Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
1.MEGALIM INVESTMENTS B.V.,
2.
ADELAARS VERENIGD WONINGBEZIT BV,
3.
ADELAAR PROJECTONTWIKKELING B.V.,
4.
DIAMOND INVEST B.V.,
5.
TREANELKA B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte van Megalim c.s.
2.De feiten
De rechtbank stelt echter vast dat uit het hiervoor onder 2.4 aangehaalde splitsingsvoorstel van 10 mei 2017 voortvloeit dat dat voorstel ertoe strekt die vermogensbestanddelen te laten overgaan op Stack NewCo BV, die zijn opgenomen in de bijlage die als Bijlange C aan het splitsingsvoorstel is gehecht. Artikel 1 van die bijlage verwijst vervolgens naar ‘all rights and obligations under or in relation to the loan agreements which are listed in Annex 1’, waaruit kan worden afgeleid dat de bedoelde Annex 1 een opsomming bevat van overeenkomsten van geldlening. Annex 1 verwijst op haar beurt naar een afzonderlijk bijgevoegde lijst met BCDN-nummers, en vervolgens is een lijst met BCDB-nummers bijgevoegd waar onder nummer 21 BCDB-nummer [xxx] op staat. Dat nummer correspondeert met het ‘Business Contract Number’ waaronder Megalim in de administratie van de bank bekend stond, zoals blijkt uit de door Cumberland overgelegde schermafdruk uit het computersysteem van de bank. Met dit alles heeft Cumberland naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond dat de vorderingen uit de kredietovereenkomst door de splitsing zijn overgegaan op Stack NewCo BV. De enkele stelling van Megalim c.s. dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de lijst met BCDB-nummers die is overgelegd ook daadwerkelijk bij de bedoelde Annex 1 hoort, vormt op zichzelf een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de overgang van de vordering. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat Megalim c.s. geen enkele alternatieve verklaring hebben gegeven voor het feit dat het BCDB-nummer dat volgens de administratie van de bank aan Megalim gekoppeld was op de door Cumberland overgelegde lijst voorkomt. Ook de gestelde omstandigheid dat nooit aan Megalim is meegedeeld dat zij BCDB-nummer [xxx] had, wat overigens door Cumberland wordt betwist, is in dit verband niet van belang, omdat mededeling van dat nummer niet noodzakelijk was voor het door splitsing doen overgaan van de vordering.[…] [1] Ten slotte heeft Cumberland een kadasterverklaring overgelegd waarin notaris [naam 1] het kadaster vraagt hypotheekrechten die, zoals Cumberland onbestreden heeft gesteld, verband hielden met de door haar uit de cessie verworven vorderingen, op naam te stellen van Cumberland. Anders dan Megalim c.s. stellen vermeldt de notaris in zijn verklaring niet alleen wat hij van Stack NewCo BV en Cumberland heeft gehoord, maar vermeldt hij – zoals hij op grond van artikel 37, tweede lid, van de Kadasterwet overigens verplicht is te doen- ook dat de stukken die aan de verklaring zijn gehecht hem genoegzaam hebben aangetoond dat het in te schrijven feit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.Al het voorgaande laat geen andere conclusie toe dan dat de vordering uit de kredietovereenkomst tussen Megalim en de bank eerst door splitsing is overgegaan op Stack NewCo BV, en vervolgens door cessie van Stack NewCo BV op Cumberland, zodat Cumberland sindsdien gerechtigd is tot de bedoelde vordering.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
dat reeds van bedrog in de zin van artikel 382, aanhef en onder a, sprake is indien een partij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de wederpartij gunstige afloop van die procedure zouden hebben kunnen leiden.” Omdat het rechtsmiddel van herroeping indruist tegen het burgerrechtelijke stelstel van bindende uitspraken, moet dit met terughoudendheid worden toegepast.
De rechtbank heeft in het vonnis op basis van het overgelegde splitsingsvoorstel geoordeeld dat sprake was van een rechtsgeldige splitsing. Pas wanneer sprake is van een geldige grondslag voor herroeping van het vonnis, zou de rechtbank toekomen aan nieuwe verweren ten aanzien van de vraag of de splitsing rechtsgeldig is geweest wanneer de namen van de debiteuren niet zijn vermeld. Dit is echter niet aan de orde omdat Megalim c.s. onvoldoende hebben onderbouwd dat het vonnis berust op door Cumberland gepleegd bedrog met betrekking tot het splitsingsvoorstel.