ECLI:NL:RBNNE:2025:588

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
18.208255.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontploffing en vernieling, veroordeling voor belaging en bedreiging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder belaging, bedreiging, het medeplegen van een ontploffing en vernieling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 3 (ontploffing) en 5 (vernieling), omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze feiten had gepleegd of uitgelokt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan belaging en bedreiging, waarbij hij zijn ex-partners herhaaldelijk had lastiggevallen met bedreigende en beledigende berichten en telefoontjes. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 166 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens werden er bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een contact- en locatieverbod met betrekking tot de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, wat leidde tot angst en stress bij hen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een posttraumatische stressstoornis, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf om herhaling te voorkomen. De uitspraak benadrukt de ernst van stalking en de impact ervan op de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/208255-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1998 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 januari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. Appel, advocaat te Amsterdam. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de volledige tekst van de tenlastelegging verwezen naar de inhoud daarvan zoals opgenomen in de bijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De verdenking komt er - kort en zakelijk weergegeven en na nadere omschrijving van de tenlastelegging - op neer dat verdachte:
Feit 1:in de periode van 23 juli 2022 tot en met 11 juni 2024 in Nederland en in andere landen [slachtoffer] heeft belaagd;
Feit 2: in de periode van 5 mei 2024 tot en met 26 mei 2024 in Nederland en in andere landen [slachtoffer] heeft belaagd;
Feit 3: in de periode van 8 mei 2024 tot en met 9 mei 2024 in Nederland en in andere landen, al dan niet samen met anderen, een ontploffing teweeg heeft gebracht, dan wel anderen heeft uitgelokt tot het teweegbrengen van een ontploffing, dan wel, al dan niet samen met anderen, een vernieling heeft veroorzaakt, dan wel anderen heeft uitgelokt tot het veroorzaken van een vernieling;
Feit 4:in de periode van 5 mei 2024 tot en met 21 mei 2024 in Nederland en in andere landen [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] heeft bedreigd;
Feit 5:in de periode van 20 mei 2024 tot en met 21 mei 2024 in Nederland en in andere landen, al dan niet samen met anderen, een vernieling heeft veroorzaakt, dan wel anderen heeft uitgelokt tot het veroorzaken van een vernieling.

Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 1

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het dossier geen uitdrukkelijke klacht bevat van aangeefster [slachtoffer] .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit de aangifte van [slachtoffer] de wens tot vervolging van verdachte voldoende kan worden afgeleid.
Oordeel van de rechtbank
Door de verdediging is aangevoerd dat het dossier geen klacht van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) bevat en verdachte daarom moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Indien een stuk wel een aangifte maar geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging inhoudt, kan niettemin het bestaan van een klacht als omschreven in artikel 164, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering worden aangenomen, mits op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van dat stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.1 Hoewel er geen als zodanig aangemerkte klacht ter zake belaging ligt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat aangeefster ten tijde van het doen van de aangifte wenste dat tegen de verdachte vervolging zou worden ingesteld. Zo heeft zij in haar aangifte verklaard dat zij wil dat verdachte stopt met stalken en dat hij wordt gestraft. Het verweer wordt daarom verworpen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 en 5 ten laste gelegde - in al haar varianten - en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijken veel aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij de ontploffing zoals onder 3 tenlastegelegd, maar het procesdossier bevat geen concrete bewijsmiddelen waaruit kan worden afgeleid dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd. Daarom moet hij worden vrijgesproken van het primair en meer subsidiair ten laste gelegde. Verdachte moet ook worden vrijgesproken van de uitlokking zoals subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd omdat voor geen van de bestanddelen van uitlokking voldoende bewijs voorhanden is. Daarnaast moet verdachte van de onder 5 ten laste gelegde vernieling eveneens worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde en heeft daartoe, voor zover van belang, het volgende aangevoerd.
Feit 1
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte en aangeefster [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode ook normaal contact met elkaar hebben gehad. Tevens heeft aangeefster in die periode ook nare berichten naar verdachte verzonden. Indachtig die moeizame verstandhouding is geen sprake van de vermeende stelselmatigheid en ook niet van wederrechtelijkheid. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de periode voorafgaand aan april 2024.
