ECLI:NL:RBNNE:2025:936

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
18.307419.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling in Hoogeveen en Emmen

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] op 18 november 2023 in Hoogeveen, en van mishandeling van zijn zus, [slachtoffer 2], op 3 oktober 2023 in Emmen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 195 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens is er een contactverbod opgelegd met de slachtoffers, dat dadelijk uitvoerbaar is, vanwege het risico op eerwraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een mes en hem wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. De bedreiging vond plaats onder valse voorwendselen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de aangever naar een afgelegen plek hebben gelokt. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever geloofwaardig en ondersteund door bewijs, waaronder aangiftes en proces-verbaal van de politie. In de zaak van de mishandeling van [slachtoffer 2] werd vastgesteld dat de verdachte haar bij de arm en nek heeft vastgepakt en haar over de grond heeft gesleept. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding van € 1.500 toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.307419.23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.245022.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 18.307419.23 ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 18 november 2023 te of bij Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte en/of (met) zijn mededader(s):
  • een mes tegen de hals/nek van die [slachtoffer 1] gedrukt en/of daarbij gezegd dat voornoemde [slachtoffer 1] moest meewerken en/of
  • tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hem iets aangedaan zou worden, indien hij er niet voor zou zorgen dat [slachtoffer 2] terug zou komen bij haar familie;
2
hij op of omstreeks 18 november 2023 te of bij Hoogeveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte en/of (met) zijn mededader(s):
  • onder valse voorwendselen die [slachtoffer 1] verzocht om in een auto stappen en/of op de schoot van die [slachtoffer 1] gezeten en/of
  • met voornoemde [slachtoffer 1] naar een bos gereden en/of in voornoemd bos gestopt en/of
  • een mes tegen de hals/nek van die [slachtoffer 1] gedrukt en/of daarbij gezegd dat voornoemde [slachtoffer 1] moest meewerken en/of ervoor moest zorgen dat [slachtoffer 2] terug zou komen bij de familie.
Aan verdachte is onder parketnummer 18.245022.24 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te Emmen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) bij de arm en/of de nek te pakken en/of (vervolgens) over de grond te slepen en/of in/tegen het gezicht te slaan.

Beoordeling van het bewijs

In de zaak met parketnummer 18.307419.23
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden zoals vermeld in het schriftelijk requisitoir veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat verdachte van feit 1 en feit 2 moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 27 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer 1] is op de parkeerplaats bij Albert Heijn in Hoogeveen in de auto gestapt. Wij zaten met 6 personen in de auto: mijn vader en ik, [naam] en [slachtoffer 1] , mijn broer [medeverdachte] en een vriend van mij. We zijn ergens gestopt. Ik heb de telefoon van [slachtoffer 1] gepakt. Ik heb de fotos op zijn telefoon gezien en ik heb die fotos gewist.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2023 van [slachtoffer 1] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R023088 / SPAARNE, opgemaakt en gesloten op 14 maart 2024 door verbalisant [verbalisant] (hierna: het dossier), voor zover inhoudend:
Op zaterdag 18 november 2023 werd ik door [naam] benaderd. Hij gaf aan dat er werk was. Er werd doorgegeven dat er een voertuig klaarstond bij de AH in Hoogeveen. Een half uur later stond ik samen met [naam] bij de AH. Ik zag een auto staan.
Toen wij bij de auto stonden, kwam er een onbekende man naar ons toe gelopen. De man begeleidde ons naar de auto en wees de auto aan. De portier wordt geopend en wij werden verzocht om in te stappen. Op het moment dat wij instapten, stapte de onbekende man in, gevolgd een andere onbekende man. Wij zaten toen met zn vieren achterin. Een van de onbekende mannen zat op mijn schoot. Ik vroeg toen aan de onbekende mannen waarom zij ook instapten. Ik hoorde toen dat zij ook mee gingen naar de klus. De auto reed weg en op een gegeven moment stopte ergens in een bos. Daar stelde de bestuurder zich voor. Hij vertelde dat hij de vader was van [slachtoffer 2] en de bijrijder haar broer.
