, af dat verdachte in de periode van 29 november 2011 tot 29 november 2018 meermalen ontuchtige handelingen met zijn dochter heeft gepleegd. De rechtbank acht het ten laste gelegde in zoverre wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht niet bewezen dat het misbruik ook tussen 29 november 2018 en 29 november 2019 is doorgegaan, nu uit de verklaringen van het slachtoffer niet met voldoende zekerheid kan worden afgeleid dat verdachte met haar ook toen zij 13 jaar oud was nog ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode 29 november 2011 tot 29 november 2018, op diverse data en tijdstippen, te Emmen, meermalen met zijn kind [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
  • het betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] en
  • het door voornoemde [slachtoffer 1] laten betasten van zijn, verdachtes, penis.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. De officier van justitie ziet geen aanleiding tot oplegging van het door het slachtoffer verzochte contactverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren of een korte (voorwaardelijke) gevangenisstraf. De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het tijdsverloop, het feit dat verdachte first offender is en zijn baan zal verliezen bij oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf en dat verdachte in eerste instantie wel een excuusbrief heeft geschreven aan het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 23 juli 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 december 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de periode van 29 november 2011 tot 29 november 2018 schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter, door herhaaldelijk haar vagina te betasten en haar zijn penis te laten betasten. De bewezen verklaarde handelingen vonden voornamelijk plaats in het huis waar verdachte en het slachtoffer in gezinsverband woonden, hetgeen een plek is die bij uitstek vertrouwd en veilig zou moeten zijn voor haar. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en daarbij de ongestoorde en vrije seksuele ontwikkeling van zijn opgroeiende dochter geschonden. Bovendien heeft verdachte door zijn handelswijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als vader mocht worden gesteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer, hetgeen blijkens de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring ook daadwerkelijk het geval is geweest. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft de bevrediging van zijn eigen seksuele gevoelens vooropgesteld. Verdachte heeft in eerste instantie een excuusbrief geschreven aan het slachtoffer, maar heeft vervolgens zowel bij de politie als ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 23 juli 2024 en hetgeen ter zitting is besproken blijkt het volgende. Verdachte woont bij zijn ouders en heeft inmiddels een nieuwe partner. Hij heeft geen contact meer met zijn ex-vrouw en kinderen. Hij heeft een fulltime baan en een gezonde financiële situatie. Er is geen sprake van middelenmisbruik. Verdachte is, nadat hij zijn gezin heeft verlaten, klinisch opgenomen geweest naar aanleiding van een suïcidepoging en is ambulant behandeld door GGZ Drenthe. Daarnaast heeft verdachte therapie gevolgd.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezen verklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet evenals de officier van justitie geen aanleiding tot oplegging van het door het slachtoffer verzochte contactverbod, nu er onvoldoende aanknopingspunten zijn dat oplegging hiervan noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1], tot een bedrag van 395,07 ter zake van materiële schade en 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2], tot een bedrag van 696,57 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft toewijzing van de gevorderde materiële schade door [slachtoffer 1]. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade mogelijk gematigd dient te worden. Wat betreft de toewijzing van de gevorderde materiële schade door [slachtoffer 2] heeft de raadsman zich tevens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende gemotiveerd door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
29 november 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 november 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.

Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 20.395,07 (zegge: twintigduizend driehonderdvijfennegentig euro en zeven cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 20.395,07 (zegge: twintigduizend driehonderdvijfennegentig euro en zeven cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 395,07 aan materiële schade en 20.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 136 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 696,57 (zegge: zeshonderdzesennegentig euro en zevenenvijftig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 november 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 696,57 (zegge: zeshonderdzesennegentig euro en zevenenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 696,57 aan materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 13 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en
mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2025.
1. Een schriftelijk bescheid, te weten de bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek
zeden d.d. 25 juni 2020, opgenomen op pagina 56 van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer NNRBC23098.