Feit 2
De raadsman heeft bepleit dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft bekend met uitzondering van het onderdeel dat ziet op de betrokkenheid bij het vernielen van de ruit.
Feit 3
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte niet samen met iemand anders nauw en bewust heeft samengewerkt en dat daarvoor ook geen bewijs is. Verder heeft verdachte ontkend dat hij iemand anders opdracht heeft gegeven voor het gooien van een Cobra 6. Gelet op het gebrek aan wettig en
overtuigend bewijs dient verdachte integraal vrijgesproken te worden van het onder 3 ten laste gelegde.
Feit 4
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 5
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank

Feiten 3 en 5

De rechtbank is - overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de verdediging - van oordeel dat het onder 3 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Hoewel de uit het opsporingsonderzoek naar voren gekomen feiten en omstandigheden voldoende zijn voor een redelijke mate van verdenking, en deze ten aanzien van de voorlopige hechtenis van verdachte ook ernstige bezwaren opleverden, is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting thans onvoldoende vast komen te staan dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het onder 3 en 5 ten laste gelegde, dan wel deze feiten heeft uitgelokt.

Feit 1

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 31 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik de berichten heb verstuurd aan [slachtoffer] waarvan de screenshots zijn opgenomen in het dossier. Ik heb haar ook meerdere keren gebeld toen ik in Marokko was. Het klopt ook dat ik [slachtoffer] heb gebeld vanuit de gevangenis in Frankrijk.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (inclusief bijlage) d.d. 4 juni 2024, opgenomen op pagina 66 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R024037 (onderzoek Otter) d.d. 16 januari 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb in 2019 een relatie gehad met [verdachte] . (). Sinds januari dit jaar is het stalken weer begonnen. Hij belde mij in eerste instantie op om zijn excuses te maken. Ik accepteerde deze excuses meer uit het oogpunt om er vanaf te zijn. Daarna bleef hij maar bellen en smsjes sturen, hij kwam erachter waar ik werkte en hier viel hij mij ook lastig. Hij belde dan naar mijn werk en vroeg om mij te spreken als de collega's hem niet doorverbonden dan begon hij tegen hun te schelden. Hij stuurt veel dreigende berichten en wil controle over mij hebben. Hij dreigt met verschillende dingen. Bijvoorbeeld met het opblazen van het huis van de woning van mijn ouders, ramen ingooien en mij op te zoeken. Ook heeft hij gedreigd om het COA waar ik werk op te blazen. Hij had dit tegen mijn collega's gezegd. Hij belt veel met verschillende buitenlandse nummers. Ik vind het vooral vervelend dat hij mijn ouders nog steeds lastig valt. Ook op de privé telefoon van mijn vader belt hij vaak in. Ik word soms 73 keer per dag gebeld. Het verschilt in hoeveelheid, soms 5 keer dan 70 keer. Afgelopen maand gaat het weer non stop door. Hij is nog wel langs mijn werk gereden dit is ongeveer 1.5 maand geleden. Hij beïnvloedt mijn hele leven en het leven van mijn ouders.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2024, opgenomen op pagina 237 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 4 juni 2024 deed aangeefster [slachtoffer] aangifte van stalking. Bij de aangifte voegde zij een logboek van de contact momenten met de stalker / [verdachte] . [slachtoffer] was verzocht om na de melding van 30 april 2024 een logboek bij te houden van de contact momenten met de stalker / [verdachte] .
In de berichtgeving vanaf 13 april 2024 kreeg zij berichten met het opgeslagen contact van 2C Nooit Meer Komen. Op 18 april 2024 had [slachtoffer] een gemiste oproep van het telefoonnummer [telefoonnr:] . Dit telefoonnummer is op naam gesteld van [verdachte] . Hierna volgden beledigende en bedreigende smsjes van [verdachte] die was als contact was opgeslagen ”2C Nooit Meer Komen" met de inhoud : "Kankerhoer, morgen op je werk, ga ik je confronteren als je morgen niet is overmorgen, liegen tegen mij toch vuile kanker Kahns, Kahba".
