ECLI:NL:RBNNE:2025:995

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
18-251733-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. drs. J.V. Nolta
  • mr. A. Nieuwenhuis
  • mr. S.R. Huisman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie met strafmotivering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte had op 29 september 2023 een tas met daarin een revolver in bewaring genomen voor een medeverdachte. Daarnaast had hij ook andere op vuurwapens gelijkende voorwerpen in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt en bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte werd verweten dat hij door het in ontvangst nemen van het vuurwapen een bijdrage heeft geleverd aan deze onveiligheid. De rechtbank hield echter rekening met het feit dat de verdachte niet de eigenaar van het vuurwapen was en dat hij zich na de schorsing van de voorlopige hechtenis had ingespannen om zijn leven op orde te brengen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan 127 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank benadrukte het belang van het voorkomen van recidive en de ernst van de feiten, wat leidde tot een zwaardere voorwaardelijke straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/251733-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats], wonende te [adres],
[adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Hellinga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 september 2023 te [plaats], gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk BBM (Bruni) Olympic, kaliber .22 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
  • onderdelen van een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten zes kasten, van het merk FGC-9, zijnde specifieke en wezenlijke onderdelen van een vuurwapen
  • een hoeveelheid munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten centraal vuur kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 29 september 2023 te [plaats], gemeente Oldambt (een) wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
  • een pistool, van het merk Denix, type M3 Grease Gun;
  • een pistool, van het merk Walther, type PPQ m2/T4E; voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het bewijs geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 februari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek aan vuurwapens en munitie
d.d. 26 oktober 2023, opgenomen op pagina 48 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met NN1R023103-2023259876 (onderzoek Serua), gesloten op
4 december 2023, inhoudend het relaas van verbalisant [naam].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 29 september 2023 te [plaats], gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een anderen,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk BBM (Bruni) Olympic, kaliber .22 zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver;
  • onderdelen van een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten zes kasten, van het merk FGC-9, zijnde specifieke en wezenlijke onderdelen van een vuurwapen;
  • een hoeveelheid munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten centraal vuur kogelpatronen;
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 29 september 2023 te [plaats], gemeente Oldambt (een) wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
  • een pistool, van het merk Denix, type M3 Grease Gun;
  • een pistool, van het merk Walther, type PPQ m2/T4E; voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft zij oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheden waaronder hij het (onder 1 ten laste gelegde) vuurwapen voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft namelijk een tas in ontvangst genomen, terwijl hij op dat moment nog niet wist dat daar een vuurwapen in zat. Dit blijkt niet alleen uit zijn eigen verklaring, maar ook uit de tapgesprekken komt naar voren dat verdachte pas vanaf een later moment wetenschap had van de inhoud van de tas. Verdachte is aangehouden en heeft enige tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht. Dit was voor hem erg zwaar. Er is niet gebleken dat verdachte zich (op dit moment) in een crimineel milieu begeeft. De raadsvrouw heeft daarom verzocht om aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Subsidiair heeft zij verzocht om aan verdachte daarnaast een voorwaardelijke straf op te leggen, met een proeftijd voor de duur van één jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering van 15 februari 2024 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een tas, met daarin een revolver, in bewaring genomen voor medeverdachte [naam]. Verdachte heeft verklaard dat hij pas op een later moment erachter is gekomen dat in de tas een revolver zat. Desondanks heeft verdachte het vuurwapen bij zich gehouden en heeft hij het wapen verborgen
gehouden. Daarnaast heeft verdachte een tweetal op vuurwapens gelijkende voorwerpen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid, temeer aangezien vuurwapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten. Door het vuurwapen in ontvangst te nemen heeft verdachte hieraan een bijdrage geleverd. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Tegelijkertijd houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening met de omstandigheid dat verdachte niet de eigenaar was van het vuurwapen, maar dit slechts voor een ander bewaarde.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich na de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft ingespannen om zijn leven op orde te brengen. Om de ernst van de feiten te benadrukken, maar ook om verdachte ervan te weerhouden om zich opnieuw in te laten met vuurwapens, acht de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Naar het oordeel van de rechtbank moet bij het bepalen van de straf het zwaartepunt komen te liggen bij het voorkomen van recidive. De rechtbank zal daarom een langere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist, maar een taakstraf van kortere duur opleggen dan geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, waarvan 127 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren op.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 127 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf, voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A. Nieuwenhuis en
mr. S.R. Huisman, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2025.
mr. J.V. Nolta en mr. S.R. Huisman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.