ECLI:NL:RBOBR:2013:2863

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
845142-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere bedreigingen, wederrechtelijke vrijheidsberoving en beschadiging met opgelegde gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder bedreigingen, wederrechtelijke vrijheidsberoving en beschadiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch, samen met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met geweld en hem wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd door hem te dwingen een kantoorruimte in te lopen en de deur te barricaderen. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] en politieambtenaren bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing en poging tot afdreiging, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij het oogmerk had om door bedreiging geld af te dwingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bewezenverklaring van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de bedreigingen, en heeft hem een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, alsook terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was door een psychotische stoornis en middelengebruik. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen de maatregel van tbs met dwangverpleging eist, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting en op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte, alsook de rapportages van deskundigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummers: 01/845142-12 en 01/verdachte_parketnummer (ter terechtzitting gevoegd)[verdachte]
Strafrecht
Parketnummers: 01/845142-12 en 01/845130-11 (ttz. gevoegd)
Datum uitspraak: 18 juli 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1966],
thans gedetineerd in de PPC in Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 augustus 2012, 31 oktober 2012, 22 januari 2013, 3 mei 2013 en 4 juli 2013.
Op 7 augustus 2012 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
Op 5 februari 2013 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen en daarbij het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd.
Hetgeen de rechtbank in dit tussenvonnis tot aan de heropening en de schorsing van het onderzoek heeft overwogen en beslist wordt in dit (eind)vonnis ingelast.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/845142-12 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 juli 2012.
Aan verdachte is in die zaak ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte (en/of zijn mededader) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (toen aldaar werkzaam als advocaat) te
dwingen tot de afgifte van 32.000 euro, althans van een hoeveelheid geld,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of diens mededader, hebbende verdachte en/of
diens mededader met voormeld oogmerk het kantoor van die [slachtoffer 1] betreden en/of
de deur en/of luxaflex van een kamer in dat kantoor dichtgetrokken en/of die
[slachtoffer 1] heeft gesommeerd om tegen de deur van die kantoorkamer te gaan zitten
en/of die [slachtoffer 1] (intimiderend) medegedeeld dat hij de zou gaan schieten als
die [slachtoffer 1] de politie zou waarschuwen en/of die [slachtoffer 1] medegedeeld dat hij snel
voor 32.000 euro moest zorgen omdat er anders wat zou gebeuren en/of dat hij
een kickboxer was zonder licentie, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 jo 45 Wetboek van Strafrecht);
en/of
hij op of omstreeks 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte (en/of zijn mededader) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim
[slachtoffer 1] (toen aldaar werkzaam als advocaat) te dwingen tot de afgifte
van 32.000 euro, althans van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of diens mededader, hebbende verdachte en/of diens mededader met
voormeld oogmerk het kantoor van die [slachtoffer 1] betreden en/of de deur en/of
luxaflex van een kamer in dat kantoor dichtgetrokken en/of
die [slachtoffer 1] medegedeeld dat hij foto's had over misbruik en zodoende de macht
had over die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] medegedeeld dat [slachtoffer 1] de jongen op die
foto's zou hebben misbruikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
(artikel 318 jo 45 Wetboek van Strafrecht);
en/of
hij op of omstreeks 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen opzettelijk en
wederrechtelijk die [slachtoffer 1] te gelasten een kantoorruimte in te lopen en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 1] kenbaar te maken die ruimte niet te verlaten en/of
(vervolgens) een deur van die kantoorruimte te barricaderen ;
(artikel 282 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk zijn hand(en) tot vuist(en) gebald en/of
voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je kapot", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2]
en/of [verbalisant 3], politieambtenaren van de politieregio
Brabant-Noord, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
politieambtenaren dreigend de woorden toegevoegd :"de eerste die hier
binnenkomt schiet ik door zijn kankerkop, ik schiet hier dwars door de deur
heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
De zaak met parketnummer 01/845130-11 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 mei 2012.
