ECLI:NL:RBNNE:2025:681

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
18/311765-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval en woninginbraken met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een winkel en meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 11 februari 2025, waarbij de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. Kurvers, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. G. Veenstra. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld en pogingen tot diefstal, waarbij de verdachte op verschillende data in 2023 en 2024 in Emmen inbraken heeft gepleegd en een overval heeft uitgevoerd waarbij hij een mes heeft getoond aan een kassière. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekentenis van de verdachte. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. De opgelegde bijzondere voorwaarden zijn gericht op het voorkomen van recidive en het bieden van hulpverlening aan de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door benadeelde partijen, die door de rechtbank zijn toegewezen, met uitzondering van een vordering die niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/311765-24 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/192839-24 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/091785-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Kurvers, advocaat te s-Hertogenbosch. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/311765-24
1.
hij op of omstreeks 25 september 2024 te Emmen een hoeveelheid geld (te weten: 140,-), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen aan die [benadeelde partij 8] .
2. hij op of omstreeks 31 augustus 2024 te Emmen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] te Emmen, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een laptop, tablet, sieraden, bril, verrekijker, horloge, kussensloop en een zaklantaarn, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
3.
hij op of omstreeks 31 augustus 2024 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan [adres] te Emmen, alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, voorwerpen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen voorwerpen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming met een breekijzer, althans een voorwerp, tegen het keukenraam heeft geslagen en/of voornoemde breekijzer, althans een voorwerp, tussen het raam en het kozijn heeft geplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
parketnummer 18/192839-241.
hij op of omstreeks 27 februari 2024 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), sieraden, een laptop, een telefoon, parfums, externe harde schijf, laptoprugtas, computermuis en/of hoofdtelefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2024 te Emmen, parfums, een tas (merk: targus), hoofdtelefoon en/of kabel, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2024 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een laptop, tablet, externe harde schijf (merk Samsung), telefoonopladers, verlengsnoer, een fietscomputer (merk Garmin) en/of fietstas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2024 te Emmen, een fietscomputer (merk Garmin), parfums en/of externe harde schijf (merk Samsung), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3. hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak / verbreking en/of inklimming, hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders zich naar die woning (gelegen aan [adres] ) begeven en een deur en/of kozijn geforceerd/beschadigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), horloges, tassen en/of kussenslopen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 18/31176524 en feiten 1 primair, 2 primair, 3 en 4 van parketnummer 18/192839-24. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 18/192839-24 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte deze in vereniging heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/311765-24 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/192839-24 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Gelet op de eigen verklaring van verdachte daarover, betoogt de raadsman dat niet bewezen kan worden dat verdachte deze woninginbraken in vereniging heeft gepleegd en dat verdachte ten aanzien daarvan partieel moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 18/311765-24 en feiten 1 primair, 2 primair, 3 en 4 van parketnummer 18/192839-24 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 september 2024,opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002024262329 d.d. 26 november 2024, inhoudend de verklaring van
[benadeelde partij 8] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
27 september 2024, opgenomen op pagina 110 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2024,opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 2] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2024,opgenomen op pagina 192 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] .
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 februari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 maart 2024, opgenomen op pagina 122 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023193136 d.d. 3 juni 2024, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 februari 2024,opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 15 mei2024, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 maart 2023, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 februari 2023,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 7] .
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde woninginbraken en pogingen tot woninginbraken heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij deze feiten in zijn eentje heeft gepleegd. Het dossier bevat voor het overige ook onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte deze feiten in vereniging heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het in vereniging plegen van deze (pogingen tot) woninginbraken.
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 18/311765-24 en feiten 1 primair, 2 primair, 3 en 4 van parketnummer 18/192839-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 september 2024 te Emmen een hoeveelheid geld (te weten: 140,-), die aan de [benadeelde partij 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes te tonen aan die [benadeelde partij 8] .
2.
hij op 31 augustus 2024 te Emmen, uit een woning aan de [adres] te Emmen, een laptop, tablet, sieraden, bril, verrekijker, horloge, kussensloop en een zaklantaarn die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
3. hij op 31 augustus 2024 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning aan [adres] te Emmen, voorwerpen, in elk geval enig goed, die/dat aan [benadeelde partij 3] toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen voorwerpen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en inklimming, door met een breekijzer tegen het keukenraam te slaan en voornoemd breekijzer tussen het raam en het kozijn te plaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
1. hij op 27 februari 2024 te Emmen uit een woning aan [adres] , sieraden, een laptop, een telefoon, parfums, externe harde schijf, laptoprugtas, computermuis en hoofdtelefoon, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
2.
hij op 26 februari 2024 te Emmen uit een woning aan [adres] , een laptop, tablet, externe harde schijf (merk Samsung), telefoonopladers, verlengsnoer, een fietscomputer (merk Garmin) en fietstas die aan [benadeelde partij 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
3.
hij op 21 maart 2023 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning aan [adres] , goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, die/dat aan [benadeelde partij 6] toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, hebbende hij, verdachte, zich naar die woning (gelegen aan [adres] ) begeven en een deur en kozijn beschadigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op 17 februari 2023 te Emmen uit een woning aan [adres] , horloges, tassen en kussenslopen, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 7] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het wegte nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaften het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
1. primair. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
2 primair. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
3. Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaften het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
4. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat eventuele hulpverlening langs de weg van de voorwaardelijke invrijheidstelling opgestart kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies van 24 december 2024. De raadsman heeft aangevoerd dat een hulpverleningstraject beter opgestart kan worden middels oplegging van bijzondere voorwaarden dan langs de weg van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 24 december 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 februari 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 17 februari 2023 tot en met 31 augustus 2024 schuldig gemaakt aan 4 woninginbraken en 2 pogingen daartoe. De rechtbank acht dit ernstige strafbare feiten.
Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een inbreuk op het gevoel van veiligheid en de privacy van de bewoners, terwijl een woning juist bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast zorgen woninginbraken ook binnen de samenleving in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij herhaaldelijk geen enkel respect heeft getoond voor het eigendomsrecht en de persoonlijke levenssfeer van anderen en dat hij zich enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin.
Naast de (pogingen tot) woninginbraken heeft verdachte zich op 25 september 2024 schuldig gemaakt aan een overval op de [benadeelde partij 1] te Emmen. Verdachte is in donkere kleding en met zijn gezicht bedekt de [benadeelde partij 1] binnengelopen en heeft een greep in de kassalade gedaan, waarbij hij aan de kassière een mes heeft getoond. Dit soort feiten zijn voor de direct betrokkenen schokkend en angstaanjagend en brengen doorgaans nadelige psychische gevolgen met zich, hetgeen blijkens de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring ook daadwerkelijk het geval is geweest. Bij het plegen van de overval heeft verdachte zich niet bekommerd om de impact van zijn strafbaar handelen op het slachtoffer en het overige winkelpersoneel en zich wederom enkel laten leiden door eigen financieel gewin. De rechtbank neemt voorgaande verdachte zeer kwalijk.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte in de afgelopen jaren meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van woninginbraken, waaronder een woningbraak met geweld. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin in aanmerking.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 24 december 2024. Uit voornoemd advies volgt dat verdachte op het overgrote deel van de leefgebieden problemen heeft. Hij heeft problemen op het gebied van huisvesting, dagbesteding, financiën, zijn sociale netwerk en zijn psychosociaal functioneren. Daarnaast is verdachte verslaafd aan heroïne en cocaïne. Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten gepleegd om te kunnen voorzien in zijn middelengebruik. In het verleden heeft verdachte meermalen in reclasseringstrajecten gezeten, welke altijd vroegtijdig negatief beëindigd zijn. Uit het reclasseringsadvies en hetgeen ter terechtzitting is besproken volgt dat verdachte op dit moment gemotiveerd is mee te werken aan een reclasseringstraject, ook wanneer dit een klinische opname inhoudt. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
De door verdachte gepleegde overval op de [benadeelde partij 1] rechtvaardigt in beginsel, gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (het LOVS), oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Een enkele woninginbraak rechtvaardigt, gelet op voornoemde oriëntatiepunten, al oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden. In dit geval is sprake van meerdere (pogingen tot) woninginbraken en forse recidive. De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat oplegging aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren passend en geboden is.
De reclassering heeft, gelet op het feit dat verdachte op dit moment gemotiveerd lijkt om mee te werken aan hulpverleningstrajecten, geadviseerd tot oplegging van een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft ter terechtzitting tevens aangegeven gemotiveerd zijn mee te werken aan een reclasseringstraject. De rechtbank is van oordeel dat hulpverlening passender is binnen een reclasseringstraject dan langs de weg van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Gelet op de verslavingsproblematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een stevig pakket aan bijzondere voorwaarden - zoals geadviseerd door de reclassering - nodig is, waarbij de rechtbank het van belang acht dat daaraan een lange proeftijd verbonden wordt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezen verklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. Tevens zullen aan dit voorwaardelijk strafdeel, ter voorkoming van recidive, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 8] , tot een bedrag van 294,00 ter vergoeding van materiële schade en
1.250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 7] , tot een bedrag van 2.715,90 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding van [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 7] dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade door [benadeelde partij 8] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit toegewezen kan worden. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van maximaal 1.000,00 passend is.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat benadeelde partij [benadeelde partij 7] niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu enkel uit de bijlagen blijkt waar de gevorderde schade op ziet en dit niet duidelijk in het verzoek tot schadevergoeding is vermeld. Subsidiair heeft de raadsman zich wat betreft toewijzing van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/311765-24, feit 1 bewezen verklaarde. De gevorderde materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 1.000,00. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van 1.294,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 september 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/192839-24, feit 4 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Uit de bijlagen bij het verzoek tot schadevergoeding volgt dat de benadeelde partij bij zijn verzekering een bedrag ter hoogte van 5.215,90 heeft opgegeven als zijnde inboedelschade (horloges en sieraden), maar hieruit blijkt niet waarop dit schadebedrag gebaseerd is. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bij onherroepelijk vonnis van 24 juni 2022 van de politierechter in de rechtbank
Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De proeftijd is ingegaan op 8 juli 2022 en geëindigd op 5 oktober 2024. De officier van justitie heeft bij vordering van 17 januari 2025
de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen dient te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, nu dit een eventueel op te leggen reclasseringstraject in de weg kan zitten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging het op te leggen reclasseringstraject in de weg zal zitten, zoals door de raadsman aangevoerd. Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 18/311765-24 en feiten 1 primair, 2 primair, 3 en 4 van parketnummer 18/192839-24 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten
uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde meldt zich bij [instelling] op het adres [adres] te Emmen. Veroordeelde blijft zich meldenop afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Veroordeelde laat zich opnemen in een nader te bepalen instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3. Veroordeelde laat zich behandelen door de Forensische Poli van VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. Veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld.
5. Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
6. Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen.
Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
7. Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle.
De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 8] te betalen:
  • het bedrag van 1.294,00 (zegge: duizend tweehonderdvierennegentig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 september 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 8] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 8] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.294,00 (zegge: duizend tweehonderdvierennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 294,00 aan materiële schade en 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 7] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij 7] zijn eigen proceskosten draagt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 24 juni 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. M.T.M. Hennevelt, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2025.