ECLI:NL:RBNNE:2025:679

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
18-336892-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en openlijk geweld tegen minderjarigen

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijk geweld tegen twee minderjarige slachtoffers. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 14 november 2023 en 16 oktober 2023. De verdachte heeft samen met anderen een minderjarige, [slachtoffer 1], meerdere malen tegen het hoofd en lichaam geschopt, terwijl deze op de grond lag, en heeft daarbij een wapenstok gebruikt. Dit geweld leidde tot ernstige verwondingen bij het slachtoffer, waaronder een gebroken kaak en een zware hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de poging tot doodslag, waarbij de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer had. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan openlijk geweld tegen een ander slachtoffer, [slachtoffer 2], waarbij hij en zijn medeverdachten het slachtoffer meermalen hebben geslagen en getrapt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De vorderingen van de benadeelde partijen werden hoofdelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/336892-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 februari 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats], wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 november 2023 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een wapenstok, althans een langwerpig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben getrapt en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 november 2023 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak (op twee plekken) en/of een wond op het (achter)hoofd en/of een gekneusde neus en/of meerdere blauwe plekken in het gezicht en/of op het lichaam en/of een zware hersenschudding en/of geheugenverlies/geheugenproblemen, heeft/hebben toegebracht, door
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een wapenstok, althans een langwerpig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te stompen en/of te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 november 2023 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een wapenstok, althans een langwerpig en/of hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben getrapt en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te [plaats], althans in Nederland, openlijk, te weten, op het schoolplein gelegen aan de [adres], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam te duwen en/of te stompen en/of te slaan, en/of
- ( ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bepleit dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte als pleger van de poging tot doodslag beschouwd kan worden. Verdachte heeft erkend dat hij aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft getrapt tegen het lichaam, terwijl deze op de grond lag. Meerdere getuigen hebben verklaard dat het niet verdachte was die de wapenstok hanteerde. Het letsel van [slachtoffer 1] heeft niet de aanmerkelijke kans op de dood veroorzaakt, zodat verdachte ook niet de voor het medeplegen noodzakelijke opzet op de dood heeft gehad. Ook kan op basis van het dossier moeilijk vastgesteld worden wie precies waar geschopt heeft en met hoeveel kracht is geslagen en geschopt.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 11
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt ten aanzien van het tenlastegelegde, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, het volgende vast.
Melding politie
Op 14 november 2023 werd omstreeks 01:08 uur melding gedaan van een mishandeling aan de [adres] ter hoogte van nummer [adres]. De politie was om 01:11 uur ter plaatse waar meerdere personen werden gehoord. Toen bleek dat meerdere personen het slachtoffer hadden geslagen en dat zij waren gekomen en vertrokken met een witte Citroën personenauto met het kenteken [nummer].2
Verbalisanten [naam] en [naam] arriveerden omstreeks 01:11 uur ter plaatse en verbalisant [naam] zag een persoon tegen de muur zitten. Het bleek te gaan om [slachtoffer 1]. Deze persoon had moeite met praten en wist niet meer goed wat er gebeurd was. Verbalisant [naam] hoorde dat de persoon die tegen de muur zat in elkaar was geslagen. Verbalisant [naam] werd aangesproken door een persoon genaamd [naam]. [naam] liet een foto op zijn telefoon zien met hierop een persoon in het rood gekleed. [naam] had deze foto gemaakt ten tijde van de mishandeling en bevestigde dat deze persoon het slachtoffer had mishandeld. Ook vertelde hij dat meerdere personen het slachtoffer in elkaar hadden geslagen. Verbalisant [naam] is daarna aangesproken door een persoon genaamd [naam] die het kenteken had genoteerd [nummer] van een witte personenauto merk Citroën waarin de verdachten zouden hebben gereden.
Verbalisant [naam] heeft ter plaatse ook [naam] (hierna ook: [naam]) benaderd en zij vertelde dat [verdachte] degene was die [slachtoffer 1] had mishandeld. Hij zou samen zijn geweest met nog twee andere personen, één vrouw en één man, aldus [naam].3
Aantreffen medeverdachte [medeverdachte] bij woning verdachte [verdachte]
Verbalisanten [naam] en [naam] zijn naar aanleiding van de melding naar de woning van verdachte [verdachte] aan de [naam] [adres] gereden. Eenmaal bij deze woning aangekomen om 01:25 uur zagen de verbalisanten vanuit de woning drie personen lopen, namelijk [naam], [naam] en medeverdachte [medeverdachte]. Ook zagen zij dat de witte Citroën voorzien van kenteken [nummer] geparkeerd stond voor de woning. Verbalisant [naam] zag dat medeverdachte [medeverdachte] groot en stevig gebouwd was, een dikke buik had, blank was en haar had dat achterover was gekamd.4
Aangifte [slachtoffer 1]
Op 21 november 2023 is door aangever [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een poging tot doodslag dan wel een zware mishandeling.5 Uit de aangifte volgt onder meer dat [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen bestaande uit een gebroken kaak, drie hechtingen op zijn achterhoofd, een gekneusde neus, blauwe plekken op zijn rug en gezicht en een zware hersenschudding. Aangever heeft verklaard dat hij samen met [naam] en [naam] liep over de [adres] richting het [plaats]. Het volgende moment dat aangever zich kan herinneren is dat hij wakker is geworden in de ambulance. In het ziekenhuis zijn scans van aangever gemaakt, hierop waren breuken in zijn kaak te zien en uiteindelijk is hij geopereerd.
Beschrijving camerabeelden [plaats]
Op 21 november 2023 heeft verbalisant [naam] de camerabeelden bekeken afkomstig van winkelcentrum [plaats] gelegen aan de [adres] te [plaats]. De camera staat gericht op de openbare weg van de [adres] richting de [adres]. De bestandsnaam van het fragment is [naam]. De beelden zijn als volgt beschreven.6
- Om 01:04:42 uur is te zien dat een witte personenauto over de [adres] reed richting de [adres]. Deze
witte personenauto reed voorbij vier onbekende personen;
- Om 01:04:47 uur reed een witte personenauto naar de hoek van de [adres], waar een groepje
personen kwam aangelopen;
- Om 01:04:52 uur stopte een witte personenauto naast het groepje personen, dat kwam aangelopen
vanuit de tegengestelde richting;
- Om 01:04:53 uur stapten meerdere personen uit het witte voertuig. De personen liepen direct naar het
groepje personen. Er lag iemand tegen het winkelpand. Op het moment dat de personen uit de personenauto stapten, gaat één persoon er rennend vandoor, richting het [plaats]. De persoon die als eerste wegrende heeft witte schoenen aan en is in het donker gekleed;
- Om 01:05:10 uur renden twee personen richting het [plaats]. D eerste persoon droeg een wit shirt met
logo, zwarte jas en een bruine broek. De tweede persoon droeg witte schoenen met een blauwe spijkerbroek;
- Om 01:05:15 uur liep een derde persoon richting de witte personenauto, bukte en liep vervolgens
richting het [plaats]. De vierde persoon droeg rode kleding. Deze persoon liep aan de achterzijde van de witte personenauto en liep later richting het slachtoffer;
- Om 01:05:49 liep de derde persoon richting het [plaats]. De persoon was gekleed in een donkere trui
met witte opdruk en een spijkerbroek met zwarte schoenen met een wit randje;
- Om 01:06:05 uur kwamen de twee eerstgenoemde personen weer in beeld. Deze twee personen liepen
richting [adres]. Deze personen stonden te praten met de eerdergenoemde vier onbekende personen. De twee personen liepen hierna richting [adres] en naar de witte personenauto;
- Om 01:07:42 uur stapten er meerdere personen in de witte personenauto en reden richting [adres].
