Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
STICHTING PROPEUS,
HILDE CORNELIA DE KLEIN, h.o.d.n. Klein Bewindvoering, in hoedanigheid van bewindvoerder van
[A],
[B],
ALI [C],
[D],
[E],
[A],
1.ALI [C] ,
[D],
[E],
1.De procedure
2.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaken
Betalingen met een straf.
Propeus”) zijn voornemen uitgesproken u persoonlijk aansprakelijk te stellen wegens onbehoorlijk toezicht. […]
3.De vordering in de hoofdzaak
4.De vordering in de vrijwaringszaken
5.Het geschil en de beoordeling daarvan
in de hoofdzaak
hoofdelijkaansprakelijk is voor het boedeltekort in een faillissement, indien het bestuur zijn taak in de drie jaar voorafgaande aan het faillissement kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Tot de bestuurders worden niet alleen gerekend de bestuurders die deze hoedanigheid hadden op het moment dat het faillissement werd uitgesproken. Ook degenen die bestuurder waren toen het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk verrichtte, wordt als zodanig aangemerkt, zodat ook gewezen bestuurders daartoe kunnen behoren. Bij de beoordeling van de vraag of het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, moet acht geslagen worden op alle omstandigheden van het geval. Beoordeeld moet worden of sprake is van een situatie dat geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld zoals de bestuurder heeft gedaan aan wie wordt verweten dat hij zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld.
eenbelangrijke oorzaak is van het faillissement en niet dat dit de enige belangrijke oorzaak is.
eenbelangrijke oorzaak is van het faillissement van de Stichting en zij dus op grond van artikel 2:138 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor – kort gezegd – het boedeltekort. In verband met hetgeen hierna in rechtsoverweging 5.4.13 zal worden overwogen omtrent artikel 2:138 lid 4 (matiging) voegt de rechtbank daaraan het volgende toe. [A] heeft ten aanzien van die andere door hem genoemde oorzaken slechts opgemerkt dat het faillissement van de Stichting ook onafwendbaar zou zijn geweest indien er een adequate boekhouding zou zijn gevoerd. Zoals hiervoor echter al is overwogen, wordt op grond van artikel 2:138 lid 2 BW vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling betrekking heeft op het bestuur over de gehele linie en dus niet enkel ziet op de schending van de boekhoudplicht. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat deze andere, door [A] genoemde oorzaken van het faillissement geen rechtstreeks verband houdt met een onbehoorlijke taakvervulling door [B] en/of [A] .
- griffierecht € 2.277,00
- salaris voor de advocaat € 3.858,00 (2 punten x tarief € 1.929,00)
- nasalaris
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld