ECLI:NL:RBOBR:2013:4201

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
13/113
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor hospice in Best: gebreken in besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de omgevingsvergunning voor een hospice, genaamd 'Bijna Thuis Huis Best', gelegen te Best. De rechtbank heeft het beroep van de bewonersvereniging 'Op 't Heerbeeck' gegrond verklaard, omdat de gebreken in het bestreden besluit niet volledig waren hersteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best. De rechtbank had eerder, in een tussenuitspraak van 25 april 2013, geconstateerd dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de hospice, ondanks de functiewijziging van een woonsituatie, als passend kon worden beoordeeld. Ook was er onvoldoende onderbouwing gegeven voor de verwachte parkeerdruk en de afwijking van de parkeernormen van de CROW.

In de uitspraak van 18 juli 2013 heeft de rechtbank vastgesteld dat, hoewel het college had geprobeerd de gebreken te herstellen door een nadere motivering aan te leveren, de aanleg van drie parkeerplaatsen op eigen terrein niet was geformaliseerd. Hierdoor kon de aanleg niet worden afgedwongen, wat leidde tot de conclusie dat het college niet volledig had voldaan aan de eisen die de rechtbank eerder had gesteld. De rechtbank oordeelde dat de gebreken in de besluitvorming niet op bevredigende wijze waren hersteld, en verklaarde het beroep van eiseres gegrond.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 310,00 moet vergoeden. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2013 in de zaak tussen

Bewonersvereniging "Op 't Heerbeeck", te Best, eiseres,

(gemachtigden: R. Plesman en J.E.A. van Tilburg)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best, verweerder.

(gemachtigde: B. van der Vleuten)
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Woonstichting 'thuis, te Eindhoven en
Stichting Bijna Thuis Huis Best e.o.
(gemachtigde: mr. A.P. van Knippenbergh)

Procesverloop

De rechtbank verwijst voor het procesverloop voorafgaande aan deze uitspraak naar de tussenuitspraak van 25 april 2013.
Bij brief van 23 mei 2013 heeft verweerder, gevolg gevende aan de door de rechtbank geboden gelegenheid om het bestreden besluit te herstellen, een nadere motivering van dit besluit aangeleverd, waarmee hij de gebreken wenst te herstellen.