In het bos stond het voertuig stil en de vader haalde een geheel zwartkleurig slagersmes te voor schijn en drukte deze links tegen mijn hals aan. Ik hoorde de vader zeggen dat ik moest meewerken om [slachtoffer 2] terug te krijgen. Ook hoorde ik de vader zeggen dat ik mijn telefoon moest ontgrendelen, zodat hij kon zien waar [slachtoffer 2] eventueel zou kunnen zijn door mijn communicatie met haar. Ik ontgrendelde mijn telefoon en de onbekende jongen bekeek mijn privéfoto's van mijn gezin en daarbij kwam hij ook foto's van [slachtoffer 2] tegen. Ik zag dat de vader van [slachtoffer 2] erg kwaad werd op het moment dat hij haar foto zag en bedreigde mij iets aan te doen wanneer ik er niet voor zou zorgen dat [slachtoffer 2] terug zou komen bij haar familie.
Mij werd verteld dat ik moest meewerken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] d.d. 27 november 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en opgenomen op pagina 35 e.v. van het dossier, voor zover inhoudend:
V: We spreken dus over drie personen in totaal? A: In totaal 6 personen.
V: Hoeveel mensen zaten er in de auto toen jij instapte?
A: Toen ik in de auto stapte zat er 1 persoon in. Dat was de bestuurder, de vader van het meisje. V: Wie heeft het mes gepakt en op jouw keel gezet?
A: De bestuurder, de vader van [slachtoffer 2] .
O: Slachtoffer doet voor hoe vader dat deed. Slachtoffer zit op zijn stoel en draait zich om. Slachtoffer wijst de plek op zijn keel aan waar het mes tegenaan werd gezet. Slachtoffer wijst linkerzijde keel aan. V: Waar haalde hij dit mes vandaan?
A: Hij had het bij zich. Een keukenmes, lengte ongeveer 15 centimeter.
V: Hoe is het telefoonnummer [telefoonnummer] in jouw telefoon gekomen?
A: Hij had mijn telefoon afgepakt en heeft dat nummer in mijn telefoon opgeslagen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en opgenomen op pagina 62 e.v. van het dossier, voor zover inhoudend:
Op 18 november 2023 omstreeks 16:00 uur hoorde ik de centralist van de meldkamer een melding uitgeven aan de [adres] te Hoogeveen. Ik hoorde dat aldaar een aangever zat, een bewoner van het AZC, welke ontvoerd zou zijn geweest. Hierop zijn wij ter plaatse gegaan.
Het bleek te gaan om: [slachtoffer 1] .
Ik zag een striem op de linkerhals van [slachtoffer 1] .
Ik hoorde dat hij moest zorgen dat hij een afspraak zou maken met [slachtoffer 2] en dat hij moest zorgen dat zij met hem zou afspreken. Ik hoorde dat als hij dan met [slachtoffer 2] was, dat hij dan een telefoonnummer moest bellen. Ik zag dat hij hierop zijn telefoon liet zien en dat hij wees naar een telefoonnummer. Ik zag dat het telefoonnummer was: " [telefoonnummer] ".
Enkele momenten later hoorde ik dat de aangever een bericht had ontvangen van het
telefoonnummer + [telefoonnummer] . Dit was omstreeks 19:15 uur. Ik hoorde dat er in het bericht stond dat als hij [slachtoffer 2] had, dat hij moest bellen met het nummer en dat hij dan een locatie te horen zou krijgen waar zij tot overgave konden overgaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] en opgenomen op pagina 73 e.v. van het dossier, voor zover inhoudend:
Ik, verbalisant [verbalisant] , ben naar de auto gelopen. Ik zag via de bijrijderszijde dat er op de bijrijdersstoel een verpakking lag met daarop de tekst "Redstone CHEF'S KNIFE".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 november 2023, opgenomen op pagina 435 e.v. van het dossier, voor zover inhoudend:
V: Even voor de duidelijkheid: De telefoon die nu onder jou in beslag is genomen, is van je zus maar jouw simkaart zit er in. Klopt dat?
