ECLI:NL:RBNNE:2025:933

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
24-3297
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een traplift door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, op 14 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een traplift beoordeeld. Eiseres had haar aanvraag op 25 juli 2023 ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen heeft deze afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de noodzaak van de traplift en dat het besluit niet op een deugdelijke motivering is gebaseerd. De rechtbank stelt vast dat het college zich niet alleen had mogen baseren op het resultatenplan van de klantadviseur, omdat niet is aangetoond dat deze met voldoende deskundigheid het onderzoek heeft uitgevoerd. Bovendien is niet aangetoond dat de badkamer na verwijdering van het badkamermeubel toegankelijk en bruikbaar is voor eiseres. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college de proceskosten van eiseres moet vergoeden. De rechtbank benadrukt dat de doelstelling van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren en dat het college maatwerkvoorzieningen moet verstrekken aan degenen die dat nodig hebben.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3297

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen, het college

(gemachtigde: A. Bottema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een traplift.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 25 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij die afwijzing gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden en de dochter van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift aan eiseres heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling belangrijke wetgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunten partijen
2.2.
Het college heeft de aanvraag voor de traplift (de maatwerkvoorziening) afgewezen, omdat zij hiervoor geen noodzaak ziet. Eiseres kan weliswaar geen trap lopen, maar zij kan haar woning zo inrichten dat alle elementaire woonfuncties op de benedenverdieping aanwezig zijn. De extra kamer beneden kan als slaapkamer fungeren en beneden is ook een badkamer met douche. Het college heeft zijn besluit gebaseerd op het resultatenplan van de klantadviseur Wmo. Hierin staat dat de inloopdouche op de begane grond 3 cm verhoogd is en dat zich bij binnenkomst in de badkamer beneden een nagelvast wandmeubel bevindt. Tussen het wandmeubel en het verhoogde doucheplateau is 54 cm ruimte om de douche verder te betreden. Eiseres maakt gebruik van een rollator van 60 cm breed en kan de douche niet volledig met haar rollator betreden, maar eiseres kan het nagelvaste wandmeubel laten verwijderen. Deze verwijdering is een algemeen gebruikelijke voorziening. Na deze verwijdering zijn alle elementaire woonfuncties beneden aanwezig, zodat de traplift niet noodzakelijk is. Tot slot heeft eiseres pas op de zitting aangevoerd dat de tegels in de badkamer te glad zijn en dat de verhoging problematisch is. Dit is te laat volgens het college.
2.3.
Volgens eiseres is de door haar aangeschafte traplift (de maatwerkvoorziening) noodzakelijk, omdat op de benedenverdieping niet alle elementaire woonfuncties aanwezig zijn. Eiseres heeft op de benedenverdieping geen slaapkamer en geen geschikte badkamer. De extra kamer beneden is nodig als ontspanningskamer, omdat eiseres depressief is en zij zich daar dan kan terugtrekken als er te veel prikkels in de woonkamer zijn. Dat kan niet in een slaapkamer, want daarin kan alleen geslapen worden. Bovendien hebben eiseres, haar dochter en haar schoonzoon dan nog enige privacy. Daarnaast is de badkamer beneden ongeschikt voor eiseres, omdat zij met haar rollator niet in de douche kan komen. De vloer moet dan vervangen worden (anti-slip), de verhoging is problematisch en het nagelvaste wandmeubel moet verwijderd worden. De hele badkamer moet dan eigenlijk gerenoveerd worden en dit is veel duurder dan het plaatsen van de traplift.
Aanvullen van de beroepsgronden
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres op de zitting een eerder aangevoerde beroepsgrond concreet heeft gemaakt. Zij heeft namelijk eerder aangevoerd dat de douche in de huidige staat voor haar niet bruikbaar is en heeft op de zitting geconcretiseerd dat niet alleen het badmeubel verwijderd moet worden, maar dat ook de vloer en de verhoging aangepast moeten worden in verband met gladheid en valgevaar. Overigens merkt de rechtbank hierbij op dat de beroepsgronden nog tot op de zitting kunnen worden aangevuld.
Juridisch kader
2.5.
De doelstelling van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren (zelfredzaam zijn) en kunnen participeren in de eigen leefomgeving. De Wmo beoogt maatschappelijke ondersteuning te bieden (onder andere) aan mensen met een beperking. Ter uitvoering verstrekt het college aan individuen voor wie dat noodzakelijk is maatwerkvoorzieningen in natura of in de vorm van een pgb.
2.6.
Het college moet een zorgvuldig (voorbereidend) onderzoek doen, een deugdelijke motivering geven en zijn keuzes op basis van objectieve criteria onderbouwen. [1] Voor zover het onderzoek specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. [2]
De badkamer
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het onderzoek van het college voor wat betreft de badkamer niet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Het college mocht hier niet alleen afgaan op het resultatenplan van de klantadviseur. Ten eerste kan niet worden vastgesteld of het onderzoek van de klantadviseur waarop het college zijn besluit heeft gebaseerd met voldoende deskundigheid is uitgevoerd. Het is de rechtbank namelijk niet duidelijk of de klantadviseur beschikt over voldoende deskundigheid op ergonomisch en bouwkundig gebied om toereikend te kunnen adviseren. Ten tweede heeft het college met het resultatenplan niet aannemelijk gemaakt dat de verwijdering van het badkamermeubel een algemeen gebruikelijke voorziening is. Ten derde heeft het college met het resultatenplan niet inzichtelijk gemaakt dat de badkamer na verwijdering van het badkamermeubel voldoende toegankelijk en bruikbaar is voor eiseres. De beroepsgrond slaagt dan ook.
De ontspanningskamer
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres de noodzaak van een ontspanningskamer (niet zijnde een slaapkamer) niet voldoende heeft onderbouwd. Eiseres heeft een brief van de huisarts ingebracht waaruit volgt dat zij slecht ter been is, maar daarin staat niet dat eiseres depressief is en gebruik moet maken van een ontspanningsruimte. De extra kamer beneden kan als slaapkamer voor eiseres dienen, zodat deze elementaire woonfunctie beneden aanwezig is. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is gegrond. Omdat het college nader (deskundig) onderzoek zal moeten doen met inachtneming van het bovenstaande onder 2.7, kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien. De rechtbank zal het college daarom opdragen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van bovenstaande. Zoals besproken op de zitting, acht de rechtbank het overigens ook denkbaar dat het college na overleg met eiseres tot een andere oplossing komt.
3.2
Omdat het beroep gegrond is, moet het college de door eiseres gemaakte proceskosten en het griffierecht aan haar vergoeden. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,00).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Broere, rechter, in aanwezigheid van H.J. Boerma, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor de uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemeen wet bestuursrecht

Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:1, eerste lid
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…)

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Op grond van artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 draagt het college er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet (…) met gebruikmaking van algemene voor-zieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3:2 en 7:12 Awb.
2.Centrale Raad van Beroep, 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018: 819.