Waarna op een later moment op 23 april 2024 door 2C Nooit Meer Komen een bericht wordt gestuurd “Ik hou super veel van je en ik sta achter jou keuze watje ook maakt houden is Indd ook los laten veel succes verder dikke knuffel gedraag je a.u.b. bye liefje". Waarna de toon daarna dwingender wordt en hij wil dat zij naar hem toe komt, hij naar haar toe kan of ze haar telefoon op moet nemen of hij komt naar haar werk toe waar iedereen bij is". Op 30 april werd zij 53 keer anoniem gebeld. Ook werd haar vader meerdere keren anoniem gebeld. Op 1 mei 2024 werd aangeefster [slachtoffer] 73 keer anoniem gebeld. Vanaf 5 mei 2024 werd aangeefster [slachtoffer] gebeld door meerdere buitenlandse telefoonnummers afkomstig uit verschillende landen variërend in aantallen van 69-17 keer per dag.
Vanaf 6 mei 2024 werd ook het werk van [slachtoffer] gebeld door het telefoonnummer [telefoonnr:] (+44 is afkomstig uit Engeland). De beller, een meneer, vroeg direct om doorverbonden te worden met [slachtoffer] . Dit vond meerdere keren plaats. Bij een van de gesprekken werd gedreigd als hij niet doorverbonden werd, dat de gebelde opgewacht zou worden na het werk.
Vanaf 13 mei 2024 kreeg [slachtoffer] via iMessage diverse berichten van het telefoonnummer [telefoonnr:] (+212 is afkomstig uit Marokko). Hierin werden berichten verstuurd dat hij haar zal pakken en overal naar toe zal blijven bellen. Ook stuurt hij: “Wacht maar, hele voorgevel eruit, Kanker hier, hoer, let op”.
Op 14 mei 2024 werd [slachtoffer] 31 keer gebeld door verschillende buitenlandse telefoonnummers. Ook kreeg zij diverse bedreigende berichten van het telefoonnummer [telefoonnr:] , waaronder: “Kankerhoer, als jij wil dat al ramen van jou moeder ze huis eruit gaan Neem je kanker telefoon op, of ik stuur iemand zelfs vanuit hier a kanker jood je zien dat k t meen”.
Op 19 mei 2024, werd [slachtoffer] 42 keer gebeld door verschillende buitenlandse telefoonnummers. Ook ontving zij berichten van het telefoonnummer [telefoonnr:] diverse berichten. Ook werden naar de vader van [slachtoffer] berichten verstuurd. Hierin werden ook fotos van een kussende [verdachte] en [slachtoffer] meegezonden en werd aangegeven dat de dochter de liefde niet thuis krijgt ze aan de drugs is.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2024, opgenomen op pagina 283 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Algemeen

Uit de verklaringen van de aangevers blijkt dat ze meerdere keren zijn gebeld door verschillende buitenlandse telefoonnummers waarvan ze vermoeden dat ze zijn gebeld door verdachte [verdachte] . Om te onderzoeken met welke telefoonnummers en met welke frequentie er is gebeld zijn historische verkeersgegevens gevorderd van de aangevers over een periode van 23 april 2024 tot en met 25 juni 2024. Uit de analyse van de gegevens blijkt het volgende:
+[telefoonnr:] aangever [slachtoffer] Buitenlandse telefoonnummersIn de opgevraagde periode is totaal 512 keer gebeld door een groot aantal verschillende buitenlandse nummers.
Uit proces-verbaal met documentnummer JM108 blijkt dat de kapsalons waar aangever [slachtoffer] werkt is gebeld door de volgende buitenlandse telefoonnummers:
[telefoonnr:] [telefoonnr:] [telefoonnr:] [telefoonnr:] [telefoonnr:] [telefoonnr:] [telefoonnr:]
Door twee van deze nummers is ook naar aangever [slachtoffer] gebeld:
[telefoonnr:]
Met het telefoonnummer [telefoonnr:] is in de opgevraagde periode totaal 14 keer gebeld naar aangever [slachtoffer] .
[telefoonnr:]
Met het telefoonnummer [telefoonnr:] is in de opgevraagde periode totaal 64 keer gebeld naar aangever [slachtoffer] .

