ECLI:NL:RBNNE:2025:993

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
18.268439.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minderjarige verdachte veroordeeld voor medeplegen van straatroof met geweld

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een straatroof. De feiten vonden plaats op 26 mei 2024 in Winschoten, waar de verdachte samen met medeverdachten een slachtoffer heeft bedreigd en mishandeld om geld en goederen af te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de vrije doorgang van het slachtoffer hebben belemmerd en hem met geweld hebben gedwongen tot afgifte van zijn bezittingen, waaronder schoenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, met bijzondere voorwaarden. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/268439-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2008 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 februari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Dijk, advocaat te Winschoten. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een portemonnee en/of pinpas en/of sigaretten en/of een Applewatch, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n) (- zakelijk weergegeven -) (die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] ) de vrije doorgang heeft/hebben belet/belemmerd en/of (die [slachtoffer] ) meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of naar de grond heeft/hebben gebracht en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of aan die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen de woorden: "geef me je barkies" en/of "geef me je geld" en/of "pak zijn schoenen, pak zijn schoenen" en/of "geef mij je geld, heb je sigaretten" en/of "geef mij je portemonnee, je schoenen en je Applewatch" en/of "geef me je pinpas", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 26 mei 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander ( [slachtoffer 2] ) en/of [slachtoffer] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het afstaan van geld en/of een portemonnee en/of een pinpas en/of sigaretten en/of een applewatch, in elk geval enig goed, (- zakelijk weergegeven -) de vrije doorgang heeft/hebben belet/belemmerd en/of fysiek en/of psychisch overwicht heeft/hebben uitgeoefend (door met zijn, verdachtes, hoofd tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] aan te staan) en/of (feitelijk) geweld heeft/hebben uitgeoefend tegen die [slachtoffer] (door hem tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of te duwen);
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een paar) schoenen (Nike Airforce 1), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer] de vrije doorgang te beletten/belemmeren en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of tegen het lichaam te duwen en/of naar de grond te brengen en/of (vervolgens) meermalen en/of met kracht op en/of tegen het lichaam te schoppen en/of aan die [slachtoffer] toe te voegen de woorden: "geef me je barkies" en/of "geef me je geld" en/of "pak zijn schoenen, pak zijn schoenen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt openlijk, te weten, op/aan/bij het [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- een persoon, te weten [slachtoffer] , door (- zakelijk weergegeven -) hem (op een of meerdere tijdstippen) meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of tegen het lichaam te duwen en/of naar de grond te brengen en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het lichaam te schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door (- zakelijk weergegeven -) hem (op een of meerdere tijdstippen) meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of tegen het lichaam te duwen en/of naar de grond te brengen en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het lichaam te schoppen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van een voltooide diefstal met geweld - zoals onder 2 primair is ten laste gelegd - en niet van een poging daartoe zoals onder 1 ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 2 primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte al weg was op het moment dat medeverdachte [medeverdachte] de schoenen van aangever [slachtoffer] heeft afgepakt en dat verdachte pas later heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] de schoenen in zijn handen had. De gedragingen zoals ten laste gelegd die zien op aangever [slachtoffer 2] zijn gepleegd door medeverdachte [medeverdachte 2] en niet door verdachte. Hieruit volgt dat verdachte en de medeverdachten gescheiden van elkaar zijn bezig geweest en dus geen veroordeling kan volgen voor het onder 1 en 2 primair en
subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is - overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de verdediging - van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte op de terechtzitting van 28 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik [slachtoffer] in zijn gezicht heb geslagen.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 mei 2024, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024146633 d.d. 19 augustus 2024, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Vandaag 26 mei 2024 was ik samen met mijn vrienden genaamd [naam] en [slachtoffer 2] . Wij waren op het [adres] (). Ongeveer ter hoogte van de [bedrijf] kwamen weer drie jongens op ons af. Ik zag dat twee jongens op een elektrische step stonden en dat er 1 liep. De jongens die op ons afliepen kan ik als volgt omschrijven:
Jongen 4
- blond kort haar, 190 lang ongeveer, ongeveer 17 jaar, blanke huidskleur, normaal postuur, t-shirt met trui eroverheen, ree dop een elektrische step.
Jongen 5
- was lopend, ongeveer 16 jaar oud, blanke huidskleur, ongeveer 175 centimeter lang, gekruld donker haar tot op zijn voorhoofd, trui met capuchon met daarover een zwarte jas met capuchon.
Jongen 3 (
de rechtbank leidt uit de inhoud van de aangifte af dat hiermee jongen 6 wordt bedoeld)
- reed op een elektrische step, ongeveer 18 jaar oud, 175 centimeter lang, blanke huidskleur, bruin kort haar, grijs t-shirt.
Ik zag dat de drie jongens achter ons aan kwamen lopen. Ik hoorde dat de jongens dingen naar ons riepen. Ik zag dat de jongens vlak achter ons liepen. Ik zag dat jongen 5 begon te praten en naar mij en [slachtoffer 2] keek. Ik hoorde dat jongen 5 zei: "jij gaat sorry zeggen, je moet oppassen zijn maat [naam] komt achter je aan". Ik heb hierop sorry gezegd om maar uit deze situatie te komen. Hierna zijn [slachtoffer 2] en ik richting de [bedrijf] gelopen. Ik zag dat de jongens naar ons toe kwamen. Ik zag jongen 4 op de elektrische step best wel snel op mij afkomen rijden. Op het moment dat jongen 4 vlak
achter mij reed zag ik dat hij links zou passeren, ik zag ineens een gestrekt been op mij af komen. Jongen 4 trapte mij met kracht vanaf zijn step.
Ik zag dat jongen 5 en jongen 6 voor mij en [slachtoffer 2] kwam staan. Ik hoorde jongen 5 zeggen: "geef me je barkies". Ik hoorde vervolgens jongen 5 zeggen: "geef me je geld" Ik heb geantwoord dat ik geen geld had. Ik zag dat [slachtoffer 2] zijn lege portemonnee liet zien. Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij een pinpas bij zich had. Ik zag dat jongen 6 op mij af kwam, ik hoorde die jongen zeggen: "geef me je geld". Ik pakte mijn portemonnee en liet zien dat deze leeg was. Ik zag dat jongen 6 mij begon te duwen. Jongen 6 liep steeds met zijn lichaam tegen mijn lichaam en duwde mij op deze manier. Jongen 6 zei iets tegen mij en sloeg mij vervolgens met zijn rechtervuist op mijn gezicht. Ik voelde mijn aan de rechterzijde van mijn hoofd ter hoogte van mijn jukbeen. Ik ben hierdoor ten val gekomen. Ik zag jongen 4 en 5 op mij afkomen. Ik zag dat jongen 5 mij direct begon te slaan. Ik zag dat jongen 5 mij met zijn beiden vuisten stompte richting mijn gezicht. Ik voel dat ik geraakt word door de stompen. Ik probeerde weg te rennen en zag dat jongen 4 achter mij aan kwam rennen. Jongen 4 was een stuk sneller dan dat ik was, ik ben ten val gekomen. Ik zag dat jongen 4 mij begon te schoppen toen ik op de grond lag. Ik voelde dat jongen 4 mij hard schopte en ik voelde een stekende pijn. Ik zag dat jongen 6 er ook bij kwam en ook tegen mij aan schopte. Ik hoorde ineens jongen 4 zeggen: "pak zijn schoenen, pak zijn schoenen". Ik zie dat jongen 4 mijn schoenen van mijn voeten trekt. Ik zag dat jongen 4 met mijn schoenen, te weten Nike Airforce 1 kleur rood op zijn step stapt en naar de [adres] in de richting van het [adres] reed.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 mei 2024, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
26 mei bevond ik mij samen met mijn vrienden genaamd [slachtoffer] en [naam] op het [adres] te Winschoten. (). Wij stonden bij het [bedrijf] in de [adres] . Ik zag drie jongens op ons afkomen. Twee van de drie hadden een elektrische step, een was lopend. Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
jongen 1
185 centimeter lang, blank, blond kort haar, pukkel midden op zijn neus, normaal postuur, trainingspak, ongeveer 16 jaar oud.
jongen 2
- ongeveer 175 centimeter lang, donker gekruld haar, blanke huidskleur, ongeveer 16 jaar, trainingspak van Nike, grijs van kleur.
jongen 3
- blank, 16 jaar ongeveer, verder kan ik mij niets herinneren.
Ik hoorde jongen 1 zeggen: "geef mij je geld, heb je sigaretten". Ik heb mijn portemonnee gepakt om te laten zien dat ik geen contact geld bij mij had. Jongen 1 stond echt heel dicht op mij en vroeg mij op dwingende toon om geld en sigaretten. Op de parkeerplaats bij [bedrijf] kreeg ik in de gaten dat de drie jongens weer achter mij en [slachtoffer] aankwamen. Ik zag jongen 2 heel dichtbij mij komen. Ik zag dat jongen 2 met zijn hoofd tegen mijn hoofd aan ging staan. Ik zag dat jongen 1 en 3 bij [slachtoffer] stonden. Ik zag wel dat zij heel dicht tegen [slachtoffer] aan stonden en hem met hun lichamen duwde. Ik hoorde dat jongen 2 zei:" geef mij je portemonnee, je schoenen en je Apple watch". Ik zei dat ik geen geld had. Ik hoorde dat jongen 2 zei: "geef me je pinpas" Ik zag dat er gevochten werd bij [slachtoffer] . Ik zag dat jongen 1 en 3 [slachtoffer] begonnen te slaan.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 26 mei 2024, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
We waren in het centrum van Winschoten. (). Wij stonden bij die twee jongens en we scholden elkaar over en weer uit. Dat ging door tot aan de [bedrijf] . Daar werd gevochten door mij, [medeverdachte 2] , [verdachte] en die twee jongens. Ik heb een van die jongens vastgepakt om ze uit elkaar te halen. Ik heb ook heel dom de schoenen bij een van die jongens afgepakt. Dat waren Nike Jordans, rood wit van kleur.

