ECLI:NL:RBNNE:2025:629
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het termijnbedrag van de betalingsregeling vastgesteld door de Belastingdienst/Dienst Toeslagen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen het termijnbedrag van de betalingsregeling dat door de Belastingdienst/Dienst Toeslagen is vastgesteld. Het bestreden besluit, dat op 16 oktober 2023 is genomen, blijft in stand. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 21 oktober 2024, maar eiser was niet aanwezig omdat de uitnodiging niet naar het juiste adres was gestuurd. Na heropening van het onderzoek is het beroep opnieuw behandeld op 11 november 2024, waarbij de gemachtigden van verweerder aanwezig waren, maar eiser opnieuw niet.
De rechtbank beoordeelt de evenredigheid van het termijnbedrag van de betalingsregeling aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat het maandelijkse bedrag van € 207,- te hoog is en dat hij dit niet kan missen naast zijn vaste lasten. Hij geeft aan dat hij en zijn vrouw geen zorg- of huurtoeslag ontvangen en dat hij psychische klachten ervaart door de situatie. Verweerder stelt echter dat bij de berekening van het termijnbedrag rekening is gehouden met de persoonlijke situatie van eiser en dat het bedrag niet te hoog is vastgesteld.
De rechtbank concludeert dat de berekening van de betalingscapaciteit van eiser, die op € 1.486,- per maand is vastgesteld, niet wordt betwist. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet onevenredig is en dat eiser geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat het termijnbedrag te hoog is. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.