Bewijsoverweging

Belaging
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte veelvuldig en gedurende langere tijd berichten heeft gestuurd naar aangeefster [slachtoffer] , waarin hij haar onder meer heeft uitgescholden, beledigd en bedreigd. Ook heeft verdachte meerdere berichten verzonden naar de vader van [slachtoffer] . Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] telefonisch lastiggevallen door haar en naar haar werkveelvuldig te bellen. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer] ook gebeld is door verschillende buitenlandse telefoonnummers, waaronder de nummers [telefoonnr:] en + [telefoonnr:] . De werkgever van aangever [slachtoffer] - een andere ex-partner van verdachte die eveneens aangifte heeft gedaan van belaging - is ook door de twee voornoemde telefoonnummers gebeld en verdachte heeft ter terechtzitting van 31 januari 2025 bekend dat hij achter deze telefoontjes zat (zie ten aanzien van feit 2 hieronder). De rechtbank is gelet daarop van oordeel, in onderling verband en samenhang bezien, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die met deze telefoonnummers naar [slachtoffer] heeft gebeld.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat deze inbreuk ook wederrechtelijk is geweest. Nare berichten van de zijde van aangeefster of normaal contact tussen aangeefster en verdachte, waardoor de gedragingen van verdachte gerechtvaardigd zouden zijn, zijn niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging.
Periode
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het eerst beschreven bericht dat door verdachte aan [slachtoffer] is verstuurd dateert van 13 april 2024. De periode vóór deze datum kan daarom niet bewezen worden verklaard en verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Feit 2

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 9 mei 2024, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R024037 (onderzoek Otter)
d.d. 16 januari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Feit 4

De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 9 mei 2024, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R024037 (onderzoek Otter)
d.d. 16 januari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 4 juni 2024, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 12 mei 2024, opgenomen op pagina 153 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 4 en van de feiten 2 en 4. Met de door verdachte verstuurde berichten aan aangeefsters [slachtoffer] en [slachtoffer] heeft verdachte met eenzelfde handeling voornoemde aangeefsters belaagd en bedreigd. Daarmee is sprake van een zodanig samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex, dat de verdachte ten aanzien van iedere aangeefster in wezen één verwijt wordt gemaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 13 april 2024 tot en met 11 juni 2024, in Nederland, en/of Marokko en/of Frankrijk, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen met bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende en/of dwingende teksten, en
  • die [slachtoffer] ongewenst telefonisch lastig te vallen door haar en haar werk (het COA) veelvuldig, te bellen met verschillende telefoonnummers,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 5 mei 2024 tot en met 26 mei 2024, in Marokko, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen met bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende en/of dwingende teksten, en
  • die [slachtoffer] ongewenst telefonisch lastig te vallen door haar en haar werk ([bedrijf]) veelvuldig te bellen met verschillende telefoonnummers, en
  • [verdachte] langs de woning van die [slachtoffer] , gelegen aan de [adres] te Assen , te sturen om te controleren of zij thuis was, en
  • die [slachtoffer] een filmpje te sturen waarop te zien was dat zwaar vuurwerk (een cobra 6) nabij de woning van die [slachtoffer] werd aangestoken en gegooid en vervolgens tot ontploffing kwam en daarbij de dreigende tekst te sturen: "Volgende doorheen. Maar dat komt strax wel als je ook thuis bent Xx", en
  • de moeder van die [slachtoffer] , te weten [slachtoffer] , en het werk van die [slachtoffer] ongewenst telefonisch lastig te vallen door meerdere malen te bellen en een bericht te sturen, en
  • onder berichten op de Facebook tijdlijn van de vader van die [slachtoffer] , te weten [slachtoffer] , te reageren en foto's van die [slachtoffer] te plaatsen, en
  • [slachtoffer] en het werk van die [slachtoffer] ( [instelling] ) ongewenst telefonisch lastig te vallen door meerdere malen te bellen en zich voor te doen als ambulancemedewerker,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
4.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 5 mei 2024 tot en met 21 mei 2024, in Marokko, [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
  • verkrachting, en/of
  • feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
  • enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
  • zware mishandeling, en/of
  • brandstichting,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden te zeggen/uiten:
- " " Wacht maar als ik jou pak kanker hoeren kind aangifte doen dit x ga jij eraan waar je ook bent je word gevonden" en "Ik sloop je hele kanker gezicht dit x en dit x ga je zien of ik het meen of niet" en "Als ik jou kop vast krijg te pakken neuk ik jou hele kanker gezicht tot je daarna de politie belt" en "Wat ik met jou ga aanrichten ga jij zelf van schrikken en je naasten ik sloop jou toto los op jou werk waar iedereen bij staat" en "Jij hebt aangifte op mij gedaan haha geen probleem. Maar als ik je te pakken krijg waar dan ook. Of jij gezien word door mensen ga je zien wat er gaat gebeurden. Gebeuren ik heb eral voor betaald.
