ECLI:NL:RBNNE:2025:928

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
LEE 25/158
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake Participatiewet door voorzieningenrechter

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet (de PW). De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De aanvraag van verzoeker is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam afgewezen met een besluit van 11 september 2024. Het college heeft bij het bestreden besluit van 5 november 2024 de afwijzing gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en op 10 januari 2025 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

De voorzieningenrechter legt uit dat iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, griffierecht moet betalen. In dit geval bedraagt het griffierecht € 53,-. De griffier heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van de aangetekende brief van 14 januari 2025. De brief is op 16 januari 2025 bezorgd, maar verzoeker heeft het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.

Daarom verklaart de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvindt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/158

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam, het college
(gemachtigde: mr. J.E.Y. Smit).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet (de PW). Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
Het college heeft verzoekers aanvraag met het besluit van 11 september 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 november 2024 op het bezwaar van verzoeker is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 10 januari 2025 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 14 januari 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 16 januari 2025 om 11:16 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.