ECLI:NL:RBNNE:2025:862

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
LEE 24/4081
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Knuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het vellen van een zilverspar in Groningen

Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen vier eisers uit Groningen en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. De eisers hebben beroep aangetekend tegen de omgevingsvergunning die is verleend voor het vellen van een zilverspar in hun achtertuin. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar alternatieven voor het kappen van de boom en dat het besluit onvoldoende zorgvuldig en gemotiveerd is genomen. De rechtbank oordeelt dat het college niet heeft aangetoond dat het vellen van de boom noodzakelijk is en dat er geen minder ingrijpende maatregelen zijn overwogen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de omgevingsvergunning geschorst tot twee weken na de bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar. De rechtbank heeft bepaald dat het college het griffierecht aan de eisers moet vergoeden en dat de kosten voor deskundigen in de bezwaarfase door het college moeten worden beoordeeld in een nieuw besluit op bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/4081

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] uit Groningen, eisers

(gemachtigde: [eiser 1] )
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, het college
(gemachtigden: mr. S. van der Veen, C.B. Bouwmeester en P. Demandt).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [vergunninghouders] uit Groningen, vergunninghouders
(gemachtigde: mr. N. Baas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de vergunning voor het vellen van een zilverspar in de achtertuin van het adres [adres] te Groningen.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 10 december 2024.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers [eiser 1] , [eiser 3] en [eiser 4] , de gemachtigden namens het college, en vergunninghouders en hun gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Met het besluit van 24 januari 2024 heeft het college aan vergunninghouders een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van de zilverspar. Daarin staat dat door een zogenaamde plakoksel er kans bestaat op het uitbreken van takken en stambreuk, met groot gevaar voor de omgeving. Er is geen geschikte onderhoudsmaatregel voor behoud van de boom. Gelet op de kwaliteit en gevaar prevaleert het verwijderingsbelang, ondanks de waarde van de boom.
3. In het besluit van 2 oktober 2024 op het bezwaar van eisers (het bestreden besluit) is het college bij de eerder verleende vergunning gebleven. Daarbij is de motivering door het college aangevuld, onder verwijzing naar het advies van de gemeentelijke bezwarencommissie. In het bestreden besluit wordt naast gevaarzetting overlast door worteldruk aan de vergunning ten grondslag gelegd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de omgevingsvergunning voor het vellen van de zilverspar terecht is verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eisers zijn omwonenden van het perceel waarop de te vellen boom staat. Vergunninghouders zijn eigenaar van het perceel en de boom.
Zijn alternatieven voor kap voldoende onderzocht?
8. Eisers voeren aan dat onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar alternatieven voor het kappen van de boom. Artikel 2, vijfde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen (APVG) vereist dat het college onderzoekt of snoeien een realistisch alternatief is. De rechtbank begrijpt het standpunt van eisers zo dat zij van mening zijn dat het besluit is genomen in strijd met de onderzoeksplicht uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9. De beroepsgrond slaagt. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
9.1.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat het college beleidsruimte heeft bij toepassing van haar bevoegdheid. Artikel 4.11 van de APVG bepaalt dat vergunning niet kan worden verleend anders dan na een zorgvuldige belangenafweging op grond van één of meer van de criteria ‘waardering’, ‘overlast’, ‘kwaliteit’ en ‘dringende redenen’. Dat betekent dat eerst moet worden nagegaan of voldaan is aan één of meer van de criteria voor vergunningverlening. Deze criteria zijn nader uitgewerkt in de “Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2022” (hierna: de beleidsregels). Als er een grond is voor vergunningverlening dient het college vervolgens alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen zorgvuldig af te wegen. Dat volgt uit het evenredigheidsbeginsel en ook uit artikel 2, eerste lid, van de beleidsregels.
9.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat vergunning kan worden verleend op grond van de criteria ‘kwaliteit’ en ‘overlast’. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het criterium ‘kwaliteit’ in dit geval geen grond biedt voor vergunningverlening. In artikel 2, derde lid, van de beleidsregels staat dat kwaliteit wordt beoordeeld op basis van de levensverwachting van de boom. Gelet op artikel 4:84 van de Awb moet het college in beginsel handelen overeenkomstig de beleidsregel. Niet in geschil is dat de boom in goede conditie verkeert, en een levensverwachting heeft van meer dan 15 jaar. Weliswaar wordt in de toelichting van de beleidsregels in relatie tot kwaliteit ook gevaarzetting genoemd, maar daarbij gaat het om noodvelling van “een houtopstand met een hoge gevaarzetting op een voor publiek toegankelijke plaats”. Die situatie doet zich niet voor. Het criterium ‘overlast’ zou naar het oordeel van de rechtbank wél grond kunnen bieden voor vergunningverlening. Niet in geschil is dat sprake is van worteldruk waardoor het terras onder de boom ongelijkmatig wordt opgedrukt.
9.3.
Uitgangspunt in de APVG en het beleid is ‘niet vellen, tenzij …’. Het college moest daarom onderzoek doen naar de vraag of kap noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken en of het doel niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden bereikt.
9.4.
Het college stelt dat het snoeien van de spar geen realistische oplossing is omdat de boom dan zijn piramidale vorm verliest. Daarnaast is het niet uitgesloten dat de andere top alsnog uitbreekt als één top wordt verwijderd. Op de zitting heeft het college bovendien aangevoerd dat het gevaar van uitbraak toeneemt naarmate de boom verder uitgroeit. Deze stellingen van het college vinden evenwel geen steun in de rapporten van de deskundigen. Integendeel, de expert van Bomencheck adviseert in zijn rapport van 27 maart 2024 om de betreffende tak onderstandig te snoeien indien sprake blijkt van een plakoksel. Daardoor is onduidelijk in hoeverre snoei of mogelijk andere maatregelen de risico’s kunnen wegnemen.
9.5.
Met betrekking tot de worteldruk geeft de expert van Bomencheck verschillende alternatieven om de overlast te verkleinen. Het college acht de alternatieven die leiden tot het verkleinen van het terras geen realistische oplossing “omdat het terras en de bruikbaarheid daarvan dan niet meer past bij het gebruik van de tuin”. Ook het ophogen van het terras is volgens het college geen reële optie gelet op het hoogteverschil. Het is onduidelijk waarop het college dit baseert. Het college heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de bezwaarlijkheid van de alternatieven voor vergunninghouders.
10. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat aan een oordeel over de belangenafweging niet wordt toegekomen als in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet eerst de nodige kennis is vergaard. [1] Gelet daarop kan bespreking van de evenredigheid van de belangenafweging achterwege blijven.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Het is om die reden in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat het college eerst nader onderzoek moet doen en aan het college beleidsruimte toekomt. Toepassing van een bestuurlijke lus acht de rechtbank niet doelmatig en efficiënt.
13. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
14. Om te voorkomen dat de boom in de tussentijd wordt gekapt treft de rechtbank op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb de voorlopige voorziening dat de bij besluit van 24 januari 2024 verleende omgevingsvergunning is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar.
15. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden.
16. Verder hebben eisers de rechtbank verzocht om vergoeding van deskundigenkosten (€195,-) in verband met het rapport van Bomencheck. Deze kosten zijn gemaakt in de bezwaarfase. Daarom moet het college daarover beslissen in een nieuw besluit op bezwaar.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 2 oktober 2024;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- schorst het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning van 24 januari 2024 tot twee weken na bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Knuttel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Volk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2025.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemen wet bestuursrecht

