ECLI:NL:RBNNE:2025:656

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/19/146959 / HA ZA 24-29
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.A.Th. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenovereenkomst tot kap van een eik en geschil over uitvoering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, staat de vraag centraal of er tussen buren een overeenkomst tot stand is gekomen over het kappen van een eik. De eisers, eigenaren van een aangrenzende woning, hebben herhaaldelijk hun bezorgdheid geuit over de hinder die de boom veroorzaakt. In 2019 hebben zij de gedaagden, de eigenaren van de woning waar de boom staat, gevraagd de boom te verwijderen. Na verschillende correspondenties en gesprekken, waarin de gedaagden aanvankelijk bereid leken om tot een oplossing te komen, ontstond er onduidelijkheid over de gemaakte afspraken en de kostenverdeling. De eisers vorderden in conventie een verklaring voor recht dat er een mondelinge overeenkomst tot stand was gekomen en vroegen de gedaagden te veroordelen tot het verwijderen van de boom. De gedaagden voerden verweer en stelden dat er geen overeenkomst was, omdat er geen overeenstemming was bereikt over de essentialia, zoals de kosten. De rechtbank oordeelde dat er geen voldoende bepaalbare overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de partijen nooit overeenstemming hebben bereikt over de kosten en de verdeling daarvan. De subsidiaire vordering van de eisers om de overhangende takken te laten verwijderen werd eveneens afgewezen, omdat het belang van de eisers niet opwoog tegen de negatieve gevolgen van het snoeien voor de boom. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/146959 / HA ZA 24-29
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,

te [plaats] ,
2.
[eiseres],
te [plaats] ,
eisers in conventie, gedaagden in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. P. van der Lans,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagden in conventie, eisers in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. S. de Recht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 mei 2024;
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024 in het bijzijn van partijen en hun advocaten, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] is sinds 2008 eigenaar van een woning aan de [adres] te [plaats] . In de tuin bij de woning staat een grote eikenboom van ongeveer 45 jaar oud (hierna: de boom). [eisers] is sinds 2016 eigenaar van de aangrenzende woning aan de [adres 2] in [plaats] .
2.2.
In 2019 heeft [eisers] aan [gedaagden] gemeld dat hij hinder ervaart van de boom en dat hij deze graag verwijderd zou willen zien. [gedaagden] heeft hierop gezegd dat hij de boom niet wilde verwijderen.
2.3.
Bij brief van 24 april 2021 heeft [eisers] onder meer uiteengezet dat hij hinder ervaart van de bladeren, eikels en takken die uit de boom in zijn tuin vallen en het feit dat de boom licht ontneemt aan zijn tuin. Daarbij heeft hij geschreven:

Wij verzoeken jullie dan ook om de boom te verwijderen. Graag vernemen we binnen 2 weken dat u de boom binnen een periode van 8 weken verwijdert.
Ontvangen wij geen reactie binnen 2 weken? Dan zien wij ons genoodzaakt om vervolgstappen te nemen. De kosten van een procedure komen voor uw rekening. Wij hopen uiteraard dat het niet zo ver hoeft te komen.
Om daar aan bij te dragen zijn wij bereid om:
Te helpen bij het verwijderen van de boom c.q. bij te dragen aan een (deel) van de kosten
van verwijdering van de boom.
In geval de netto kosten (kosten kappen minus waarde hout) nihil zijn kunnen we eventueel
ook (deels) bijdragen in kosten van alternatieve beplanting.
2.4.
Bij brief van 6 mei 2021 heeft [gedaagden] aangegeven dat hij de boom graag wil behouden, maar dat hij omwille van een goede burenrelatie in overleg wilde treden om tot een gezamenlijke oplossing te komen.
2.5.
Bij brief van 13 mei 2021 heeft [gedaagden] naar aanleiding van het overleg tussen partijen aan [eisers] onder meer het volgende geschreven:

Ons voorstel is om binnen een periode van 1,5 tot 2 jaar de boom geheel te rooien op voorwaarde dat we ook de mandelige schutting op de erfgrens vervangen.
