In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte heeft op 23 augustus 2024 in Leeuwarden, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf, meermalen stekende bewegingen gemaakt met een schaar richting het hoofd, de hals, de schouders en armen van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voorbedachten rade heeft gehandeld, maar in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van 2.500 euro voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het incident. De rechtbank heeft de vordering voor het overige afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.