Ik neuk jou kanker moeder en je hele kanker gezicht je gaat zien. Vuile kankerhoer", en door die [slachtoffer] dreigend de woorden te zeggen/uiten:
- " " Jij bent de volgende die aangepakt gaat worden en gaat huilen geloof me je hele kanker huis word opgeblazen en ik zal mensen betalen om jou gebroken neus te slaan" en "Wacht maar jullie gaan lijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en
door die [slachtoffer] dreigend de woorden te zeggen/uiten:
- " " Als jij wil dat al ramen van jou moeder ze huis eruit gaan. Moet je vooral doorgaan met dit geloof mij" en " [naam] . Wacht maar. Hele voorgevel eruit".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
belaging;
belaging;
telkens in eendaadse samenloop met
4. bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, verkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en brandstichting, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen - met aftrek van het voorarrest - waarvan 166 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel moeten de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tot slot heeft zij gevorderd om een contactverbod op te leggen met aangeefsters [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] en een locatieverbod, waarbij verdachte zich niet mag bevinden in de straten waar voornoemde aangeefsters wonen, voor de duur van drie jaren op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Voor iedere overtreding moet één week hechtenis volgen met een maximum van een half jaar. Tevens heeft zij gevorderd om ook het locatie- en contactverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Hij heeft daarbij onder meer gewezen op het Pro Justitia rapport waaruit volgt dat het advies is om bij een bewezenverklaring de feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Daarnaast heeft verdachte op dit moment werk en een woning, hetgeen hij zou verliezen indien hij opnieuw naar de gevangenis moet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de stalking van twee van zijn ex-partners. Deze stalking bestond onder meer uit het veelvuldig sturen van dwingende, bedreigende en beledigende berichten, het veelvuldig telefonisch contact zoeken met de slachtoffers, familieleden en werkgevers en het sturen van een filmpje waarop een ontploffing te zien was voor het huis van één van de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van voornoemde slachtoffers en een vriendin van één van de slachtoffers. Hiermee heeft verdachte op indringende wijze de persoonlijk levenssfeer van de slachtoffers aangetast. Uit de toelichtingen bij de ingediende verzoeken tot schadevergoeding blijkt dat de slachtoffers gedurende langere tijd in angst hebben geleefd en dat de gedragingen van verdachte een grote impact hebben gehad op het leven van de slachtoffers.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het Pro Justitia rapport, opgemaakt op 28 november 2024 door W. Groen, GZ-psycholoog, volgt dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast functioneert verdachte op een zwakbegaafd intelligentieniveau. Het hebben van moeite met het overzien van complexe situaties, de krenkingsgevoeligheid, verdachte zijn behoefte aan duidelijkheid, de beperkte impulscontrole en tekortschietende regulatiemechanismen, en het beperkt in staat zijn om de gevolgen van zijn gedragingen op de ander en zichzelf te overzien hebben doorgewerkt in de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De deskundige adviseert daarom het ten laste gelegde onder 1, 2 en 4 in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank acht de
onderbouwing van dit advies concludent en is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De reclassering heeft zich in haar advies van 13 januari 2025 aangesloten bij voornoemde conclusies van de psycholoog. Het advies aan de rechtbank is om aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contact- en locatieverbod met de slachtoffers en dagbesteding. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn om zich te houden aan deze voorwaarden.