[…] [1]
De exacte concretisering in overleg, we zien de onderstaande vervolgstappen;
  • Reële verdeling van de kosten, rooien van de boom & kosten van de nieuwe schutting,
  • Keuze van een nieuwe schutting,
  • Het maken van een planning.
We hopen dat we met dit voorstel tot een overeenstemming te kunnen komen
.
2.6.
Op 26 mei 2021 hebben partijen opnieuw met elkaar gesproken over de boom. Daarbij is besproken dat bij de kap rekening gehouden zou moeten worden met het broedseizoen. [eisers] heeft tijdens dit overleg voorgesteld om € 250,- bij te dragen aan de kosten van het kappen van de boom. Ook heeft [eisers] naar aanleiding van dit overleg een begroting opgesteld over het ontwerp en de kosten van een schutting.
2.7.
Op 21 oktober 2022 heeft [eisers] via WhatsApp het volgende bericht gestuurd:

Nog een andere vraag: hebben jullie al inzicht op een timing / planning omtrent de boom?[…]”
2.8.
Hierop volgde de volgende WhatsApp correspondentie:
21 oktober 2022 [gedaagden] : "
We denken dat het goed is om de boom in de winter dan wel het voorjaar aan te pakken, ik zal nog opzoek gaan naar manieren (en bedrijven) waarop een schutting met betonnen palen gezet kan worden.
[eisers] : “[…]
Tav de boom; winter lijkt mij prima, ik dacht dat het ivm broedseizoen sowieso voor 15 maart moet?
Inzake de schutting, wil je dat laten doen of zelf doen? Als we qua ontwerp het idee dat we eerder bespraken aanhouden zou dat denk ik ook moeten kunnen. Waarschijnlijk willen we het aan onze kant niet over de hele lengte met hout bekleden, maar een groot deel groen houden - volgens mij moet dat ook kunnen als beide kanten van de palen apart worden bekleed”
8 november 2022 [eisers] :
[…]
Ten aanzien van de boom, is het mogelijk dat we daar wel een moment voor plannen? Zal worden uitgevoerd door een professional, maar kan me voorstellen dat het voor ons ook nog wel wat werk oplevert met takken etc. Groet [eiser] ”
18 november 2022 [eisers] :
“Hi [gedaagde 1] , ik was even benieuwd of je contact met [naam] hebt gehad en nog naar bovenstaande hebt kunnen kijken. Dank, groet, [eiser] ”
[gedaagden] : “[...]
wat de mooie boom betreft, hier ga ik volgende week mee aan de slag om met voorstellen te komen, ik ben dan een week vrij en heb dan daar tijd voor.”
[eisers] : “[...]
Okay, mooi dat je daarmee aan de slag gaat. Ik ben benieuwd! Heb je nog behoefte aan contact gegevens van bomen mensen? Wij hadden 1. 5 jaar geleden ood
al eens iemand gevraagd.”
[gedaagden] :
“Ja dat is altijd goed, we denken zelf aan https://wwwkonijnboomverzorging.nl/ die heeft al vaker de boom gesnoeid”
[eisers] [stuurt contactgegevens met de tekst]
“ [naam 2] is al eens langs geweest. [naam 3] heeft bij [naam 4] en [naam 5] die spar weggehaald.”
[gedaagden] :
“Ah oke”
17 januari 2023 [eisers] :
“Hi [gedaagde 1] , ik ben benieuwd wat je contact met de bomen man heeft opgeleverd en of er al zicht is op de planning? Alvast dank, groet, [eiser] ”
[gedaagden] [stuurt een wintersportfoto met de tekst]
“Heb nog even andere activiteiten”
[eisers] : “[...]
