Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.De procedure
2.De beoordeling
.Het bepaalde in artikel 223 Rv vindt ingevolge artikel 78 Rv ook toepassing in kort geding. Strikt genomen ziet de bepaling op een
aanhangigeprocedure. De procedure is aanhangig vanaf het moment dat de dagvaarding aan de gedaagde is betekend, en dat is hier nog niet het geval. Maar gelet op het eigen en flexibele karakter van het kort geding kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook vooruitlopend op de betekening van de dagvaarding worden verzocht om een voorlopige voorziening (een ordemaatregel voor de duur van het kort geding). In dit verband is van belang dat de voorzieningenrechter, op grond van artikel 254 Rv, in alle spoedeisende zaken waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening is vereist, bevoegd is deze te geven. Daarbij heeft de voorzieningenrechter een grote mate van vrijheid bij de redactie van de te verlenen voorziening binnen het raamwerk van de vordering. Dit betekent dat [eiseres] in haar vordering kan worden ontvangen.
ex parte– zonder dat [gedaagde] zal worden gehoord – dat de voorzieningenrechter bij incidenteel vonnis en uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal verbieden de in de conceptdagvaarding bedoelde beukenhaag geheel of gedeeltelijk te kappen of te vernietigen totdat op de omschreven vordering in kort geding zal zijn beslist, op straffe van een aan [eiseres] te verbeuren dwangsom van € 150.000,00. Met andere woorden door [eiseres] wordt verzocht om op haar vordering te beslissen en de huidige status voor wat betreft de in de conceptdagvaarding genoemde beukenhaag te bevriezen totdat de vordering in de hoofdzaak op tegenspraak is behandeld. In dit verband wordt overwogen dat als uitgangspunt geldt dat voor een beslissing wordt gegeven hoor en wederhoor wordt toegepast. Van dat fundamentele recht kan alleen worden afgeweken, indien dat nodig is voor een adequate rechtsbescherming in de specifieke zaak. Dat is het geval indien er sprake is van acuut (dreigend) onrechtmatig handelen door gedaagden waardoor een ordemaatregel nodig is om te voorkomen dat wat in kort geding wordt gevorderd anders geheel of gedeeltelijk illusoir zou worden.
ex partemoet worden gegeven, omdat die anders te gemakkelijk kan worden ontlopen. In dit verband wordt overwogen dat een parallel kan worden getrokken met het leggen van een conservatoir beslag, waarvoor de voorzieningenrechter het verlof in de regel ook
ex parteverleent, indien de vordering summierlijk deugdelijk wordt geacht.
dinsdag 18 februari 2025 om 10:00 uur.
3.De beslissing
18 februari 2025 om 10:00 uurtegelijk met de hoofdzaak in het kort geding;