Aan verdachte is in die zaak ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 april 2011 te 's-Hertogenbosch
[verbalisant 4] (hoofdagent van politie regio Brabant Noord) en/of
[verbalisant 5] (hoofdagent van politie regio Brabant Noord) en/of
[verbalisant 6] (brigadier van politie regio Brabant Noord) en/of
[verbalisant 7] (agent van politie regio Brabant Noord) en/of
[verbalisant 8] (hoofdagent van politie regio Brabant Noord)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 7] en/of [verbalisant 8] dreigend de woorden toegevoegd :"raak me niet aan want anders sla ik jullie doormidden, ik moet zeker mijn handschoenen aandoen. De gene die me aanraakt, maak ik hartstikke kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 08 april 2011 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een wasbak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politie Brabant Noord, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De vrijspraken.

Ten aanzien van de onder parketnummer 01/845142-12 feit 1 ten laste gelegde poging tot afpersing:
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte, op het moment dat hij het advocatenkantoor van [slachtoffer 1] betrad, dacht dat hij achtervolgd werd.
Immers heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij al de hele dag achterna werd gezeten door politieagenten die onder andere als bakker en als postbode verkleed waren. Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij klem gezet werd door 20 à 30 Turken. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] om bescherming heeft gevraagd omdat hij door zes of zeven politieauto’s werd achtervolgd. Verdachte heeft naar zijn zeggen de luxaflex op de kamer van [slachtoffer 1] dichtgedaan omdat hij dacht dat er misschien scherpschutters op het dak zaten.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat, op het moment dat hij verdachte en zijn vriendin zijn kantoor had binnengelaten, hij hen hoorde zeggen dat zij achterna gezeten werden en dat zij neergeschoten en/of gelyncht zouden worden. Het kwam op [slachtoffer 1] allemaal erg warrig en paranoïde over. Volgens [slachtoffer 1] heeft verdachte ook tegen hem gezegd dat zij door grijze wolven en Turken achterna gezeten werden en dat [slachtoffer 1] hen moest helpen te vluchten naar België.
Voorts meende verdachte dat hij recht had op een geldbedrag uit een rechtszaak die bij het kantoor van [slachtoffer 1] in behandeling zou zijn en heeft hij aan [slachtoffer 1] om dat geldbedrag gevraagd. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het vragen om geld geen verband hield met de in de tenlastelegging beschreven handelingen en uitlatingen van verdachte.
Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om door (bedreiging met) geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van 32.000 euro.
De rechtbank is mitsdien van oordeel dat de aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde poging tot afpersing niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder parketnummer 01/845142-12 feit 1 ten laste gelegde poging tot afdreiging:
De rechtbank overweegt dat de uitlatingen van verdachte betreffende het vermeende seksueel misbruik door aangever [slachtoffer 1] eveneens dienen te worden bezien in de context van de hiervoor omschreven psychotische beleving waarin verdachte ten tijde van het ten laste gelegde verkeerde.
Verdachte heeft onder meer tegen aangever gezegd dat hij een groot oog had en dat aangever vroeger zijn broertje seksueel zou hebben misbruikt. Ook werd aan aangever een foto getoond waarop een man en een baby stonden afgebeeld. Door verdachte en zijn medeverdachte werd gezegd dat aangever de man was die op de foto stond afgebeeld. Aangever zegt hierover: “ik vond het gestoord omdat ik niet eens een broertje heb en dat ik ook helemaal niet dezelfde persoon was die op de foto stond”.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de beschuldigingen aan het adres van [slachtoffer 1] volkomen onzinnig waren en dat dit ook voor [slachtoffer 1] duidelijk was. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van 32.000 euro.
De rechtbank is mitsdien van oordeel dat de aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde poging tot afdreiging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging omtrent het bewijs.