Maar goed, we hebben twee maanden geleden contact gehad over de boom en vervolgacties, en sindsdien is het stil. Eerlijk gezegd vind ik dat wel vervelend, ook gezien de afspraken die we hebben gemaakt over de boom. Vandaar dat ik graag begrijp wat/wanneer de opvolging is”
[gedaagden] :
[…]
Opvolging komt goed”
[eisers] :
“Okay mooi, ik ben benieuwd”
15 februari 2023 [eisers] :
“Dag [gedaagde 1] ,
Gisteren heb ik je gebeld, omdat ik benieuwd was naar wanneer de boom verwijderd wordt. Op basis van jullie brief van 13 mei 2021 en een daarop volgend gesprek op 26 mei hebben wij ons inziens duidelijke afspraken gemaakt. Gisteren in het gesprek gaf je aan dat het verwijderen van de boom voor jullie geen prioriteit heeft - dit verrast ons zeer.
In de brief hebben jullie aangegeven om binnen een periode van 1,5 tot 2 jaar de boom geheel te rooien, en gezamenlijk een nieuwe schutting te maken. In het gesprek hebben we het gehad over wanneer dat zou zijn en heb ik ook een eerste budget voor een schutting gedeeld (obv zelf bouwen). Het verwijderen van de boom zou dan in verband met het door jullie benoemde broedseizoen tussen óf 15 september 2021 en 15 maart 2022 óf 15 september 2022 en 15 maart 2023 moeten zijn. Uiteraard wilden wij graag die eerste periode (21/22). jullie gaven aan dat de tweede periode waarschijnlijker was gegeven andere werkzaamheden en het maken van een plan voor jullie tuin. Dat vonden prima. ook vanuit relatieoptiek. Vanaf circa oktober 2022 heb ik via de app ook gevraagd naar voortgang omtrent de planning van het verwijderen van de boom. Daar heb ik weinig concrete reactie op terug ontvangen behoudens dat we in november een aantal namen van kap-bedrijven hebben uitgewisseld. Gisteren gaf je aan dat jullie nog geen offerte hebben opgevraagd, het geen prioriteit heeft voor jullie en je niet verwacht eea gerealiseerd te krijgen voor 15 maart 2023. Zoals ook telefonisch aangegeven vinden wij dit zeer teleurstellend, en ook onbegrijpelijk in relatie tot eerdere brievenwisseling en gesprekken. Graag gaan we hier komend weekend over in gesprek. We vernemen graag.
Groet,
[eiser] .”
17 februari 2023 [gedaagden] :
“Hallo [eiser] , Ik moet je nogmaals teleurstellen, we hebben geen interesse in een gesprek komend weekend. Het exacte moment van het aanpassen van onze tuin is onze aangelegenheid. Het vervangen van de erfafscheiding en het verwijderen van de eikenboom zien we als een integrale actie en wordt niet afzonderlijk gedaan.
Het exacte moment van het aanpassen van onze tuin zullen we tijdig met jullie afstemmen. [gedaagden] ”
2.9.
Op 16 maart 2023 hebben zowel [eisers] als [gedaagden] elkaar een brief gestuurd. [eisers] uit in zijn brief opnieuw zijn teleurstelling over de gang van zaken en eist nakoming van de gemaakte afspraak van 26 mei 2021 om de boom te kappen. [gedaagden] vermeldt in zijn brief het volgende:
“Zoals aangegeven in enkele whatsapp berichten zouden we met een reactie komen met betrekking tot de eikenboom in onze tuin.In jullie brief van 23 april 2021, verzoeken jullie met klem dat onze eikenboom uit de tuin
wordt verwijderd in verband met de overlast die door jullie wordt ervaren.