Artikel 3.2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 3:4

1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Artikel 7:12

1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
[…]
Omgevingswet

Artikel 5.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
a. een omgevingsplanactiviteit,
[…]

Artikel 22.8

Voor zover op grond van een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist […] geldt een zodanige bepaling als een verbod om zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a.
Algemene Plaatselijke verordening Groningen 2021

Artikel 4:9 Velverbod

1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.
[…]

Artikel 4:11 Beslissing op aanvraag

1. Het bevoegd gezag verleent in beginsel geen velvergunningen anders dan na een zorgvuldige belangenafweging op basis van minimaal één van de criteria “waardering”, “overlast”, “kwaliteit” en “dringende redenen”. De aanvrager dient duidelijk te maken waarom naar zijn mening de vergunning noodzakelijk is.
2. Het college stelt met betrekking tot de in het vorige lid genoemde criteria en de te maken afweging beleidsregels vast.
Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2022

Artikel 2 Toetsing aanvraag omgevingsvergunning

1. Het college toetst een aanvraag om een omgevingsvergunning op het belang voor het behoud van de houtopstand en op het belang voor het verwijderen van de houtopstand. Hierbij toetst het college op de criteria ‘kwaliteit’, ‘overlast’, ‘dringende reden’ of ‘waardering’.
2. […]
3. Het college toetst voor het criterium ‘kwaliteit’ (levensverwachting) de volgende aspecten:
a. Goed, > 15 jaar;
b. Voldoende, tussen de 10-15 jaar;
c. Matig, tussen de 5-10 jaar;
d. Slecht, < 5 jaar.
4. Het college toetst voor het criterium ‘overlast’ de volgende aspecten:
a. lichtreductie of schaduwwerking;
b. opdruk van verharding door boomwortels;
c. Schade aan bouwwerken.
[…]