Ten aanzien van de onder parketnummer 845142-12 feit 1 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving:
De rechtbank overweegt dat verdachte, nadat dat hij in eerste instantie, allerlei onsamenhangende uitspraken had gedaan omtrent achtervolgingen en seksueel misbruik, zich plotseling tegen aangever heeft gekeerd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op enig moment door verdachte terug de spreekkamer van het advocatenkantoor in werd gedirigeerd. Verdachte deed dit door tegen [slachtoffer 1] te roepen: “we gaan weer hier zitten en we doen de deur dicht.” [slachtoffer 1] heeft meerdere malen tegen verdachte en zijn medeverdachte gezegd dat hij hen niet kon helpen en hij heeft hen verzocht om weg te gaan. Verdachte heeft hierop tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij de kamer niet zou verlaten. [slachtoffer 1] zag vervolgens dat verdachte de deur barricadeerde met een stoel.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor omschreven gedragingen worden afgeleid dat verdachte de opzet had om [slachtoffer 1] in zijn vrijheid om de spreekkamer te verlaten te belemmeren. De rechtbank acht mitsdien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk [slachtoffer 1] van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.
Ten aanzien van parketnummer 01/845142-12, feit 2 en feit 3:
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2], het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] en de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd acht de rechtbank feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.
Ten aanzien van parketnummer 01/845130-11, feit 1 en feit 2:
Deze feiten acht de rechtbank bewezen op grond van de processen-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren die door verdachte zijn bedreigd, het proces-verbaal van aangifte terzake van de beschadiging van de wasbak in de politiecel en de verklaringen van verdachte.
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 01/845142-12:
1.
op 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 1] te gelasten een kantoorruimte in te lopen en (vervolgens) die[slachtoffer 1] kenbaar te maken die ruimte niet te verlaten en (vervolgens) een deur van die kantoorruimte te barricaderen;
2.
op 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk zijn hand tot vuist gebald en voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 19 april 2012 te 's-Hertogenbosch [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3], politieambtenaren van de politieregio Brabant-Noord, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde politieambtenaren dreigend de woorden toegevoegd:"de eerste die hier binnen komt schiet ik door zijn kankerkop, ik schiet hier dwars door de deur heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 01/845130-11:
1.
op 08 april 2011 te ’s-Hertogenbosch [verbalisant 4] (hoofdagent van politie regio Brabant Noord) en [verbalisant 5] (hoofdagent van politie regio Brabant Noord) en [verbalisant 6] (brigadier van politie regio Brabant Noord) en [verbalisant 7](agent van politie regio Brabant Noord) en [verbalisant 8] (hoofdagent van politie regio Brabant Noord) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] en/of [verbalisant 7] en/of [verbalisant 8] dreigend de woorden toegevoegd :"raak me niet aan want anders sla ik jullie doormidden, ik moet zeker mijn handschoenen aandoen. De gene die me aanraakt, maak ik hartstikke kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
op 08 april 2011 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een wasbak, toebehorende aan politie Brabant Noord, heeft beschadigd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ter zitting van 4 juli 2013 een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar en tbs met dwangverpleging gevorderd. De officier van justitie betrekt daarbij in het bijzonder de ernst van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de omtrent verdachte opgestelde rapportages. Hieruit blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat een behandeling, gelet op het recidiverisico, noodzakelijk is. Een tbs met voorwaarden zou volgens de officier van justitie op zich voldoende kader bieden voor een dergelijke behandeling, maar gelet op verdachtes ongemotiveerde en aanvankelijk weigerachtige houding om met alle in het kader van deze maatregel op te stellen voorwaarden akkoord te gaan, heeft de officier van justitie geen vertrouwen in het opleggen van deze maatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Naar het oordeel van de raadsman heeft verdachte een beperkt strafblad waaruit niet volgt dat hij gevaarlijk is voor de maatschappij. De wederrechtelijke vrijheidsberoving is weliswaar een vervelend feit maar heeft slechts een relatief korte periode geduurd. De feiten rechtvaardigen geen tbs. De raadsman heeft zich dan ook primair op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde een behandeling. Subsidiair heeft de raadsman een tbs met voorwaarden bepleit met als een van de voorwaarden een kortdurende klinische behandeling gevolgd door ambulante behandeling en begeleiding.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank betrekt ten nadele van verdachte het feit dat hij eerder voor gewelds(gerelateerde) feiten is veroordeeld en de mate van leed dat aan de slachtoffers en meer bepaald aan [slachtoffer 1] is aangedaan. Verder verkeerde verdachte ten tijde van de feiten onder invloed van (soft)drugs.