A: Ja dat klopt.
V: Wat is het telefoonnummer? A: [telefoonnummer]
V: Wie had zaterdag de telefoon?
A: Overdag had mijn zus de telefoon en ik heb hem s avonds gebruikt.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen uitwerking telefoon verdachte [medeverdachte] d.d. 22 januari 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en opgenomen op pagina 122 e.v. van het dossier, voor zover inhoudend:
Op vrijdag 19 januari 2024 ontvingen wij als onderzoeksteam in onderzoek SPAARNE, een vertaling ten aanzien van de aangetroffen Arabische teksten. Deze Arabische conversatie is aangetroffen in de whatsapp berichten van de mobiele telefoon die verdachte [medeverdachte] bij zich droeg en voor het onderzoek in beslag is genomen.
Op maandag 22 januari 2024 heb ik onderzoek verricht aan aangeleverde uitwerking en zag daarin de volgende berichtgeving:
Pagina 278 - Op 18-11 -23 om 18:29:29 uur. Afkomstig van + [telefoonnummer] middels Whatsapp. “Als hij reageert, wees dan voorzichtig en vertel niets illegaals”
Pagina 279 - Op 18-11-23 om 18:29:48 uur. Afkomstig van + [telefoonnummer] middels Whatsapp. “Prima"
Pagina 280 - Op 18-11-23 om 18:29:48 uur. Afkomstig van + [telefoonnummer] middels Whatsapp. “Zodra de idiott reageert, laat het me weten”
Pagina 282 - Op 18-11-23 om 18:29:53 uur. Afkomstig van + [telefoonnummer] middels Whatsapp. "Maar hij reageert helemaal niet”
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, op 18 november 2023 aangever [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en -enige tijd- beroofd heeft gehouden en dat hij [slachtoffer 1] daarbij heeft bedreigd met een mes, op de wijze zoals volgt uit voornoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat zij daarbij uitgaat van de aangifte en aanvullende verklaring van [slachtoffer 1] die consistent en geloofwaardig is en steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Aangever heeft verklaard dat hij onder valse voorwendselen (schoonmaakwerk) naar de parkeerplaats bij Albert Heijn is gelokt door [naam] . De aangifte wordt op dit punt ondersteund door de verklaring van [naam] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat geen sprake was van werk, maar dat medeverdachte met aangever wilde spreken over [slachtoffer 2] en dat [naam] dit ook wist. Aangever is vervolgens in de auto van medeverdachte gestapt. In de auto zaten 5 anderen, waaronder verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte en medeverdachte hebben verklaard dat zij met aangever naar een andere plek zijn gereden waar zij met aangever hebben gesproken over [slachtoffer 2] . De verklaring van aangever dat hij tijdens dit gesprek is bedreigd wordt ondersteund door de verklaring van [naam] die zegt dat er in de auto ruzie was met aangever. De verklaring van aangever over de bedreiging met het mes wordt voorts ondersteund door de door verbalisanten waargenomen kras in de hals van aangever direct na het incident en het aantreffen van de verpakking van een mes, soortgelijk aan het mes dat door aangever wordt beschreven, op de bijrijdersstoel van de auto van medeverdachte [medeverdachte] .
De aangifte wordt voorts ondersteund door de verklaring van verdachte die verklaart over zijn telefoonnummer ( [telefoonnummer] ), terwijl aangever zegt dat de mensen die hem bedreigden zeiden dat hij dat nummer moest bellen en dat hij dan een locatie zou horen waar hij [slachtoffer 2] heen moest brengen. Op de avond van 18 november 2023 heeft verdachte ook een bericht gestuurd aan aangever over een locatie om af te spreken. De aangifte wordt verder ondersteund door de in de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen gesprekken/berichten heel kort na het incident.