In onze brief van 13 mei 2021 hebben we aangegeven dat we wel willen meewerken aan de
verwijdering van de eikenboom al is hier geen enkele juridische noodzaak toe. Voor het veilig verwijderen van de boom zal ook een deel van de schutting moeten wijken. Dit momentum grijpen we aan om ook onze gezamenlijke erfafscheiding te vervangen. Temeer deze schutting zijn beste tijd heeft gehad.[…]
We hebben de financiële consequenties voor het bovenstaande op een rij gezet. Plus een redelijke verdeling van de te maken kosten tussen [adres 3] . De bedragen zijn afgerond en zijn richtbedragen die afhankelijk van het werk nog zullen variëren”
In de brief stelt [gedaagden] verder een kostenverdeling voor, waarbij de kosten voor de schutting gelijk worden verdeeld en de kosten voor het omzagen en afvoeren van de boom worden begroot op € 1.700,- waarvan 75% wordt gedragen door [eisers] en waarbij [eisers] voor 40% bijdraagt aan de aanplant van een nieuwe boom van € 1.500,-.
2.10.
[eisers] heeft hierop diezelfde dag het volgende aan [gedaagden] geschreven:
“ [gedaagde 1] ,
Dank voor je bericht. Fijn dat er (eindelijk) communicatie is vanuit jullie. Wij zijn blij dat er beweging is, maar hebben wel een heel ander beeld bij de verdeling van kosten. Ook de omschrijving nieuwe schutting is weliswaar aansluitend bij jullie eerdere brief, maar niet bij het gesprek dat we vervolgens hebben gehad.
-We verschillen duidelijk van mening over het al dan niet bestaan van juridische grond voor het weghalen van de boom. Ons inziens is die grond er wel degelijk. Onze voorgestelde bijdrage aan het verwijderen van de boom danwel aan herbeplanting was dan ook als geste bedoeld, waar wij eerder een bedrag van EUR 250 voor hebben genoemd. In onze brief, eveneens van vandaag, hebben we EUR 600 genoemd om jullie tegemoet te komen in de kosten van het verwijderen van jullie boom. Om eea op te lossen willen we er ook best 800 van maken (=50% van de kostenopgave van bomenman die bij ons is geweest). We gaan dan niet ook nog bijdragen aan herbeplanting, zeker niet aan een boom van EUR 1.500
- De wens voor een nieuwe schutting komt van jullie, maar wij zien de toegevoegde waarde
ook wel. Zoals eerder aangegeven willen wij 'de groene wand’ graag behouden. Derhalve
prima om bij te dragen aan de kosten van de betonnen palen (waarbij wij de voorkeur hebben dit zelf te doen, vanuit kostenperspectief), maar de gehele kosten van een schutting 50/50 delen lijkt dan niet in balans gezien wij geen belang hebben bij de voorgestelde schermen. In het gesprek dat we hebben gehad, hebben we ook gesproken over eigen bekleding aan weerszijde zodat we beide onze eigen wens kunnen doorvoeren. In het voorstel dat jullie nu doen betalen wij 50% mee aan de door jullie gewenst bekleding van de schutting - dat is vreemd. Het aanbrengen van worteldoek is uiteraard prima
- Kosten voor afvoer huidige erfafscheiding is een a twee ritjes met aanhanger naar de
milieustraat - het genoemde bedrag lijkt me derhalve ruimschoot te veel
- Het voorstel bestaat uit richtbedragen, hebben jullie ook een offerte om dit te onderbouwen?
Hoewel wij er van uitgaan dat we hier op korte termijn uitkomen, houden wij zolang we dat niet
zijn vast aan hetgeen opgenomen in onze brief van vanochtend.
Dank, groet,
[eiser] ”
2.11.
[gedaagden] reageerde hierop met:
“Dag [eiser] , we zullen even over je voorstel nadenken.”
2.12.