De straf
De rechtbank komt, alles afwegende, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 166 dagen voorwaardelijk - met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht - en daaraan gekoppeld een proeftijd van drie jaren. Het onvoorwaardelijk strafdeel is gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering en hiervoor omschreven, met dien verstande dat het contact- en locatieverbod niet als bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd, maar in de vorm van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. De rechtbank wil met oplegging van deze gevangenisstraf de ernst van de feiten tot uitdrukking brengen en met het voorwaardelijke deel en de daaraan gekoppelde voorwaarden voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom strafbare feiten zal plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid (bijzondere) voorwaarden
Uit artikel 14e Sr volgt dat een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid alleen kan worden afgegeven indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarde zoals hiervoor vermeld voor het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de (bijzondere) voorwaarden, omdat verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de officier van justitie niet volgen in haar eis de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
Artikel 38v Sr maatregel
De rechtbank zal conform de eis van de officier van justitie, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten in de richting van slachtoffers [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] , de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, inhoudende dat verdachte gedurende drie jaren geen direct of indirect contact mag hebben met voornoemde slachtoffers. Daarnaast zal verdachte zich voor de duur van drie jaren niet mogen ophouden in de straten waar voornoemde slachtoffers wonen. De rechtbank zal deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich weer belastend zal gedragen ten aanzien van deze slachtoffers.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer] , tot een bedrag van 4.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met
wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer] , tot een bedrag van 6.250,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
2. [ [slachtoffer] , tot een bedrag van 2.090,37 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), tot een bedrag van 302,72 ter vergoeding van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [ [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), tot een bedrag van 350,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Benadeelde [slachtoffer]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, hoewel zij zich kan voorstellen dat gelet op het wegvallen van een groot deel van de ten laste gelegde periode de hoogte van de vordering enigszins zal worden gematigd.
Benadeelde [slachtoffer]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, hoewel zij zich kan voorstellen dat gelet op de gevorderde vrijspraak van het onder 3 en 5 ten laste gelegde de hoogte van de vordering enigszins zal worden gematigd.
Benadeelde [slachtoffer] en [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat - gelet op de door haar gevorderde vrijspraak - de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen dan wel niet- ontvankelijk moeten worden verklaard.
Benadeelde [slachtoffer]
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Benadeelde [slachtoffer]
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en dat in het verlengde daarvan ook de vordering van benadeelde [slachtoffer] moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Benadeelde [slachtoffer]
De raadsman heeft gewezen op de verklaring van benadeelde haar moeder waaruit zou blijken dat zij niet zozeer bang is, maar boos, dat zij de indruk wekt dat het wel goed gaat en dat zij ook gewoon de deur uitgaat. In de uitspraken waar ter onderbouwing van het schadebedrag van de vordering naar verwezen is, wordt 1.500,- aan immateriële schade toegekend. Tegen die achtergrond dient de vordering - indien
toegewezen - gematigd te worden.
Benadeelden [slachtoffer] en [slachtoffer]
De raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Benadeelde [slachtoffer]
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde [slachtoffer] en [slachtoffer]
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.
Benadeelde [slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Het door [slachtoffer] gevorderde bedrag aan immateriële schade acht de rechtbank evenwel niet in verhouding staan tot de geleden immateriële schade, mede omdat de rechtbank uitgaat van een kortere periode zoals bewezen verklaard. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 1.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2024, en voor het overige deel niet- ontvankelijk verklaren.
Benadeelde [slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. Het door [slachtoffer] gevorderde bedrag aan immateriële schade acht de rechtbank evenwel niet in verhouding tot de geleden immateriële schade omdat de hoogte van het bedrag onder meer is gebaseerd op het onder 3 en 5 ten laste gelegde, terwijl de rechtbank verdachte van deze feiten heeft vrijgesproken. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 2.500,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2024, en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Benadeelde [slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 mei 2024.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen ten behoeve van de benadeelde partijen [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] om te
bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen [slachtoffer] , [slachtoffer] en [slachtoffer] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 55, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 166 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
veroordeelde zich telefonisch meldt binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op [telefoonnr:] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden, voor zover in andere voorwaarden niet al benoemd;
veroordeelde zich laat behandelen door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding door de reclassering en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
veroordeelde - indien nodig - verblijft in een door de reclassering nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en/of meewerkt aan een andere vorm van woonbegeleiding. Het verblijf en/of de begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Legt aan de veroordeelde op
de maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in
artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, en beveelt dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [slachtoffer] (aangeefster), geboren op [geboorte datum] 2003;
  • [slachtoffer] (aangeefster), geboren op [geboorte datum] 2004;
  • [slachtoffer] (aangeefster), geboren op [geboorte datum] 1999.