Strafverminderend laat de rechtbank meewegen dat verdachte ten tijde van de feiten van 19 april 2012 verminderd toerekeningsvatbaar was, zoals volgt uit de rapporten van psychiater M.J. van Weers d.d. 7 december 2012 en psycholoog S. Labrijn d.d. 30 november 2012.
Volgens het rapport van psychiater Van Weers is er bij betrokkene sprake van afhankelijkheid van cannabis en misbruik van amfetamines. Daarnaast lijdt betrokkene aan een antisociale en borderline persoonlijkheidsstoornis. Mogelijk is sprake van zwakbegaafdheid. Dit was volgens de deskundige ook zo ten tijde van het plegen van het tenlasteglegde . Daarnaast was er bij betrokkene sprake van een psychotische stoornis. De gedragskeuzes dan wel de gedragingen van betrokkene ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde werden daardoor beïnvloed. Betrokkene verkeerde ten tijde van het tenlastegelegde in een psychotische toestand door het gebruik van middelen. Betrokkene voelde zich bedreigd door de politie. Zijn realiteitstoetsing was sterk verminderd.
Geadviseerd wordt om betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de tenlastegelegde feiten, indien bewezen. De afhankelijkheid van cannabis en misbruik van amfetamines kunnen leiden tot een psychotische decompensatie met als gevolg een vermindering van de realiteitstoetsing. De persoonlijkheid van betrokkene vertoont antisociale kenmerken en borderline kenmerken. In dit verband kunnen genoemd worden, het instabiele zelfgevoel van betrokkene met een sterke neiging tot zelfoverschatting, de zeer beperkte frustratietolerantie en de slechte emotie/agressieregulatie, agressiviteit, de impulsiviteit en de verminderde impulscontrole, het spanningszoekende gedrag van betrokkene, onvoldoende verantwoordelijkheid nemen voor zijn gedrag en de gevolgen ervan en een gebrekkige gewetensfunctie. Het morele besef van betrokkene is gebrekkig. Betrokkene beschikt niet over een voldoende verankerd prosociaal normen- en waardenbesef van waaruit hij richting kan geven aan zijn handelen en zijn leven. Zijn empatisch vermogen is beperkt. Hij kan zich moeilijk inleven in de gevoelens, verlangens en gedachten van anderen en evenmin is hij in staat om vanuit enige afstand naar zichzelf te kijken waar het betreft de motieven van zijn gedragingen en de gevolgen van zijn gedragingen voor anderen. Betrokkene is sociaal maatschappelijk slecht ingebed. Hij heeft geen werk of een goede daginvulling en hij beschikt niet over een goed functionerend sociaal steunsysteem. Er zijn grote financiële problemen. Hij heeft geen huisvesting meer. Voormelde factoren kunnen elkaar in negatieve zin beïnvloeden. Teneinde de kans op recidive te verminderen is een behandeling van eerder genoemde stoornissen noodzakelijk. Tegen de achtergrond van het gebrekkige probleem- en ziektebesef van betrokkene alsmede zijn zeer wankele motivatie voor behandeling en gegeven het feit dat betrokkene onvoldoende effectief gebruik heeft kunnen maken van de behandeling van zijn ernstige stoornissen, ook niet in het kader van een bijzondere voorwaarde, mag niet verwacht worden dat een behandeling in een vrijwillig kader of in een strafrechtelijk kader (bijzondere voorwaarde) effectief zal zijn. Betrokkene behoeft een behandeling met een grote zorgintensiteit in een setting met een hoog beveiligingsniveau wil een vermindering van de ernst van genoemde stoornissen bereikt worden. Het beveiligingsniveau van een FPK komt tegemoet aan zowel de vereiste zorgintensiteit als het vereiste beveiligingsniveau. Aangezien er bij betrokkene sprake is van ernstige dubbelproblematiek kan de behandeling het beste uitgevoerd worden door een klinische voorziening zoals De Ponder of een soortgelijke voorziening. Geadviseerd wordt om betrokkene de maatregel tbs met voorwaarden op te leggen mocht het tenlastegelegde bewezen worden verklaard.
