Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 18 februari 2025, waarvan door de griffier
2.De feiten
2. Afspraken
3.Het geschil
4.De beoordeling
geenplus- of min-uren te verrekenen heeft en in artikel 2.3. dat aan [eiser]
geenbeëindigingsvergoeding wordt uitgekeerd.
transitievergoedingmag worden verrekend met min-uren en [gedaagde] heeft daarop gereageerd met de mededeling dat dit haar een goede afspraak lijkt. Indien er eerder over een verrekening van min-uren in december 2024 zou zijn gesproken, wat [eiser] bestrijdt, is dat met de overeenkomst achterhaald.
de komende weekaan [eiser] zou voldoen. [gedaagde] is die afspraak niet nagekomen; [eiser] heeft de getekende overeenkomst op 12 januari 2025 ingeleverd maar het maandloon is pas op 13 februari 2025 door [gedaagde] overgemaakt. De kantonrechter zal de daarover gevorderde wettelijke rente daarom toewijzen als in het dictum bepaald.
5.De beslissing
4 maart 2025.