Bij brief van 7 april 2023 heeft [gedaagden] via zijn advocaat het standpunt ingenomen dat geen sprake kan zijn van onrechtmatige hinder en dat [gedaagden] de boom niet wil verwijderen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert in conventie - samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. Voor recht te verklaren dat er op 26 mei 2021 een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen tussen [eisers] en [gedaagden] , waarbij partijen zich hebben verbonden tot het binnen twee jaren verwijderen van de boom en vervanging van de mandelige schutting op de erfgrens;
II. [gedaagden] te veroordelen om uiterlijk op 5 december 2024 de mondelinge overeenkomst d.d. 26 mei 2021 na te komen, op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [eisers] van
€ 250,00 per dag vanaf 6 december 2024 met een maximum van € 25.000,00 wanneer [gedaagden] op 6 december 2024 de boom niet heeft verwijderd, althans op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom.
Subsidiair:
III. [gedaagden] te veroordelen tot het verwijderen van alle takken boven het erf van [eisers] op uiterlijk 31 juli 2024, op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [eisers] van
€ 250,00 per dag vanaf 1 augustus 2024 met een maximum van € 25.000,00, althans op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom.
Zowel primair als subsidiair:
IV. [gedaagden] te veroordelen in de kosten van het geding met inbegrip van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien (14) dagen na het wijzen van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] in conventie.
3.3.
In (voorwaardelijke) reconventie, voor het geval de vordering van [eisers] wordt toegewezen, vordert [gedaagden] -samengevat- om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eisers] te verplichten tot het verlenen van zijn medewerking aan het verwijderen van de huidige scheidingsmuur en het plaatsen van een nieuwe gezamenlijke ondoorzichtige scheidingsmuur op de erfgrens (circa 25,5 meter), daarvoor akkoord te gaan met de uitvoering van een houten schutting specificaties zoals opgenomen in de offerte van [bedrijf] ten einde 50% van de kosten op zich te nemen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [eisers] hiermee in gebreke blijft met een maximum van
€ 25.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. [eisers] te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede de (na-)kosten volgens het
liquidatietarief, één en ander te voldoen binnen veertien (14) dagen na dagtekening van
het in deze zaak te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet
binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de
(na-)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen in conventie en reconventie wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Primaire vordering [eisers] : is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen?
4.1.
Partijen verschillen in conventie in de eerste plaats van mening over de vraag of tussen hen op 26 mei 2021 een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.2.
Op grond van artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) komt een overeenkomst tot stand door de aanvaarding van een aanbod. Daarbij is van belang dat wilsovereenstemming is bereikt op de essentiële elementen (essentialia) van de overeenkomst. Dit betreft in elk geval die onderwerpen die de kern van de prestatie raken. Ook de subjectieve perceptie van partijen omtrent hetgeen als essentieel dient te worden beschouwd speelt een rol, voor zover die perceptie bij de wederpartij bekend was of redelijkerwijs bekend kan worden verondersteld. Uit artikel 6:227 BW volgt daarnaast dat een verbintenis alleen tot stand komt wanneer deze voldoende bepaalbaar is. Als algemeen uitgangspunt geldt dat aan dit vereiste is voldaan wanneer op het moment van het aangaan van de overeenkomst (1) de verbintenissen van partijen al zijn vastgesteld, of (2) partijen criteria zijn overeengekomen op basis waarvan deze verbintenissen zullen kunnen worden bepaald. De eis van bepaalbaarheid kan niet los worden gezien van de eisen van redelijkheid en billijkheid die voortvloeien uit artikel 6:248 BW. [2]
4.3.
[eisers] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een overeenkomst over het kappen van de boom en het gezamenlijk vervangen van de schutting op de erfgrens, omdat [gedaagden] hiertoe in zijn brief van 13 mei 2021 een aanbod heeft gedaan en [eisers] dit aanbod op 26 mei 2021 heeft aanvaard. De essentialia van de overeenkomst zijn volgens [eisers] dat de boom zou worden gekapt en dat er gezamenlijk een schutting zou worden geplaatst. Partijen zouden de nadere uitwerking later regelen. Hiervoor was een termijn van 1,5 tot 2 jaar afgesproken, omdat [gedaagden] eerst andere zaken wilde afronden en een ontwerp wilde maken voor zijn tuin. [eisers] heeft hier lang op moeten wachten en mocht er in zijn visie op grond van de schriftelijke verklaringen van [gedaagden] (ook) in de tussenliggende periode op vertrouwen dat een overeenkomst tot stand is gekomen. De punten waarover nog geen overeenstemming was bereikt, zijn volgens [eisers] aan te vullen op grond van de redelijkheid en billijkheid.
