Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 maart 2013
- de akte van Krekon
- de antwoordakte van[eiser].
2.De verdere beoordeling
“constructieve werkzaamheden prefab kern”hoofdconstructeur van het bouwproject is gebleven) als redelijk handelend en redelijk bekwaam constructeur mocht worden verwacht dat zij haar opdrachtgever waarschuwt voor onjuistheden in de opdracht die zij kent, dan wel behoort te kennen. Aan deze verplichting doet niet af de enkele omstandigheid dat aan de zijde van de opdrachtgever eveneens deskundigheid aanwezig is. Krekon heeft gesteld dat zij afdoende heeft gewaarschuwd voor het risico zoals zich dat gerealiseerd heeft. Tijdens de comparitie heeft Krekon verklaard dat zij diverse malen per e-mail heeft gewaarschuwd naar alle betrokkenen bij de bouw (i) dat het gewijzigde prefab bouwplan ook de nodige consequenties heeft voor de constructieberekeningen van de fundering en (ii) dat Krekon (in maart 2009) over onvoldoende gegevens beschikte om de aangepaste berekeningen te kunnen uitvoeren. Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen waarbij Krekon in de gelegenheid is gesteld aan te geven op welke wijze zij invulling heeft gegeven aan haar waarschuwingsplicht. Krekon heeft een akte genomen met daarbij producties 13 tot en met 24, waarna[eiser] bij antwoordakte hierop heeft gereageerd.
- Vast staat dat Krekon reeds in 2007 voor dit bouwproject constructieberekeningen en –tekeningen heeft gemaakt gebaseerd op stapelbouw. Nadien heeft[eiser] in 2008 zijn bouwplannen gewijzigd en gekozen voor een volledige prefab bouw. Krekon was destijds volledig op de hoogte van deze gewijzigde bouwplannen. Bij brief van 19 mei 2008 heeft Krekon een
- Verder staat vast dat Krekon ook een deel van deze aldus geoffreerde werkzaamheden (A. Voorontwerp, de vormtekeningen) heeft uitgevoerd. In de notulen van de bouwvoorbereidingsvergadering van 11 juni 2008 (productie 7[eiser]) staat:
- Bijna zeven maanden later schrijft Krekon bij brief van 18 maart 2009 aan [A] (productie 13 Krekon) onder meer het volgende:
“controlewerkzaamheden”uit te voeren ten aanzien van de door derden ten behoeve van het gewijzigde prefab ontwerp gemaakte
“tekeningen, detailleringen en berekeningen”. Uit de brief blijkt verder dat Krekon graag de beschikking krijgt over de volledige berekeningen, omdat
“geïsoleerde berekeningen (…) nauwelijks [zijn] te controleren en (…) fouten in de hand [werken]”. Dit laatste staat ook in een e-mail van één week daarvoor (11 maart 2009) aan hoofdaannemer [C] (productie 14 Krekon):
“Onze (grote) voorkeur gaat dan ook uit na[ar] een complete controle van alle stukken (tekeningen en berekeningen). Dit reduceert ook aanzienlijk de kans op fouten”.
- Vervolgens heeft de gemeente Eindhoven op 31 maart 2009 aan Krekon bericht dat zij de aannemer heeft bericht dat:
- Enkele dagen later (2 april 2009) heeft Vericon de stabiliteitsberekening (die zij in opdracht van de prefab leverancier had gemaakt) aan hoofdaannemer [C] doorgezonden, met het verzoek om deze door Krekon als hoofdconstructeur te laten beoordelen of er bezwaren bestaan. [C] heeft diezelfde dag deze e-mail aan Krekon doorgestuurd.
- Krekon heeft vervolgens opnieuw contact gehad met de gemeente Eindhoven. Bij e-mail van 8 april 2009 heeft Krekon aan hoofdaannemer [C] en adviseur [A], bericht:
- Vervolgens is hoofdaannemer begonnen met de uitvoering van de bouwwerkzaamheden, waaronder het storten van de fundering.
eventuele aanpassingen aan de stekken / prefab (…) voor risico van de aannemer[is]”. Het lag op de weg van Krekon als hoofdconstructeur van het bouwproject om vóór aanvang van de bouw ofwel zich ervan te vergewissen dat haar oorspronkelijke berekening voor de fundering uit 2007 (gebaseerd op stapelbouw) daadwerkelijk voldeed ten behoeve van het nadien gewijzigde ontwerp voor de prefab bovenbouw, ofwel in duidelijke en niet mis te verstane bewoordingen[eiser] te waarschuwen voor het risico zoals zich dat heeft verwezenlijkt. Dit betreft het risico dat na uitvoering van een deel van de werkzaamheden is gebleken dat het constructieve ontwerp van de fundering zodanige gebreken vertoont dat de funderingswerkzaamheden deels opnieuw verricht dienden te worden.
“aanpassingen aan de stekken/prefab”. Uit de daaraan voorafgaande e-mails van 31 maart 2009 en 6 april 2009 van de gemeente Eindhoven aan Krekon (zoals ook geciteerd onder 2.4 en 2.7 van het tussenvonnis van 20 maart 2013) blijkt ook wel dat de goedkeuring om de fundering te storten (ondanks het ontbreken van alle gegevens met betrekking tot de prefab constructie), ziet op het beperkte risico van
“de stekken die opgenomen moeten worden in de fundering”en dat
“eventuele wijzigingen met betrekking tot de stekken”alsnog aangebracht dienen te worden.[eiser] (en hoofdaannemer [C] en adviseur [A]) behoefden hieruit niet meer af te leiden dan dat na het aanbrengen van de fundering eventueel nog stekken bijgeplaatst dienden te worden door het boren van gaten in de fundering en het aanbrengen van stekeinden daarin door middel van een chemische substantie. Een dergelijke werkwijze is in de bouw ook niet ongebruikelijk zo blijkt uit het in zoverre door Krekon niet betwiste rapport van [D] van 23 februari 2011 (productie 9[eiser]). Kortom, deze aangekondigde eventuele
“aanpassingen aan de stekken/prefab”in de e-mail van Krekon van 8 april 2009 kunnen niet geacht worden tevens een waarschuwing te omvatten voor het veel meer omvattende risico dat de constructieve berekening voor de fundering ondeugdelijk was en dat reeds verrichte funderingswerkzaamheden opnieuw zouden moeten worden uitgevoerd.
“extra kosten van adviseurs ter zake de bereddering en oplossing”.
“lapmiddel”hebben afgedaan, waarna voor een veel kostbaardere herstelmethode is gekozen, aldus Krekon.