De verklaring van verdachte dat zijn vader alleen maar wilde praten met aangever en dat geen sprake was van vrijheidsberoving en bedreiging acht de rechtbank niet geloofwaardig. Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat met aangever onder valse voorwendselen een afspraak is gemaakt, dat hij is vervoerd naar een voor hem onbekende en afgelegen plaats, dat hij op dat moment niet wist wat verdachten van plan waren, dat hij zich niet aan het gesprek kon onttrekken, dat hij getalsmatig in de minderheid was en dat hij tijdens het gesprek is bedreigd met een mes. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat aangever werd gedwongen om dit te ondergaan en dat hij -enige tijd- van zijn vrijheid beroofd is geweest.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde tezamen en in vereniging heeft gepleegd, waarbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en in ieder geval medeverdachte [medeverdachte] .
In de zaak met parketnummer 18.245022.24
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden zoals vermeld in het schriftelijk requisitoir veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota primair betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat niet kan worden bewezen dat aangeefster met kracht bij de arm is vastgepakt, omdat de getuige daar niet over verklaart.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 27 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 3 oktober 2023 zag ik [slachtoffer 2] in Emmen. Toen [slachtoffer 2] mij zag probeerde zij te vluchten. Ik ben achter haar aan gegaan. Ik heb haar omarmd, vastgepakt. Ik heb [slachtoffer 2] om haar lichaam vastgepakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 oktober 2023 van [slachtoffer 2] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] en opgenomen op pagina 5
e.v. van politie Noord-Nederland met registratienummer PL0100-2023264557 opgemaakt en gesloten op 5 juli 2024 door verbalisant [verbalisant] (hierna: het dossier), voor zover inhoudend:
Op dinsdag 3 oktober, omstreeks 11:30 uur, zag ik mijn broer ook. Dit was in de [adres] in Emmen. Ik viel op de grond.
Ik voelde dat mijn broer mij pakte.
Toen mijn broer mij op de straat had gegooid en ik op straat lag heeft hij mij over straat gesleept. Ik heb pijn aan mijn rechterarm en aan mijn neus en onder mijn neus.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en opgenomen op pagina 10 van het dossier, voor zover inhoudend:
Ik vroeg aan [slachtoffer 2] welke broer haar mishandeld had. Ik hoorde haar [verdachte] zeggen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 18 maart 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier, voor zover inhoudend:
U bent getuige geweest van een mishandeling op 3 oktober 2023 in Emmen. Wat kunt u daarover verklaren? De getuige verklaarde:
Op de bewuste dag van het incident was ik aan het werk in mijn [bedrijf] .
Op een gegeven moment hoorde ik lawaai buiten. () toen zag ik een jongen en een meisje buiten. De jongen had een arm om de nek van het meisje.
Ik zag dat het meisje viel op de grond en dat de jongen haar nek vast had. Met één hand had hij haar nek vast en met de andere hand sloeg hij haar in haar gezicht. Hij sleepte haar ook over de grond.
Ik liep naar de deur van mijn [bedrijf] en op dat moment sleepte de jongen het meisje over de grond voor mijn deur langs richting de rechterkant van mijn [bedrijf] .
Toen ben ik naar hun toe gerend.
De jongen sloeg haar nog steeds op haar gezicht, met zijn vuist, terwijl hij haar met een arm om haar nek vast had. Op een gegeven moment pakte ik de hand van het meisje om haar naar mij toe te trekken. De jongen zei dat ik haar los moest laten en dat het zijn zus was.
Ik zag dat ze een bloedneus had. Ook haar kleding was gescheurd en kapot.
U vraagt mij hoe de jongen het meisje mishandelde. De jongen had het meisje met één arm en elleboog om haar nek vast. En met de andere hand sloeg hij meerdere keren met zijn vuist op haar gezicht.