4.4.
[gedaagden] wil de boom graag laten staan en stelt dat hij de gesprekken met [eisers] enkel is aangegaan omwille van een goede burenrelatie en omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat er juridisch een verplichting bestond om de boom te kappen. [gedaagden] betwist dat er een overeenkomst met [eisers] tot stand is gekomen. In zijn visie hebben partijen gesproken over de kap van de boom en de schutting, maar is er nooit op essentialia overeenstemming bereikt. De brief van [gedaagden] van 13 mei 2021 moet volgens [gedaagden] niet worden gezien als een aanbod, maar als uitnodiging om in onderhandeling te treden over het kappen van de boom. Daarbij heeft [gedaagden] concreet gemaakt over welke essentiële punten volgens hem nog overeenstemming moest worden bereikt, namelijk een reële verdeling van de kosten van het rooien van de boom, de kosten van de nieuwe schutting, de keuze van de nieuwe schutting en het maken van een planning. Hierover is volgens [gedaagden] nooit overeenstemming bereikt.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen op 26 mei 2021 geen overeenstemming is bereikt over de essentialia van de overeenkomst. De rechtbank overweegt daartoe dat hier -in elk geval- de prijs van de kap en de schutting en de onderlinge verdeling van de kosten essentieel waren. Los van het feit dat het kostenaspect in het algemeen een belangrijk deel van een verbintenis is, heeft [gedaagden] namelijk in zijn brief van 13 mei 2021 expliciet vermeld dat voor hem belangrijk is dat partijen het (onder meer) eens worden over het kostenaspect. Hieruit heeft [eisers] naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs moeten opmaken dat dit -in elk geval in de perceptie van [gedaagden] - een essentieel onderdeel van de overeenkomst was en dat zonder overeenstemming op dit punt geen overeenkomst tot stand is gekomen.
4.6.
De rechtbank stelt vast dat partijen met betrekking tot het kostenaspect en de onderlinge verdeling daarvan nooit overeenstemming hebben bereikt. Weliswaar heeft [eisers] op 26 mei 2021 een aanbod gedaan om € 250,- bij te dragen aan de kosten van het kappen van de boom, maar er is niet gesteld of gebleken dat [gedaagden] op enig moment akkoord is gegaan met dit bedrag. Uit de correspondentie volgt dat [gedaagden] nadien nog onderzoek zou doen naar (onder meer) de kosten van de kap. Uiteindelijk heeft [gedaagden] in zijn brief van 16 maart 2023 op hoofdlijnen een voorstel gedaan met betrekking tot alle kosten en de verdeling daarvan. [eisers] heeft dit voorstel op vrijwel alle punten afgewezen. De beleving van de prijs en de onderlinge verdeling van de kosten bleek tussen partijen sterk uiteen te lopen. [gedaagden] heeft het voorstel later ingetrokken. Ondanks de latere tegemoetkomingen van [eisers] hebben partijen nooit overeenstemming over de kosten(verdeling) bereikt.
4.7.
[eisers] heeft aangevoerd dat bij partijen op 26 mei 2021 nog onvoldoende duidelijkheid bestond over de prijs voor het kappen en afvoeren van de boom en het plaatsen van de schutting en dat dit later nog zou worden uitgewerkt. Voor zover [eisers] erop doelt dat expliciete overeenstemming over het kostenaspect op dat moment niet mogelijk was en hij erop mocht vertrouwen dat partijen hier redelijkerwijs samen wel zouden uitkomen, is de rechtbank van oordeel dat de overeengekomen verbintenissen in dat geval onvoldoende bepaalbaar waren en dat ook op die grond geen overeenkomst tot stand is gekomen. Er is namelijk niet gesteld of gebleken dat partijen op 26 mei 2021 criteria zijn overeengekomen op basis waarvan de nog onduidelijke kosten of de verdeling daarvan zou kunnen worden bepaald, zoals richtprijzen of een verdeelsleutel.