Overwegingen

1.
De rechtbank wijst er allereerst op dat verweerder de rechtbank, anders dan is overwogen in rechtsoverweging 13 van de tussenuitspraak, niet voorafgaande aan het herstel van het besluit heeft medegedeeld of het gebruik wenst te maken van de geboden gelegenheid, zodat verweerder niet heeft voldaan aan artikel 8:51b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit laat onverlet dat verweerder de nadere motivering heeft toegezonden binnen de in de tussenuitspraak genoemde herstel termijn van acht weken.
2.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verweerder heeft in het bestreden besluit van 18 december 2012 onvoldoende argumenten aangevoerd waarom de hospice, ondanks de duidelijke functiewijziging ten aanzien van een woonsituatie, toch als passend beoordeeld moet worden. Verweerder is niet ingegaan op de overlast als gevolg van steeds weer nieuwe, zeer ernstig zieke en zorgbehoevende bewoners in hun laatste levensfase met alle omstandigheden die daarbij horen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op dat punt onvoldoende is gemotiveerd.
Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom er geen extra parkeerdruk wordt verwacht en dat er voldaan wordt aan de parkeernorm. Verweerder heeft voor de onderbouwing van het bestreden besluit verwezen naar het advies van de onafhankelijke commissie voor de behandeling van bezwaarschriften, waarin wordt aangegeven dat verweerder dient te motiveren waarom van de ‘Son en Breugel-norm’ en van de door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) gehanteerde norm wordt afgeweken. Verweerder heeft daar echter niet aan voldaan.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om deze gebreken te herstellen.
3.
Verweerder heeft bij brief van 7 mei 2013, verzonden op 23 mei 2013, een nadere motivering aan de rechtbank kenbaar gemaakt om daarmee de door haar geconstateerde gebreken te herstellen.
4.
Wat de overlast als gevolg van steeds weer nieuwe bewoners betreft, heeft verweerder aangevoerd dat het in de regelgeving niet gebruikelijk is om situaties, waarbij gesprekken plaatsvinden aan de straat of in een openbare ruimte in de beoordeling van geluidnormen mee te nemen. Verweerder heeft hierbij betrokken dat het, gelet op het karakter van een hospice, aannemelijk is dat bezoekers die buiten met elkaar staan te praten, dit in een serene sfeer zullen doen. Om te voorkomen dat bezoekers zich buiten ophouden is er bovendien voor gekozen om de woonkamer af te sluiten van de kamer waar de gast zich bevindt.
Verder gelden voor de huurder de algemene huisregels van de verhuurder en van de Stichting Bijna Thuis Huis Best e.o. (hierna: de Stichting). De medewerkers van de Stichting zijn bekend met deze huisregels. Daarnaast geldt voor hen een vrijwilligersovereenkomst en een huisreglement. De medewerkers moeten er, op grond hiervan, op toezien dat de gast en de bezoekers zich aan de regels houden. Ook moet de gast of zijn vertegenwoordiger, voordat het pand betrokken wordt, een verblijfsovereenkomst ondertekenen waarin onder andere regels zijn gesteld met betrekking tot het voorkomen van overlast.
5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder thans voldoende gemotiveerd dat de hospice, ondanks de duidelijke functiewijziging ten aanzien van een woonsituatie, toch passend is. Daarmee is het door de rechtbank in het bestreden besluit geconstateerde gebrek op dit punt hersteld.
6.
Ten aanzien van de parkeerdruk stelt verweerder, met een verwijzing naar de reeds eerder overgelegde memo “Bijna thuis huis- parkeren” van 15 november 2012 (hierna: de memo), dat geen extra parkeerplaatsen nodig zijn. Eén extra parkeerplaats maakt onderdeel uit van een reeds eerder genomen herstelbesluit. Tevens vermeldt verweerder dat de Stichting op korte termijn zorg zal dragen voor de realisatie van drie parkeerplaatsen, waardoor ruimschoots aan de parkeernorm wordt voldaan.
7.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak, ondanks dat de door verweerder bedoelde memo zich onder de gedingstukken bevond, geoordeeld dat niet is onderbouwd waarom bij de verlening van de omgevingsvergunning van de ‘Son en Breugel-norm’ en van de CROW-norm wordt afgeweken. Door deze memo opnieuw toe te sturen en daarnaar te verwijzen, wordt dit oordeel niet anders. Ook de door verweerder bedoelde extra parkeerplaats was voor de rechtbank geen aanleiding om een andere conclusie te trekken dan zij heeft gedaan.
Verweerder wekt, gelet op de omstandigheid dat er drie parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd, waardoor ruimschoots aan de parkeernorm zal worden voldaan, de indruk dat hij kennelijk van mening is dat deze nodig zijn. De aanleg van de drie parkeerplaatsen op eigen terrein is echter niet geformaliseerd, in die zin dat het bestreden besluit op dit punt is gewijzigd of vervangen door een nieuw besluit, zodat de aanleg van de genoemde parkeerplaatsen niet kan worden afgedwongen. Ook de door de rechtbank gevraagde nadere motivering op dit punt ontbreekt. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat verweerder er niet geheel in is geslaagd om de geconstateerde gebreken in de besluitvorming op bevredigende wijze te herstellen. Eiseres’ beroep slaagt derhalve. Dat na realisering van de drie parkeerplaatsen op eigen terrein feitelijk gezien wellicht voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn, doet aan dit oordeel niet af.
8.
Gelet op de tussenuitspraak en op grond van het voorafgaande zal het beroep van eiseres gegrond worden verklaard en zal het bestreden besluit worden vernietigd.
9.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10.
De rechtbank is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 310,00 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. Spoormakers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.