Bewezenverklaring

Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.307419.23 ten laste gelegde:
De rechtbank acht feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 18 november 2023 te of bij Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers heeft hij, verdachte met zijn mededader(s):
  • een mes tegen de hals van die [slachtoffer 1] gedrukt en daarbij gezegd dat voornoemde [slachtoffer 1] moest meewerken en
  • tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hem iets aangedaan zou worden, indien hij er niet voor zou zorgen dat [slachtoffer 2] terug zou komen bij haar familie;
2
hij op 18 november 2023 te of bij Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte met zijn mededader(s):
  • onder valse voorwendselen die [slachtoffer 1] verzocht om in een auto stappen en op de schoot van die [slachtoffer 1] gezeten en
  • met voornoemde [slachtoffer 1] naar een bos gereden en in voornoemd bos gestopt en
  • een mes tegen de hals van die [slachtoffer 1] gedrukt en daarbij gezegd dat voornoemde [slachtoffer 1] moest meewerken en ervoor moest zorgen dat [slachtoffer 2] terug zou komen bij de familie.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 18.245022.24 ten laste gelegde:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 oktober 2023 te Emmen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] bij de nek te pakken en vervolgens over de grond te slepen en in het gezicht te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18.307419.23
Feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
in de zaak met parketnummer 18.245022.24
Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 195 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De officier van justitie vordert dat de rechtbank de oplegging van artikel 38v Sr, dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak van al hetgeen is tenlastegelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om bij een strafoplegging voor de zaak met parketnummer 18.245022.24 rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft al 75 dagen in voorarrest gezeten, terwijl voor een mishandeling het uitgangspunt een boete is. Een verdere strafrechtelijke consequentie acht de raadsvrouw niet passend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten aanzien van de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving gepleegd tegen [slachtoffer 1] . De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een zeer angstige en bedreigende situatie waardoor aangever leed is aangedaan, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting namens [slachtoffer 1] afgelegde slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn zus [slachtoffer 2] .
Uit de context van de zaken onder beide parketnummers blijkt dat verdachte zijn zus, onder meer vanwege haar relatie met het slachtoffer [slachtoffer 1] , verwijt dat zij de eer van de familie geschonden heeft en dat hij en zijn vader bereid zijn zeer ver te gaan om die eer te herstellen. De rechtbank acht dit zeer zorgwekkend.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit de meest recente rapportage van Reclassering Nederland d.d. 14 juni 2024 (in de zaak met parketnummer 18.307419.23) komt het volgende naar voren.
Verdachte is een twintigjarige man die verdacht wordt van bedreiging en opzettelijke vrijheidsberoving, gepleegd op 18 november 2023 te Hoogeveen. Het betreft een delict in de familiesfeer. Omdat verdachte het tenlastegelegde ontkent kan de reclassering geen verbanden leggen tussen zijn persoon, de omstandigheden en het vermeende delict.
Verdachte komt uit een gezin met zeven zussen en drie broers en is geboren in Syrië. Momenteel is hij drie jaar in Nederland nadat zijn vader al eerder naar Nederland is gevlucht waarna zijn familie via gezinshereniging ook naar Nederland is gekomen. Hij heeft met zijn vader een goede band. Verdachte heeft aangegeven dat de rol van de vader erg belangrijk is in zijn cultuur. Ook met al zijn broers en zussen heeft verdachte goed contact, behalve
met één zus. Deze zus zou reeds een jaar geleden het ouderlijk huis hebben verlaten, waarna zij voor veel onrust en stress heeft gezorgd in de familie. Verdachte geeft aan dat hij (sinds de schorsing uit de voorlopige hechtenis) geen contact meer heeft gehad met zijn zus [slachtoffer 2] .
Verdachte woont begeleid bij [instelling] in Groningen. Tijdens het onderzoek komt naar voren dat de problematiek zich voornamelijk voordoet binnen de familierelaties in samenhang met zijn cultuur. Er is mogelijk sprake van eerwraak. Zo is de familie het er niet mee eens hoe de zus van verdachte zich
verhoudt ten opzichte van het gezin. Zij zou de familie ten schande zetten. Volgens verdachte is de relatie met zijn familie goed, de reclassering ziet echter dat er sprake is van een relatiedynamiek waardoor vader continu in bescherming wordt genomen en op een voetstuk wordt geplaatst. Waarschijnlijk speelt hierin ook een cultureel aspect mee.