Ook uit het rapport van psycholoog Labrijn volgt dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van afhankelijkheid van cannabis en waarschijnlijk van amfetamine (ten tijde van het onderhavige onderzoek in detentie in vroege gedeeltelijke remissie). Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling, betrokkene lijdt zowel aan een borderline persoonlijkheidsstoornis als aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Mogelijk is er zwakbegaafdheid. Daarvan was sprake ten tijde van het tenlastegelegde. De afhankelijkheid van middelen was toen niet in remissie. Bovendien was er sprake van een floride psychose met wanen, waarschijnlijk geluxeerd door het gebruik van middelen. Betrokkene werd ten tijde van het tenlastegelegde in ieder geval beïnvloed door de psychotische decompensatie. Het is denkbaar dat ook de antisociale en de borderline persoonlijkheidsstoornissen een rol speelden. Er was dus sprake van een psychotische decompensatie met wanen. Aannemelijk is dat deze psychose zich ontwikkelde op het dagelijks gebruik van in ieder geval cannabis en mogelijk ook van andere (hard)drugs. De instabiliteit voortvloeiende uit de borderline persoonlijkheids-stoornis draagt eraan bij dat betrokkene gevoeliger is voor het ontwikkelen van een psychose. Betrokkene voelde zich ten tijde van het tenlastegelegde enorm angstig, verward en bedreigd. Dit vloeit voort uit de psychotische decompensatie. De realiteitstoetsing was fors verstoord. Hij zegt dat hij “bescherming” zocht bij een advocaat. Het verhaal dat betrokkene vervolgens wil informeren naar een geldbedrag dat hij “te goed” zou hebben, imponeert als vreemd en er is wellicht sprake van psychotische vertekening van de realiteit.
Naar de inschatting van onderzoeker werd het delictgedrag niet volledig beïnvloed door de psychose maar waarschijnlijk ook (deels) door de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Betrokkene werd sterk beïnvloed door de psychose in zijn denken, voelen en handelen. Aannemelijk is dat er tevens sprake is van beïnvloeding door de antisociale persoonlijkheidsstoornis wat betreft zijn verzoek om geld. Indien de psychose geluxeerd is door het gebruik van middelen (wat op basis van de tijdens dit onderzoek verkregen informatie aannemelijk is) had betrokkene kunnen weten welk effect het middelengebruik op hem heeft. Er was weliswaar sprake van een verslavingsziekte, echter had betrokkene wel degelijk gedragsalternatieven omdat hij op de hoogte was waar en hoe hij om hulp kon vragen; hij was immers bekend met de hulpverlening. De (mogelijke) invloed van de antisociale persoonlijkheidsstoornis wijst op enige mate van wilsvrijheid. Onderzoeker adviseert dan ook om betrokkene het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Het gebruik van middelen kan opnieuw leiden tot wanen of een psychotische decompensatie waarbij de realiteitstoetsing fors verstoord is. Daarnaast kan betrokkene ook vanwege de persoonlijkheidsstoornissen recidiveren waarbij met name een rol spelen het instabiel zelfbeeld en zelfgevoel, de gebrekkig ontwikkelde emotie- en agressieregulatie, de impulsiviteit en de lacunair ontwikkelde gewetensfuncties. Betrokkene kampt met grote financiële problemen, heeft geen woonruimte meer en er is geen gestructureerde daginvulling. Hij lijkt criminologe contacten te hebben.