Getuigenverklaringen
Uit de verklaring van verbalisant [naam] volgt dat hij zag dat een persoon met zijn rug tegen een muurtje zat. Verder zag hij een witte auto staan, een Citroën met kenteken [nummer]. Hij zag een jongen naar de persoon lopen die tegen het muurtje zat. Hij beschrijft dat de jongen circa 15 á 20 jaar, rond de 180 cm
lang, een slank postuur en in een rood trainingspak - een harde schop gaf met zijn rechtervoet, tegen het hoofd van de persoon. Hij zag dat de trap op het linker gedeelte van het hoofd van de persoon kwam. Hij zag daarna dat de verdachte in het witte voertuig stapte.7
Uit de getuigenverklaring van [naam] volgt dat hij op 14 november 2023 samen was met [naam], [slachtoffer 1] en [naam] en dat hij een witte auto zag komen aanrijden waaruit vier personen stapten. Hij beschrijft dat een jongen - ouder dan twintig jaar met bovenop iets langer dan aan de zijkanten en een breed en lang postuur, tussen de 1.80 en 1.90 meter lang - als eerste sloeg, met een wapenstok in zijn handen. De jongen die tegen het hoofd van [slachtoffer 1] trapte toen hij op de grond lag droeg een rood trainingspak en was onder de 1.80 meter lang. [naam] heeft een foto van deze laatstgenoemde persoon gezien en een vriendin van hem herkent deze persoon als verdachte [verdachte] [naam] of [naam]. De jongen met de wapenstok sloeg op het achterhoofd van [slachtoffer 1]. Hij heeft in totaal meer dan zes keer geslagen op het hoofd van [slachtoffer 1]. [naam] heeft gezien dat [slachtoffer 1] op de grond viel en niet meer aanspreekbaar was. Ook had hij moeite met ademhalen. De grote jongen zou daarna weggelopen zijn in de richting van het [plaats]. Vervolgens werd [slachtoffer 1] door de kleinere jongen geschopt tegen het hoofd. De andere twee jongens en de vrouw gingen er in de auto vandoor. 8
Uit de getuigenverklaring van [plaats] bij de rechter-commissaris volgt dat zij zag dat uit de auto personen stapten en dat het slachtoffer werd geslagen en neerviel. Hij leek bewusteloos. De andere jongen die uit de auto was gekomen had een rood trainingspak aan. De jongen in het rode trainingspak gaf het slachtoffer drie of vier schoppen tegen de zijkant van zijn middenrif.9
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 13 op 14 november 2023 een rood trainingspak droeg en het slachtoffer [slachtoffer 1] een trap heeft gegeven tegen zijn lichaam.10

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

Daderschap
Voor wat betreft het ten laste gelegde staat de vraag centraal of het verdachte is geweest die geweldshandelingen heeft uitgeoefend. Ten aanzien van het daderschap van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
De verbalisanten die kort na de mishandeling ter plaatse komen omstreeks 01:11 uur krijgen te horen dat één van de verdachten [verdachte] is en hij samen met twee anderen, een man en een vrouw, is weggereden in een auto waarvan het kentekennummer is genoteerd. Twee andere verbalisanten gaan om 01:25 uur naar de woning van verdachte [verdachte] en zien daar de auto staan met het kentekennummer dat is doorgegeven. Uit de woning van verdachte [verdachte] komen drie personen, namelijk medeverdachte [medeverdachte], [naam] en [naam]. Uit de beschreven camerabeelden van de [adres] volgt dat er op 14 november 2023 om 01:04:53 meerdere personen uit een witte auto stappen en direct op een groepje personen aflopen. De persoon die als eerste wegrende is in het donker gekleed. De andere personen stapten om 01:07:42 uur in de witte personenauto en reden richting de [adres]. Deze beelden zijn door drie verbalisanten bekeken en de medeverdachte is daarop herkend aan onder andere zijn haardracht, manier van lopen en corpulente postuur. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat een man met een fors postuur die als eerste uit de witte auto stapte aangever [slachtoffer 1] op zijn hoofd heeft geslagen met een wapenstok. Kort daarop wordt door de getuigen gezien dat verdachte [verdachte]
aangever tegen zijn hoofd schopt, terwijl hij op de grond ligt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vorengaande - in onderling verband en samenhang bezien - voldoende is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die aangever [slachtoffer 1] meermalen tegen zijn hoofd en lichaam heeft geschopt.