4.8.
Het beroep van [eisers] op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid ten aanzien van de nog ontbrekende punten van de overeenkomst wordt eveneens door de rechtbank afgewezen. Het element van de prijs en de verdeling van de kosten van de kap en de schutting kan, omdat het een essentieel onderdeel betreft, naar het oordeel van de rechtbank niet op grond van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid worden aangevuld of door een derde worden bepaald - nog los van het feit dat dit niet is gevorderd.
4.9.
Voor zover [eisers] heeft bedoeld te stellen dat hij erop mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand is gekomen omdat [gedaagden] eind 2022 en begin 2023 enkele maanden heeft gereageerd op zijn berichten om de kap concreet te maken, volgt de rechtbank ook dit standpunt niet. Ten eerste blijkt uit deze berichten niet dat (alsnog) op de essentialia overeenstemming is bereikt of dat [gedaagden] hoe dan ook tot de kap wilde overgaan. Ten tweede is de rechtbank van oordeel dat [eisers] er, gelet op hetgeen hem uit de brief van 13 mei 2021 bekend was over wat voor [gedaagden] belangrijk was, niet zonder meer op mocht vertrouwen dat er een perfecte overeenkomst was gesloten die hij kon afdwingen. Feitelijk waren partijen het in die periode alleen eens over de mogelijke kap van de boom en het feit dat er dan gezamenlijk een nieuwe schutting zou komen. [eisers] wist dat er voor [gedaagden] meer punten essentieel waren om tot overeenstemming te komen, waaronder de verdeling van de kosten. Zonder voldoende bepaalbare afspraken hierover, mocht [eisers] er naar het oordeel van de rechter niet op vertrouwen dat de boom hoe dan ook gekapt zou worden.
4.10.
De overige stellingen van [eisers] kunnen niet tot een andere conclusie leiden.
4.11.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat op de essentialia geen voldoende bepaalbare overeenkomst tot stand is gekomen. Op grond hiervan zal de rechtbank de primaire vordering van [eisers] dan ook afwijzen.
Subsidiaire vordering [eisers] : terugsnoeien van takken boven eigen perceel
4.12.
Subsidiair heeft [eisers] verwijdering van de over zijn perceel hangende takken gevorderd, op straffe van een dwangsom. Daartoe heeft [eisers] gesteld dat de overhangende takken een inbreuk op zijn eigendomsrecht maken en dat [gedaagden] deze dient te verwijderen. Hij heeft [gedaagden] hiertoe aangemaand op 15 april 2023. [gedaagden] heeft hierop in december 2023 een deel van de takken gesnoeid. Dit is echter voor [eisers] niet toereikend. [eisers] ervaart hinder van de boom omdat deze de opbrengst van zijn zonnepanelen vermindert en omdat er veel eikels, takken en bladeren uit de boom in zijn tuin vallen.
4.13.