Deze factoren en condities beïnvloeden elkaar negatief. Een klinisch behandeltraject in een forensisch psychiatrische kliniek met een duur van ongeveer een tot twee jaar gevolgd door een resocialisatietraject is geïndiceerd. Betrokkene is niet intern gemotiveerd voor een dergelijke behandeling. Er is weinig ziekte-inzicht en het zelfsturend vermogen schiet te kort om een dergelijke behandeling op vrijwillige basis aan te gaan. Er is een slagvaardig kader nodig dat behandeling borgt. Naar de mening van onderzoeker kan de behandeling het beste plaatsvinden in het kader van tbs met voorwaarden.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies van de deskundigen over, met uitzondering van de geadviseerde tbs met voorwaarden. In dat verband wordt het volgende overwogen.
Aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen is in casu voldaan. Bij verdachte bestond ten tijde van het begaan van de onder parketnummer 01/845142-12 bewezenverklaarde feiten immers een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en bedoelde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld (feit 1) dan wel misdrijven als vermeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (feiten 2 en 3). Voorts is, gelet ook op de documentatie van verdachte en gezien de thans bewezenverklaarde feiten, voldaan aan de voorwaarde dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van een tbs-maatregel eist.
Voor het opleggen van een tbs met voorwaarden is vereist dat verdachte zich bereid heeft verklaard tot naleving van de hem in dat kader te stellen voorwaarden. In casu is van deze bereidheid geen sprake. Weliswaar heeft verdachte uiteindelijk aangegeven akkoord te gaan met de voorgestelde voorwaarden, maar dit kwam onoprecht op de rechtbank over. Ook de reclassering uit grote twijfels over de gemotiveerdheid van verdachte zich te laten behandelen en de rechtbank is het daarmee eens. Verdachte heeft zich met name niet bereid getoond zich te onderwerpen aan een klinische behandeling voor de verwachte behandelduur van één tot twee jaar. Hij is slechts bereid om een kortdurende klinische behandeling van enkele maanden te ondergaan. Verder is verdachte niet bereid zich te onthouden van het gebruik van (soft)drugs. Zoals uit de rapporten blijkt, schuilt in het gebruik van softdrugs door verdachte juist een groot risico voor psychotische decompensatie en dus voor nieuwe strafbare feiten.
Nu een langdurige klinische behandeling van verdachte noodzakelijk is om de kans op recidive te verminderen, een effectief vrijwillig/ambulant kader niet (meer) tot de mogelijkheden behoort en verdachte niet gemotiveerd is zich aan alle voorwaarden te conformeren, is de rechtbank van oordeel dat, gezien ook de eerdere veroordelingen en gelet op de thans bewezenverklaarde feiten, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de tbs met dwangverpleging eist.
De rechtbank is van oordeel dat in casu geen sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De feiten 2 en 3 betreffen immers woordelijke bedreigingen en bij feit 1 heeft verdachte weliswaar een bedreigende situatie voor het slachtoffer geschapen, maar is hij niet overgegaan tot het plegen van feitelijk geweld. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar niet te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen ten aanzien van de feiten zoals bewezenverklaard onder parketnummer 01/845142-12. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving tevens een gevangenisstraf, welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden, dient te worden opgelegd. De rechtbank zal gelet op voornoemde maatregel van tbs met dwangverpleging een lichtere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf. De rechtbank acht het van belang dat de behandeling van verdachte in het kader van die tbs met dwangverpleging zo spoedig mogelijk aanvangt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan het verkeer onttrokken dient te worden, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zoals bewezenverklaard onder parketnummer 01/845130-11 is aangetroffen, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36d, 37a, 37b, 38e, 57, 282, 285 en 350.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/845142-12 feit 1:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
t.a.v. 01/845142-12 feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
t.a.v. 01/845142-12 feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
t.a.v. 01/845130-11 feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
t.a.v. 01/845130-11 feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. 01/845142-12 feit 1, feit 2, feit 3, 01/845130-11 feit 1, feit 2:
een gevangenisstraf voor de duur van
16 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01/845142-12 feit 1, feit 2, feit 3:
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten: een wapenstok.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 18 juli 2013.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.