Medeplegen
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen. Verdachte heeft zelf geweldshandelingen verricht door aangever meermalen te schoppen tegen zijn hoofd en lichaam. Gelet op de geweldshandelingen die door verdachte zijn uitgeoefend en de kort daarvoor verrichte geweldshandelingen van medeverdachte [medeverdachte], die aangever meermalen heeft geslagen met een wapenstok, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte. Nu sprake is van medeplegen doet het er bovendien niet toe wie welke klap of trap precies heeft uitgedeeld omdat verdachte als medepleger medeverantwoordelijk is voor het door hem en zijn medeverdachte gezamenlijke toegepaste geweld.
Voorwaardelijk opzet
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is vereist dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat het slachtoffer zou komen te overlijden en deze kans ook bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bij de beoordeling van het voorwaardelijk opzet acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
De rechtbank stelt voorop dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is. Wanneer op het hoofd fors geweld wordt uitgeoefend, bestaande uit het meermaals met kracht met een wapenstok slaan tegen het hoofd van een persoon en vervolgens, terwijl die persoon op de grond ligt het ongericht hard schoppen tegen zijn hoofd, bestaat de aanmerkelijke kans dat door dit gecombineerde geweld letsel wordt toegebracht dat tot de dood leidt. Het is immers een algemene ervaringsregel dat dit soort geweld kan leiden tot onder meer schedelfracturen, bloedingen onder de schedel en in de hersenen die de dood kunnen veroorzaken. Ook de verdachte moet geacht worden van deze algemene ervaringsregel op de hoogte te zijn. Door desondanks het geweld op de hiervoor beschreven wijze toe te passen, moet, gelet op die uiterlijke verschijningsvorm, de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard. Uit de wijze van slaan en schoppen zoals volgt uit de getuigenverklaringen en uit het bij aangever geconstateerde letsel blijkt voorts dat dit gepaard is gegaan met veel kracht. Aangever [slachtoffer 1] spuugde bloed uit, had pijn en een bebloed gezicht, had moeite met ademhalen en was vlak na het gebeuren verminderd aanspreekbaar. Daarbij bleek zijn kaak op meerdere plekken te zijn gebroken. De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van een poging tot doodslag, zoals in de bewezenverklaring is opgenomen.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 11 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik degene ben op de camerabeelden van het [adres] in [plaats] en dat ik [slachtoffer 2] twee klappen en een duw heb gegeven. Ik was samen met mijn broertje en een vriend.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2023, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer BVH 2023278754 d.d. 20 februari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 16 oktober 2023 was ik op de Nieuwe Veste in [plaats]. Ik zag 4 jongens om de hoek komen. Ik zag [naam] [verdachte], [naam] , [verdachte] en een jongen waarvan ik de naam niet weet. Ik zag dat [verdachte] naar mij toe liep. Ik kreeg een duw of een slag van [verdachte]. Vervolgens werd ik geslagen door [naam]. Ik kreeg een vuistslag op mijn rechterwang. Vervolgens werd ik aangevallen door [verdachte] en [naam]. Voor mij ging het om en om en redelijk snel. Vervolgens kreeg ik een trap tegen mijn rechteronderbeen. Het was een trap van achteren. Ik viel. [verdachte] en [naam] begonnen tegen mij te trappen.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 november 2023, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam]:
Ik ben getuige geweest van een mishandeling op het [adres]
aan de [adres] te [plaats], van mijn vriend [slachtoffer 2] . Ter hoogte van het schoolplein liepen een aantal jongeren ons tegemoet. Ik ken deze jongeren als [naam], [naam], [verdachte] en [naam] . Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] als eerste sloeg. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] met zijn vuisten in het gezicht sloeg. Ik zag dat [verdachte] 1 of twee klappen had gegeven en toen begon [naam] [slachtoffer 2] te slaan in zijn gezicht. Ik zag dat [naam] [slachtoffer 2] onderuit probeerde te halen met zijn voeten, waardoor [slachtoffer 2] op de grond viel. Ik zag dat [verdachte] en [naam] beiden [slachtoffer 2] op de grond begonnen te trappen tegen zijn hoofd en tegen zijn buik. Ik denk dat ze in totaal ongeveer 7 trappen hebben gegeven en 4 klappen.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2

De rechtbank stelt voorop dat van het in vereniging plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast
.