De reclassering heeft contact gehad met de toezichthouder van verdachte. Het toezicht loopt sinds de schorsing uit de voorlopige hechtenis op 23 februari 2024. De toezichthouder geeft aan dat het toezicht in praktisch opzicht goed verloopt. De toezichthouder vraagt zich wel af of risicos goed in zicht zijn.
Verdachte laat niet het achterste van zijn tong zien en daardoor kan er, ook vanwege de ontkenning van verdachte, niet over het delict worden gesproken of over de gezinsdynamiek. De toezichthouder geeft aan dat haar indruk is dat de risicos voornamelijk bij vader liggen. Zij geeft aan dat verdachte kwetsbaar is en dat hij daarom weg wilde bij zijn familie. Verdachte plaatst zijn vader op een voetstuk en is niet tegen hem opgewassen. Hierdoor blijft er volgens de toezichthouder een oppervlakkig toezicht bestaan wat zich voornamelijk kenmerkt in praktische begeleiding. De toezichthouder geeft ook aan geen meerwaarde te zien in het houden van toezicht op verdachte. Er zijn risicos, maar die zullen niet verminderen door een toezicht aangezien het gaat om een gesloten (gezins)systeem.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
In de zaak met parketnummer 18.307419.23: eendaadse samenloop
Omdat de bedreiging (feit 1) onderdeel uitmaakt van de bewezenverklaarde beroving van de vrijheid (feit 2) is sprake van eendaadse samenloop. Dat betekent dat de rechtbank de vrijheidsberoving als vertrekpunt zal nemen voor de op te leggen straf.
Strafoplegging
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest (te weten 75 dagen) alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 195 dagen, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden. Gelet op het (recidive)risico, bezien in het licht van de gezinsdynamiek zoals door de reclassering beschreven, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaar verbinden.
Vrijheidsbeperkende maatregel (contactverbod)
De rechtbank zal voorts, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, een contactverbod met aangever [slachtoffer 1] en met [slachtoffer 2] opleggen, in de vorm van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr. Gelet op de familierelaties, in samenhang met de cultuur van verdachte en ter bescherming van de slachtoffers, zal de rechtbank die maatregel opleggen voor een periode van vijf jaren, met bepaling dat voor elke overtreding twee weken vervangende hechtenis wordt toegepast, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden. Hierdoor kan verdachte elke keer dat hij een contactverbod overtreedt direct worden afgestraft, waardoor hij zich hopelijk zal (blijven) onthouden van het zoeken van contact met (met name) zijn zus [slachtoffer 2] .
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bepalen dat de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen. De rechtbank overweegt dat uit de voorliggende stukken volgt dat er een concreet risico bestaat op eerwraak door verdachte richting aangever [slachtoffer 1] en richting verdachtes zus [slachtoffer 2] .
Benadeelde partij
in de zaak met parketnummer 18.307419.23
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en heeft de rechtbank verzocht de vordering toe te wijzen tot het gevorderde bedrag, hoofdelijk, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de door haar bepleitte vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat de vordering onvoldoende is onderbouwd hetgeen eveneens tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt het geestelijk letsel in onderhavige zaak, gelet op het onder 1 en 2 bewezenverklaarde, zozeer voor de hand dat de rechtbank het redelijk acht dat aan de benadeelde partij een schadevergoeding wordt toegekend.
De rechtbank zal de hoogte van de schade naar billijkheid vaststellen op 1.500,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel
niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een of meer anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien een medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde
partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 47, 55, 57, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18.307419.23 onder 1 en onder 2 en het onder parketnummer 18.245022.24 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 195 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, en beveelt dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1998, adres bekend bij het Openbaar Ministerie,
  • [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2005, adres bekend bij het Openbaar Ministerie.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
In de zaak met parketnummer 18.307419.23
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 november 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T.M. Hennevelt, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2025.
Mr. J. Faber en mr. A.D. Vermeer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.