ECLI:NL:RBNNE:2025:599

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
C/19/150656 / KG ZA 25-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in kort geding betreffende verbod tot kappen van beukenhaag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 30 januari 2025 een tussenvonnis gewezen in een kort geding. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.G.G. Sluyter, heeft een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit verzoek betreft een verbod voor de gedaagde om een beukenhaag, die de scheiding vormt tussen de percelen van partijen, te kappen of te vernietigen. De eiseres heeft aangegeven dat er een acute dreiging bestaat dat de gedaagde de beukenhaag zal verwijderen, omdat hij een omgevingsvergunning heeft verkregen voor het plaatsen van een schutting en heeft aangegeven de beukenhaag te willen verwijderen om deze schutting te realiseren.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de procedure nog niet officieel aanhangig is gemaakt omdat de dagvaarding nog niet is betekend, het flexibele karakter van het kort geding het mogelijk maakt om vooruitlopend op de betekening van de dagvaarding een voorlopige voorziening te verzoeken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiseres een gerechtvaardigd belang heeft bij het gevorderde verbod en dat er voldoende spoedeisend belang is bij de verzochte ordemaatregel. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het gevorderde verbod toe te wijzen, met de voorwaarde dat de dagvaarding tegelijk met het vonnis aan de gedaagde wordt betekend.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de gedaagde met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis en de dagvaarding, de beukenhaag niet mag kappen of vernietigen totdat er een beslissing is genomen in de hoofdzaak. Tevens is er een dwangsom van € 50.000,00 opgelegd bij overtreding van dit verbod. De verdere behandeling van de provisionele vordering is gepland op 18 februari 2025, waarbij de gedaagde in de gelegenheid zal worden gesteld om zijn verweer te voeren.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/150656 / KG ZA 25-16
Vonnis in kort geding van 30 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. P.J.G.G. Sluyter,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Op 29 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter een aanvraag kort geding ontvangen van de advocaat van [eiseres] , gedateerd 29 januari 2025, met daarbij gevoegd een conceptdagvaarding voor een tegen [gedaagde] aanhangig te maken kort geding. In de conceptdagvaarding heeft [eiseres] verzocht om hangende het kort geding een voorlopige voorziening (een ordemaatregel) te treffen als bedoeld in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot het treffen van de voorlopige voorziening als volgt
.Het bepaalde in artikel 223 Rv vindt ingevolge artikel 78 Rv ook toepassing in kort geding. Strikt genomen ziet de bepaling op een
aanhangigeprocedure. De procedure is aanhangig vanaf het moment dat de dagvaarding aan de gedaagde is betekend, en dat is hier nog niet het geval. Maar gelet op het eigen en flexibele karakter van het kort geding kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook vooruitlopend op de betekening van de dagvaarding worden verzocht om een voorlopige voorziening (een ordemaatregel voor de duur van het kort geding). In dit verband is van belang dat de voorzieningenrechter, op grond van artikel 254 Rv, in alle spoedeisende zaken waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening is vereist, bevoegd is deze te geven. Daarbij heeft de voorzieningenrechter een grote mate van vrijheid bij de redactie van de te verlenen voorziening binnen het raamwerk van de vordering. Dit betekent dat [eiseres] in haar vordering kan worden ontvangen.
2.2.
[eiseres] vordert bij wijze van ordemaatregel om
ex parte– zonder dat [gedaagde] zal worden gehoord – dat de voorzieningenrechter bij incidenteel vonnis en uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal verbieden de in de conceptdagvaarding bedoelde beukenhaag geheel of gedeeltelijk te kappen of te vernietigen totdat op de omschreven vordering in kort geding zal zijn beslist, op straffe van een aan [eiseres] te verbeuren dwangsom van € 150.000,00. Met andere woorden door [eiseres] wordt verzocht om op haar vordering te beslissen en de huidige status voor wat betreft de in de conceptdagvaarding genoemde beukenhaag te bevriezen totdat de vordering in de hoofdzaak op tegenspraak is behandeld. In dit verband wordt overwogen dat als uitgangspunt geldt dat voor een beslissing wordt gegeven hoor en wederhoor wordt toegepast. Van dat fundamentele recht kan alleen worden afgeweken, indien dat nodig is voor een adequate rechtsbescherming in de specifieke zaak. Dat is het geval indien er sprake is van acuut (dreigend) onrechtmatig handelen door gedaagden waardoor een ordemaatregel nodig is om te voorkomen dat wat in kort geding wordt gevorderd anders geheel of gedeeltelijk illusoir zou worden.
2.3.