[gedaagden] heeft zich tegen de subsidiaire vordering van [eisers] verweerd met de stelling dat [eisers] door het verwijderen van de takken misbruik van recht zou maken. [gedaagden] stelt dat het belang van [eisers] bij het terugsnoeien van de takken niet opweegt tegen het belang van [gedaagden] om dit niet te doen. [gedaagden] stelt voorop dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder, omdat de boom al ruim 45 jaar in de achtertuin staat. Sinds [eisers] in 2016 de naastgelegen woning heeft gekocht, is de boom nauwelijks gegroeid. [eisers] had er bij de aankoop van zijn woning dan ook rekening mee moeten houden dat er bladeren, takjes en eikels op zijn perceel zouden kunnen vallen en dat een deel van zijn tuin in de schaduw ligt. [gedaagden] betwist het rendementsverlies op de zonnepanelen van [eisers] . Volgens [gedaagden] bestaat er geen algemeen recht op het ontvangen van rechtstreeks zonlicht. De door [eisers] ervaren overlast betreft bovendien niet de takken over zijn perceel, maar de omvang van de gehele boom. Het terugsnoeien van de takken tot de erfgrens zal dus nauwelijks een oplossing bieden voor het probleem dat [eisers] ervaart. Daar staat tegenover dat uit de overgelegde deskundigenverklaringen volgt dat wanneer de boom op de gevorderde wijze zal worden teruggesnoeid, de boom dit waarschijnlijk niet zal overleven. In elk geval is dit schadelijk en zal het leiden tot instabiliteit en ziekte van de boom. Als gevolg hiervan kan de boom omwaaien, of zullen meer takken uitvallen. Dit zal juist leiden tot meer overlast in plaats van minder. Tegenover het ontbreken van het belang van [eisers] staat volgens [gedaagden] dat de boom veel natuurlijke baten oplevert en dat deze een grote rol speelt in de biodiversiteit. [gedaagden] heeft sinds 2018 op regelmatige basis door een boomspecialist de takken maximaal laten terugsnoeien. Een andere oplossing, zoals het substantieel terugsnoeien van de gehele kroon van de boom, is volgens deskundigen ook niet mogelijk.
4.14.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van artikel 5:44 BW heeft een eigenaar van een perceel de bevoegdheid om overhangende takken boven zijn perceel te verwijderen wanneer de eigenaar van de takken heeft geweigerd om dat te doen. Van misbruik van
recht kan onder meer sprake zijn als men, gelet op de onevenredigheid tussen het
belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt
geschaad, in redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (artikel 3:13
BW).
4.15.
Hoewel [eisers] op grond van artikel 5:44 BW op zichzelf de bevoegdheid heeft om de overhangende takken boven zijn perceel te (laten) verwijderen, is de rechtbank van oordeel dat het belang van [eisers] bij verwijdering van de takken in dit geval niet opweegt tegen de negatieve gevolgen ervan. [gedaagden] heeft immers onderbouwd gesteld - en [eisers] heeft niet betwist - dat het wegsnoeien van de takken het voortbestaan van de boom zal bedreigen en dat het wegsnoeien uiteindelijk zal leiden tot meer risico’s en overlast. Daar staat tegenover dat het wegsnoeien slechts een gering verschil zal maken voor de bladeren, takken en eikels die van hogerop in de tuin van [eisers] waaien. Ook zal het enkel verwijderen van de overhangende takken niet of nauwelijks leiden tot een hogere lichtopbrengst voor de zonnepanelen. Verder is niet bestreden dat de boom de afgelopen jaren niet substantieel is gegroeid. [eisers] had dus bij de aanschaf van de woning al rekening kunnen houden met de gevolgen van het wonen naast (en deels onder) de boom. Hoewel de wens van [eisers] om de takken boven zijn perceel te verwijderen begrijpelijk is, weegt dit belang naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen de negatieve gevolgen en de risico’s. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank leiden tot een onevenredig resultaat. Het beroep van [gedaagden] op misbruik van recht slaagt.
4.16.
De rechtbank concludeert hiermee dat ook de subsidiaire vordering van [eisers] zal worden afgewezen. Aan de overige vorderingen en verweren, waaronder de voorwaardelijke vordering in reconventie, wordt niet meer toegekomen.
Proceskosten
4.17.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
Totaal
1.726,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 1.726,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening en de wettelijke rente als [eisers] niet binnen 14 dagen aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart het onder 5.2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.Th. van Wijk en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.

Voetnoten

1.Alle gedeelten tussen rechte haken betreffen tekst weggelaten door de rechtbank
2.HR 29 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:765 (Gemeente Amsterdam/Pullens)