Bewijsoverweging

Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] de personen zijn geweest die aangever [slachtoffer] hebben geslagen en geschopt en vervolgens zijn schoenen hebben afgepakt. De rechtbank overweegt dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van de straatroof. Dat niet alle tenlastegelegde (gewelds)handelingen door verdachte zelf zijn begaan, maakt dat niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte aan de gezamenlijk uitgevoerde beroving van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen. Het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van een diefstal met geweld is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 26 mei 2024 te Winschoten, gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met anderen, schoenen (Nike Airforce 1), die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] de vrije doorgang te beletten en/of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of tegen het lichaam te duwen en/of naar de grond te brengen en/of meermalen tegen het lichaam te schoppen en/of aan die [slachtoffer] toe te voegen de woorden: "geef me je barkies" en/of "geef me je geld" en/of "pak zijn schoenen, pak zijn schoenen".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2 primair. diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel moeten de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd. Tevens heeft hij gevorderd dat aan verdachte moet worden opgelegd een werkstraf voor de duur van tachtig uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de Raad heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke werkstraf aan verdachte op te leggen en dat de eis van de officier van justitie grote stap verder gaat dan voornoemd advies. Verdachte is blijkens zijn documentatie eerder veroordeeld voor een vermogensdelict maar hij was destijds twaalf jaar oud en werd bij het plegen van dat delict meegetrokken door oudere jongens. De door de Raad geadviseerde voorwaarden, die ter terechtzitting zijn aangevuld gelet op een nieuwe verdenking, zijn passend en verdachte heeft verklaard dat hij zich hieraan wil gaan houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 26 mei 2024 samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan een straatroof op slachtoffer [slachtoffer] . Zij hebben zonder enige aanleiding de confrontatie gezocht met het slachtoffer en zijn vriend en hierbij gezegd dat zij hun geld moesten geven. Het slachtoffer heeft zijn portemonnee laten zien en getoond dat hij geen geld bij zich had. Daarna wordt hij uit het niets in zijn gezicht geslagen waardoor hij ten val komt. Vervolgens is het slachtoffer, terwijl hij op de grond lag, nog meerdere keren geslagen en geschopt. Kort daarop worden slachtoffer zijn schoenen van zijn voeten losgerukt en meegenomen. Verdachte en de medeverdachten hebben door hun handelen het slachtoffer angst aangejaagd en op geen enkele wijze respect getoond voor andermans eigendom. Zij hebben daarbij een
ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het rapport van de Raad van 24 februari 2025 komen beschermende factoren naar voren zoals het contact met ouders en stiefmoeder en vrijetijdsbesteding. In het onderzoek zijn er ook risicofactoren vastgesteld zoals het verloop van de schoolgang, waarbij sprake is van verzuim en verdachte gedragsproblemen laat zien. Vanuit school wordt gezien dat hij moeite heeft met het accepteren van autoriteit wat kan zorgen voor confrontaties. Ook betreffende het alcohol- en drugsgebruik van verdachte bestaan er risicofactoren die kans op herhaling van delictgedrag kunnen vergroten
.De Raad heeft geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Ter terechtzitting is door deskundige K. de Wild namens de Raad het advies aangevuld omdat sprake is van een verdenking dat verdachte opnieuw een ernstig feit heeft gepleegd. Het advies is aangevuld met een drietal bijzondere voorwaarden: onderwijs volgen dan wel dagbesteding hebben, meewerken aan middelencontrole en het inzicht geven in sociale contacten.
De straf
De rechtbank komt, alles afwegende, tot oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden en daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren. De rechtbank wil met oplegging van deze voorwaardelijke jeugddetentie de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking brengen en voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom strafbare feiten zal plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad en hiervoor omschreven. Anders dan de Raad zal de rechtbank een middelenverbod opleggen aangezien het middelengebruik in rechtstreeks verband staat tot de kans op herhaling en omdat verdachte minderjarig is.
Daarnaast legt de rechtbank een werkstraf op voor de duur van tachtig uren. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 584,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat onduidelijk is of de vordering ziet op materiële dan wel immateriële schade en het gevorderde bedrag niet is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de gestelde schade onduidelijk is en onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de gevorderde schade onvoldoende is onderbouwd en de nodige vragen oproept. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij in staat te stellen om de schade toereikend te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van twee maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

zich gedurende de proeftijd meldt bij de jeugdreclassering Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft;
gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, geen drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan controle door middel van urineonderzoek, speekseltest en/of ademanalyse, te bepalen door de jeugdreclassering;
inzicht geeft in zijn sociale contacten/netwerk, zowel offline als online.
Geeft aan Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis te Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
40 dagenzal worden toegepast.
Ten aanzien van 18/268434-24; feit 2:
Verklaart de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.B.W. Venema en mr.
J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2025.
Mr. J.H.S. Kroeze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.