Ter onderbouwing van het verzoek om deze ordemaatregel te treffen heeft [eiseres] aangegeven dat het geschil in dit geval gaat om een hele oude beukenhaag, die de scheiding vormt tussen de percelen van partijen. De acute dreiging dat de beukenhaag hangende de procedure in kort geding geheel of gedeeltelijk zal worden gekapt, bestaat er volgens [eiseres] uit dat [gedaagde] op 21 november 2024 een omgevingsvergunning heeft verkregen om een schutting te plaatsen tussen zijn perceel [adres 1] en het perceel [adres 2] van [eiseres] , en dat [gedaagde] te kennen heeft gegeven de beukenhaag te zullen verwijderen om de schutting te realiseren. [gedaagde] heeft een groot (ontwikkelaars-)belang heeft bij de kap van die beukenhaag, omdat een blok van drie appartementen slechts kan worden gerealiseerd als door verwijdering van die beukenhaag een voldoende doorgang ontstaat om daar met de auto te komen, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft verder gesteld dat de kap van de beukenhaag tot een onomkeerbare schade voor haar leidt, omdat sprake is van een imposante beukhaag, die zich kenmerkt door een dichte groei met dikke stammen en een dicht en goed ontwikkeld wortelstelsel, dat structuur aan de bodem geeft, die daarmee steun biedt voor haar pand, en een broed- en verblijfplaats is voor talloze fauna. Zij stelt recht en spoedeisend belang te hebben bij een jegens [gedaagde] straffe dwangsom uit te spreken verbod tot gehele of gedeeltelijke kap of vernietiging van de beukenhaag, omdat deze vordering illusoir wordt als [gedaagde] vooruitlopend op het kort geding tot gehele of gedeeltelijke kap of vernietiging overgaat, waarmee een disproportioneel en onomkeerbaar nadeel dreigt voor [eiseres] .
2.4.
De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat [gedaagde] de beukenhaag hangende de behandeling van het kort geding, dat door [eiseres] is aangespannen, niet geheel of gedeeltelijk zal kappen of vernietigen, maar zij zal zekerheidshalve beslissen tot toewijzing van het gevorderde verbod totdat op de vordering in kort geding van [eiseres] zal zijn beslist. De voorzieningenrechter overweegt dat voorshands op basis van de conceptdagvaarding voldoende duidelijk is gemaakt dat [eiseres] een gerechtvaardigd belang heeft bij het gevorderde verbod in afwachting van een beslissing in de hoofdzaak in kort geding. Daarnaast is ook voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] een bijzonder spoedeisend belang heeft bij de verzochte ordemaatregel en dat deze ordemaatregel
ex partemoet worden gegeven, omdat die anders te gemakkelijk kan worden ontlopen. In dit verband wordt overwogen dat een parallel kan worden getrokken met het leggen van een conservatoir beslag, waarvoor de voorzieningenrechter het verlof in de regel ook
ex parteverleent, indien de vordering summierlijk deugdelijk wordt geacht.
2.5.
De verzochte voorlopige voorziening zal gelet op het voorgaande en de bijzondere spoed worden toegewezen zonder tegenspraak, dit onder de voorwaarde dat de kort geding dagvaarding tegelijk met dit vonnis aan [gedaagde] wordt betekend. De ordemaatregel zal in ieder geval duren totdat in het kort geding eindvonnis is gewezen door de voorzieningenrechter van deze rechtbank dan wel de procedure door intrekking is geëindigd of niet tijdig aanhangig is gemaakt.
2.6.
Voor de verdere behandeling van de voorlopige voorziening en de behandeling in de hoofdzaak in kort geding is een datum voor een mondelinge behandeling gepland, waarbij [gedaagde] in de gelegenheid zal worden gesteld om zijn verweer te voeren tegen de voorlopige voorziening tegelijk met de hoofdzaak. De zitting in het kort geding zal worden bepaald op
dinsdag 18 februari 2025 om 10:00 uur.
2.7.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als hierna is beslist.
2.8.
De zaak zal, indien [gedaagde] verschijnt, verder op tegenspraak worden gevoerd. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verbiedt [gedaagde] , met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis en van de kort geding dagvaarding conform het ingediende concept, en voor de duur van het geding, de in de conceptdagvaarding bedoelde beukenhaag geheel of gedeeltelijk te kappen of te vernietigen totdat op de omschreven vordering in kort geding zal zijn beslist;
3.2.
bepaalt dat [gedaagde] aan [eiseres] een dwangsom van € 50.000,00 verbeurt bij overtreding van het onder 3.1 genoemde verbod;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
bepaalt dat de verdere behandeling van de provisionele vordering wordt voortgezet op
18 februari 2025 om 10:00 uurtegelijk met de hoofdzaak in het kort geding;
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. van Gessel en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2025.
608/kw