Op 16 oktober 2023 bevond verdachte zich samen met anderen op het schoolplein bij de school de Nieuwe Veste te [plaats] waar ook aangever [slachtoffer 2] stond. Verdachte liep met anderen op aangever af en vervolgens werd aangever door verdachte en een ander geslagen en getrapt. Verdachte heeft zelf bekend geweld te hebben gebruikt en op de camerabeelden is dit ook te zien. Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel dat het in vereniging openlijk geweld plegen wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij op 14 november 2023 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen, met kracht met een wapenstok, tegen het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
  • die [slachtoffer 1] meerdere malen, met kracht tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 16 oktober 2023 te [plaats], openlijk, te weten, op het schoolplein gelegen aan de [adres], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door
  • die [slachtoffer 2] meerdere malen, tegen het hoofd en het lichaam te slaan, en
  • vervolgens terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, tegen het hoofd en het lichaam te trappen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primairmedeplegen van een poging tot doodslag
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd. Tevens vordert de officier van justitie de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij het bepalen van de hoogte van een eventueel op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman acht een voorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf passend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 18 juli 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 januari 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 14 november 2023 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een heftig geweldsfeit, namelijk een poging tot doodslag van het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 1], door hem meerdere malen krachtig tegen het hoofd en lichaam te hebben geschopt. Wanneer [slachtoffer 1] op de grond valt door het slaan met een wapenstok door de medeverdachte, en zich niet kan verdedigen, schopt verdachte meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer 1]. Verdachte laat [slachtoffer 1] bloedend achter en loopt weg. Het is uiteindelijk aan enkele omstanders te danken dat het geweld is gestopt. Voor dit heftige uitgaansgeweld heeft [slachtoffer 1] die avond en nacht geen enkele aanleiding gegeven. Veeleer lijkt het erop dat verdachte het had gemunt op een ander en zich heeft vergist in zijn doelwit. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting naar voren is gebracht, blijkt dat de impact van het geweld op het leven van het slachtoffer groot is geweest. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het handelen van verdachte en zijn medeverdachte verwondingen opgelopen in het gezicht en zijn achterhoofd bestaande uit meerdere breuken aan zijn kaak, een gekneusde neus, blauwe plekken op zijn rug en een zware hersenschudding. Er is operatief ingegrepen. Naast het fysieke leed heeft het slachtoffer ook te maken met de mentale gevolgen die dit geweld met zich heeft gebracht. Ook bij ouders en andere naasten heeft het voorval veel leed veroorzaakt. Daar komt nog bij dat veel jongeren getuige zijn geweest van het geweld. Dit zorgt voor veel gevoelens van angst en onveiligheid bij die jongeren zelf, maar ook in de rest van de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich op 16 oktober 2023 schuldig gemaakt aan het in vereniging openlijk geweld plegen tegen het slachtoffer [slachtoffer 2], waarbij [slachtoffer 2] meermalen onder meer tegen zijn hoofd en lichaam is geslagen en getrapt, ook terwijl het slachtoffer op de grond lag. Uit de getuigenverklaring van [naam] leidt de rechtbank af dat dit angstig is geweest voor het slachtoffer en hij in paniek was. De rechtbank merkt op dat het laf en gevaarlijk is om iemand die op de grond ligt tegen het
hoofd te schoppen. Met zijn handelen heeft verdachte, samen met anderen, inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daar komt bij dat feiten als de onderhavige bijdragen aan de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Dat geldt te meer als die feiten in de openbaarheid worden gepleegd, zoals hier het geval was. De rechtbank rekent het verdachte aan tot tweemaal toe in groepsverband in het openbaar geweld te hebben gebruikt.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 18 juli 2024 kort samengevat het volgende vermeld. De reclassering ziet het netwerk van verdachte en zijn houding als risicofactoren. De reclassering heeft het vermoeden dat middelengebruik een rol heeft gespeeld in de totstandkoming van het delictgedrag. Ook vermoeden zij dat sprake is van agressieproblematiek. Verdachte is niet in het bezit van een startkwalificatie, omdat hij niet gemotiveerd en geconcentreerd genoeg was voor school. Ook was sprake van overmatig gamen en een verstoord dag- en nachtritme. De reclassering geeft aan dat verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft en hij momenteel geen inkomen ontvangt. De reclassering ziet geen beschermende factoren. De reclassering ziet een gemiddeld recidiverisico. Dit heeft te maken met zijn leeftijd en omdat hij geen zinvolle dagbesteding heeft. Het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld doordat het geweldsdelicten betreffen. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering eveneens als gemiddeld ingeschat aangezien verdachte een verleden kent van het niet nakomen van afspraken en het niet houden aan voorwaarden. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van het feit en de impact daarvan op de slachtoffers, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter, gelet op de leeftijd en problematiek van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor relatief korte duur opleggen, in combinatie met een langer voorwaardelijk strafdeel en een werkstraf. De rechtbank komt, alles afwegende, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering geadviseerd met dien verstande dat de inname van medicijnen als onderdeel van de behandeling komt te vervallen. Het voorwaardelijk strafdeel dient daarbij als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de maximale taakstraf, te weten 240 uur, passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Feit 1
[slachtoffer 1], tot een bedrag van 217,50 ter vergoeding van materiële schade en 5.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Feit 2
[slachtoffer 2], tot een bedrag van 100,00 ter zake van materiële schade en 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] hoofdelijk en integraal kan worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de immateriële schade gedeeltelijk kan worden toegewezen waarbij de rechtbank gebruik dient te maken van haar schattingsbevoegdheid en het gevorderde bedrag gematigd dient te worden tot het bedrag van 350,00 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aanzien van de materiële en immateriële schade gedeeltelijk kan worden toegewezen waarbij de rechtbank gebruik dient te maken van haar schattingsbevoegdheid en het gevorderde bedrag gematigd dient te worden tot het totaalbedrag van 2.881,28.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat de vordering integraal dient te worden afgewezen, althans niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het causale verband ontbreekt en de psychische schade niet nader is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet voldoende gemotiveerd door verdachte is betwist en waarvan de hoogte de rechtbank ook billijk voorkomt, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 november 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de materiële schade onvoldoende blijkt dat deze is geleden als rechtstreeks gevolg van het strafbare feit. De rechtbank zal daarom de vordering ten aanzien van deze schade niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het
onder 2 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de immateriële schade op
500,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
dat veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en indien geïndiceerd zich laat behandelen door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener en/of meewerkt aan een agressieregulatietraining, te bepalen door de reclassering. De behandeling/training start zodra er plek is voor veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat veroordeelde op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer 1]-[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats]), het slachtoffer [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats]) en medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats]), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of een opleiding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

Benadeelde partij: A.[slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van 5.717,50 (zegge: vijfduizend zevenhonderdzeventien euro en vijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 november 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van 5.717,50 (zegge: vijfduizend zevenhonderdzeventien euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 217,50 aan materiële schade en 5.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
63 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van 500,00 (zegge: vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart
[slachtoffer 2]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
10 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en
mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2025
1. wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummer aangeduide processen-verbaal en andere
stukken betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de politie Noord-Nederland, onderzoek Zandleij met het kenmerk NN3R023100, met als sluitingsdatum 20 februari 2024.
2 proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2023, opgenomen op pagina 208 e.v.
3 proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2023, opgenomen op pagina 174 e.v.
4 proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2023, opgenomen op pagina 178 e.v. en proces-
verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2023, opgenomen op pagina 208 e.v.
5 proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 21 november 2023, opgenomen op pagina 157 e.v.
6 proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2023, opgenomen op pagina 193 e.v.
7 proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2023, opgenomen op pagina 185 e.v.
8 proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 14 november 2023, opgenomen op pagina 234 e.v.
9 proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van getuige [plaats] d.d. 5 november 2024
10 de door verdachte op de terechtzitting van 11 februari 2025 afgelegde verklaring.