ECLI:NL:RBOBR:2013:2902

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
897163
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en werkweigering in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, vorderde eiseres, werkzaam als supervisor buitendienst bij Crito B.V., betaling van achterstallig loon en vergoeding van buitengerechtelijke kosten na een ontslag op staande voet. Eiseres was op 27 september 2010 in dienst getreden en had een arbeidsovereenkomst die per 1 oktober 2012 was verlengd. Op 10 april 2013 werd zij door Crito ontslagen omdat zij weigerde te werken in de functie van balansmedewerker, een functie die haar eenzijdig was opgelegd. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en stelde dat zij zich beschikbaar had gehouden voor haar oorspronkelijke functie.

De kantonrechter oordeelde dat Crito niet voldoende had aangetoond dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. De rechter concludeerde dat eiseres recht had op haar functie als supervisor en dat haar weigering om als balansmedewerker te werken niet als werkweigering kon worden gekwalificeerd. Hierdoor had eiseres recht op loon, aangezien zij niet verantwoordelijk was voor het niet verrichten van haar werkzaamheden. De vordering tot betaling van loon werd toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen. Crito werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering door de werkgever bij ontslag op staande voet en de rechten van werknemers om in hun functie te blijven werken, tenzij er voldoende bewijs is van onacceptabel functioneren. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Crito onmiddellijk moest voldoen aan de betalingsverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 897163 / 431
Rolnummer : 13-3954
Vonnis in kort geding van 13 juni 2013
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te[woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. H.M.A. van den Boogaard,
t e g e n :
de besloten vennootschap Crito B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde,
gemachtigde: de heer G.A. Arnoldussen.
Partijen worden hierna genoemd “[eiseres]” en “Crito”.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
de dagvaarding van 15 mei 2013 met producties;
de mondelinge behandeling die op 30 mei 2013 heeft plaatsgevonden.

2.De feiten

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast.
2.1.
[eiseres] is op 27 september 2010 in dienst getreden bij Crito als oproepkracht. Zij is met ingang van 1 oktober 2011 voor de duur van 12 maanden bij Crito in dienst getreden als supervisor buitendienst. De arbeidsovereenkomst is per 1 oktober 2012 verlengd voor de duur van 12 maanden (tot 1 oktober 2013). [eiseres] was laatstelijk werkzaam tegen een salaris van € 1.105,00 bruto per maand.
2.2.
Crito heeft [eiseres] bij brief van 10 april 2013 op staande voet ontslagen. In deze brief staat, voor zover hier van belang: “
(…) Vanochtend ben je niet op je werk verschenen terwijl je stond ingepland als balansmedewerker. (…) Nogmaals heb je aangegeven niet te willen werken als balansmedewerker. Het structureel weigeren van de gewijzigde functie zien wij als werkweigering. Helaas rest ons niets anders dan jou op staande voet te ontslaan. (…)”.
2.3.
[eiseres] heeft de opzegging bij brief van 10 april 2013 vernietigd en zich beschik-baar gehouden voor werkzaamheden in de functie van supervisor buitendienst.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Crito veroordeelt om aan haar te betalen:
1) de loonvordering van € 5.479,19;
2) de buitengerechtelijke kosten ad € 431,63;
3) het bruto salaris van € 1.105,00 per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, alsmede te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad 50% steeds vanaf de dag dat dit salaris opeisbaar zal zijn geworden alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over een en ander, zulks tot aan de dag dat aan het dienstverband rechtsgeldig een einde zal zijn gekomen;
4) de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Het door Crito aan haar gegeven ontslag op staande voet was niet gerechtvaardigd en is dan ook vernietigd. Daarnaast heeft zij zich beschikbaar gehouden voor werkzaamheden. Omdat de arbeidsovereenkomst, gelet op het vorenstaande, niet is geëindigd en er vanaf eind maart 2013 geen loon meer is betaald, heeft zij, op grond van artikel 7:628 BW, een loonvordering op Crito.
In de maand maart 2013 is een bedrag van € 856,29 te weinig aan [eiseres] voldaan. In april en mei 2013 is het loon van € 1.105,00 niet uitbetaald en is er een bedrag van € 586,50 te weinig betaald inzake de tijd voor tijd uren van [eiseres]. Tevens maakt [eiseres] aanspraak op een bedrag van € 1.826,40 aan wettelijke verhoging, zodat de totale loonvordering (tot en met mei 2013) € 5.479,19 bedraagt. Verder vordert [eiseres] een bedrag van € 431,63 aan buitengerechtelijke kosten.
Omdat zij afhankelijk is van het inkomen dat zij bij Crito verdient, heeft zij een spoedeisend belang bij de onderhavige vordering, aldus [eiseres].
3.3.
Crito heeft hiertegen aangevoerd dat in maart 2013 is besloten om [eiseres], gelet op haar functioneren, niet meer als supervisor buitendienst te laten werken. Zij scoorde matig op het gebied van nauwkeurigheid, terwijl dat belangrijk is in de functie van supervisor, en er werden regelmatig fouten bij [eiseres] geconstateerd. Daarnaast kon Crito [eiseres] niet in plannen voor de moeilijkere dingen. Met [eiseres] is ook regelmatig telefonisch gesproken over wat er niet goed ging. Er was dan ook geen vertrouwen meer in [eiseres] als supervisor en door het bestuur van Crito is besloten dat [eiseres] kon gaan werken als medewerker balansen met behoud van haar salaris en uren.
Op 9 april 2013 is [eiseres] medegedeeld dat zij zou worden ingeroosterd als medewerker balans en vanaf 10 april 2013 is zij hiervoor ook ingeroosterd. [eiseres] is echter niet op het werk verschenen en daarom is zij ontslagen, aldus Crito. Crito heeft nog aangevoerd dat zij er alles aan heeft gedaan om het ontstane probleem met [eiseres] op te lossen.
3.4.
Op overige stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De spoedeisendheid van de vordering is door Crito niet bestreden. Voorts geldt dat een vordering tot betaling van loon naar haar aard vrijwel steeds een spoedeisend karakter draagt, te meer nu [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat zij sinds maart 2013 geen (volledig) loon meer heeft ontvangen. [eiseres] is daarom ontvankelijk in haar vordering.
4.2.
In de onderhavige procedure, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient de vordering slechts te worden toegewezen indien aannemelijk is dat de kantonrechter een overeenkomstige vordering in de bodemprocedure zal toewijzen.
4.3.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of zich op 10 april 2013 een situatie voordeed die kan worden gekwalificeerd als werkweigering, welke een ontslag op staande voet rechtvaardigt, omdat [eiseres] heeft geweigerd te komen werken in de functie van balansmedewerker. Op Crito rust, als de partij die zich op een dringende reden beroept, de bewijslast van die stelling. Ter rechtvaardiging voor het uitblijven van loonbetalingen heeft Crito aangevoerd dat [eiseres] op 10 april 2013 niet is komen opdagen, hetgeen is aan te merken als werkweigering, omdat [eiseres] vanwege haar onvoldoende functioneren als supervisor de functie van balansmedewerker is opgedragen en haar op 9 april 2013 is medege-deeld dat zij op 10 april stond ingeroosterd als balansmedewerker. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog gesteld dat zij de functie van balansmedewerker niet heeft geaccepteerd en dat zij met Crito is overeengekomen dat zij zou werken als supervisor. Voor 21 maart 2013 is ook niet met haar gesproken over de functie van balansmedewerker en haar is geen gelegenheid geboden om de functie-uitvoering van supervisor te verbeteren, aldus [eiseres].
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het “terugzetten” van [eiseres] in de functie van balansmedewerker een eenzijdige beslissing van de directie van Crito was en dat er geen sprake was van een aanbod aan [eiseres] voor een andere functie, zodat de discus-sie of dit een redelijk aanbod was verder buiten beschouwing kan blijven. De vraag is of [eiseres] in de functie van balansmedewerker had moeten komen werken en of het niet verschijnen in die functie is te kwalificeren als werkweigering. [eiseres] heeft, in beginsel, recht op de functie waarin zij is aangesteld. Zij is bij arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2011 in dienst getreden in de functie van supervisor buitendienst, welke arbeidsovereen-komst voor die functie is verlengd per 1 oktober 2012. Dat zij in deze functie zodanig onvol-doende heeft gefunctioneerd dat zij in die functie niet langer kan worden gehandhaafd, zoals Crito heeft aangevoerd, is onvoldoende aannemelijk geworden. Hiervan zijn immers geen schriftelijke stukken, zoals beoordelingsgesprekken, en door [eiseres] is betwist dat haar functioneren vóór 21 maart 2013 met haar is besproken. Er is dan ook niet gebleken van een grond voor Crito om [eiseres] in een andere functie te plaatsen.
Het blijft dan ook zo dat [eiseres] recht heeft op de functie waarin zij is aangesteld, zijnde de functie van supervisor buitendienst. Dat zij geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om werkzaamheden te verrichten als balansmedewerker is dan ook niet aan te merken als werk-weigering en rechtvaardigt geen ontslag op staande voet. [eiseres] heeft zich immers wel beschikbaar gehouden voor werkzaamheden in de functie van supervisor buitendienst. Ingevolge artikel 7:628 BW heeft [eiseres] dan ook recht op loon, nu zij de overeengekomen arbeid (supervisor) niet heeft verricht door een oorzaak die voor rekening van Crito komt, namelijk het indelen van [eiseres] in een andere functie.
4.5.
Gelet op het bovenstaande is niet voldoende aannemelijk geworden dat het gegeven ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand houdt. Daarmee is voldoende aanne-melijk geworden dat de onderhavige vordering van [eiseres] in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De conclusie is dan ook dat haar loonvordering, inclusief de wettelijke rente, en vermeerderd met de niet betwiste rente, wordt toegewezen. Crito heeft ook geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde loonvordering
4.6.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal - mede gelet op de aanbevelingen van het binnen de kantonrechtspraak toegepaste Rapport Voorwerk II - worden afgewezen. Niet is gebleken dat door [eiseres] kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling geacht wordt een vergoeding in te sluiten.
4.7.
Crito wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt Crito om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.479,19 bruto;
veroordeelt Crito om aan [eiseres] te betalen het brutoloon van € 1.105,00 per maand (vermeerderd met 8% vakantietoeslag) vanaf de maand juni 2013 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% over de (ingevolge artikel 7:625 BW) loontermijnen vanaf juni 2013 die te laat worden uitbetaald tot aan de dag der voldoening, alsmede met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de loonbetalingstermijnen tot de dag der voldoening,
veroordeelt Crito in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 103,82 aan explootkosten, € 213,00 aan griffierecht en € 400,00 als bijdrage in de salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te ’s-Hertogenbosch door mr. M.E. Bartels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2013.