en/of
dat de veroordeelde zich niet zal bevinden in de volgende straten:
- Meesterswijk te [plaats] (gemeente Midden-Drenthe);
  • [adres] (gemeente Assen);
  • [adres] (gemeente Assen).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2025.
Mr. Venema-Dietvorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2022 tot en met 11 juni 2024, te [plaats] en/of Assen, althans in Nederland, en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk en inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen met bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende en/of dwingende teksten, en/of
  • die [slachtoffer] ongewenst telefonisch lastig te vallen door haar en/of haar werk (het COA) veelvuldig, althans meerdere malen, te bellen (met verschillende telefoonnummers), en/of
  • de vader van die [slachtoffer] en/of het werk van die vader ongewenst telefonisch lastig te vallen door meerdere berichten te sturen en/of meerdere malen te bellen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 mei 2024 tot en met 26 mei 2024 te Assen, althans in Nederland, en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
  • die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen met bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende en/of dwingende teksten, en/of
  • die [slachtoffer] ongewenst telefonisch lastig te vallen door haar en/of haar werk ([bedrijf]) veelvuldig, althans meerdere malen te bellen (met verschillende telefoonnummers), en/of
  • [verdachte] en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) langs de woning van die [slachtoffer] , gelegen aan de [adres] te Assen , te sturen om te controleren of zij thuis was en/of langs de woning van die [slachtoffer] te laten rijden en/of nabij de woning van die [slachtoffer] te laten begeven, en/of
  • die [slachtoffer] een filmpje te sturen waarop te zien was dat zwaar vuurwerk (een cobra 6 en/of nitraat) nabij de woning van die [slachtoffer] werd aangestoken en/of gegooid en/of (vervolgens) tot ontploffing kwam en/of daarbij de/het (dreigende) tekst/bericht te sturen: "Volgende doorheen. Maar dat komt strax wel als je ook thuis bent Xx", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
  • de moeder van die [slachtoffer] , te weten [slachtoffer] , en/of het werk van die [slachtoffer] ongewenst telefonisch lastig te vallen door meerdere malen te bellen en/of meerdere berichten te sturen, en/of
  • onder berichten op de Facebook tijdlijn van de vader van die [slachtoffer] , te weten [slachtoffer] , te reageren en/of foto's van die [slachtoffer] te reageren/plaatsen, en/of
  • [slachtoffer] en/of het werk van die [slachtoffer] ( [instelling] ) ongewenst telefonisch lastig te vallen door meerdere malen te bellen en/of zich voor te doen als ambulancemedewerker, en/of
  • ( een) ruit(en) te laten vernielen van de woning(en) gelegen aan de [adres] en/of de [adres] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2024 tot en met 9 mei 2024 te Assen en/of Nederland en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door nabij/voor de woning gelegen aan [adres] , een stuk zwaar vuurwerk (een cobra 6 en/of nitraat), met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of (vervolgens) in de tuin en/of nabij/voor de woning gelegen aan [adres] te deponeren/gooien waardoor deze (aldaar) tot ontploffing kwam en/of ten gevolge waarvan het gras in de voortuin van die woning geheel en/of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die woning gelegen aan [adres] en/of de voortuin van die woning en/of gras in de voortuin van die woning, te duchten was
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
tot op heden onbekend gebleven mededader(s) in of omstreeks de periode van 8 mei 2024 tot en met 9 mei 2024 te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door nabij/voor de woning gelegen aan [adres] , een stuk zwaar vuurwerk (een cobra 6 en/of nitraat), met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of (vervolgens) in de tuin en/of nabij/voor de woning gelegen aan [adres] te deponeren/gooien waardoor deze (aldaar) tot ontploffing kwam en/of ten gevolge waarvan het gras in de voortuin van die woning geheel en/of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die woning aan [adres] en/of de voortuin van die woning en/of gras in de voortuin van die woning, te duchten was,
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 5 mei 2024 tot en met 9 mei 2024 te Assen en/of Nederland en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, immers heeft hij, verdachte, (een) tot op heden onbekend gebleven mededader(s) benaderd en/of gevraagd zwaar vuurwerk in de tuin van de woning gelegen aan de [adres] en/of de tuin van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] te gooien en/of die [slachtoffer] te laten schrikken en/of het adres van die [slachtoffer] aan de mededader(s) te verstrekken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2024 tot en met 9 mei 2024 te Assen en/of Nederland en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk het gras van de voortuin van de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft/hebben vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
tot op heden onbekend gebleven mededader(s) in of omstreeks de periode van 8 mei 2024 tot en met 9 mei 2024 te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk het gras van de voortuin van de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft/hebben vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt,
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 5 mei 2024 tot en met 9 mei 2024 te Assen en/of Nederland en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, immers heeft hij, verdachte, (een) tot op heden onbekend gebleven mededader(s) benaderd en/of gevraagd zwaar vuurwerk in de tuin van de woning gelegen aan de [adres] en/of de tuin van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] te gooien en/of die [slachtoffer] te laten schrikken en/of het adres van die [slachtoffer] aan de mededader(s) te verstrekken;
4.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 mei 2024 tot en met 21 mei 2024 te Assen, althans in Nederland en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] heeft bedreigd met
  • openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
  • verkrachting, en/of
  • feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
  • enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
  • zware mishandeling, en/of
  • brandstichting,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden te zeggen/uiten:
- " " Wacht maar als ik jou pak kanker hoeren kind aangifte doen dit x ga jij eraan waar je ook bent je word gevonden" en/of "Ik sloop je hele kanker gezicht dit x en dit x ga je zien of ik het meen of niet" en/of "Als ik jou kop vast krijg te pakken neuk ik jou hele kanker gezicht tot je daarna de politie belt" en/of "Wat ik met jou ga aanrichten ga jij zelf van schrikken en je naasten ik sloop jou toto los op jou werk waar iedereen bij staat" en/of "Jij hebt aangifte op mij gedaan haha geen probleem. Maar als ik je te pakken krijg waar dan ook. Of jij gezien word door mensen ga je zien wat er gaat gebeurden. Gebeuren ik heb eral voor betaald. Ik neuk jou kanker moeder en je hele kanker gezicht je gaat zien. Vuile kankerhoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of door die [slachtoffer] dreigend de woorden te zeggen/uiten:
  • " Jij bent de volgende die aangepakt gaat worden en gaat huilen geloof me je hele kanker huis word opgeblazen en ik zal mensen betalen om jou gebroken neus te slaan" en/of "Wacht maar jullie gaan lijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
  • Door die [slachtoffer] dreigend de woorden te zeggen/uiten: "Als jij wil dat al ramen van jou moeder ze huis eruit gaan. Moet je vooral doorgaan met dit geloof mij" en/of " [naam] . Wacht maar. Hele voorgevel eruit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2024 tot en met 21 mei 2024 te Assen en/of Nederland en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit(en) van de woning gelegen aan de [adres] en/of (een) ruit(en) van de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen toebehoorde(n) heeft/hebben vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
tot op heden onbekend gebleven mededader(s) in of omstreeks de periode van 20 mei 2024 tot en met 21 mei 2024 te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit(en) van de woning gelegen aan de [adres] en/of (een) ruit(en) van de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen toebehoorde(n) heeft/hebben vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt, welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 5 mei 2024 tot en met 21 mei 2024 te Assen en/of Nederland en/of Marokko en/of Frankrijk en/of Spanje, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, immers heeft hij, verdachte, (een) tot op heden onbekend gebleven mededader(s) benaderd en/of gevraagd de ruiten van de woning gelegen aan de [adres] en/of de ruiten van de woning van die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] in te gooien en/of die [slachtoffer] te laten schrikken en/of het adres van die [slachtoffer] aan de mededader(s) te verstrekken;
1. HR 11 januari 1994, LJN ZC8448, NJ 1994/278.