ECLI:NL:RBOBR:2013:5455
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake invordering verbeurde dwangsom Woningwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan op het verzoek van verzoeker, [verzoeker], te Oss, om een voorlopige voorziening te treffen tegen de invordering van een verbeurde dwangsom van € 6.000 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 13 augustus 2013, waarin werd besloten tot invordering van de dwangsom, en verzocht om schorsing van dit besluit. Tijdens de zitting op 18 september 2013 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de gemeente Oss zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet met stukken heeft onderbouwd dat hij over onvoldoende financiële middelen beschikt om de verbeurde dwangsom te betalen. De rechter oordeelde dat verzoeker voldoende kansen had gehad om aan de opgelegde verplichtingen te voldoen en dat de rechtmatigheid van het handhavingsbesluit van 17 augustus 2012 niet meer ter discussie kon worden gesteld in deze procedure. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat verzoeker had kunnen aanvoeren dat de waarschuwingsbrief van 14 februari 2012 geen rechtsmiddelenclausule bevatte, maar dat dit niet relevant was omdat hij geen rechtsmiddel had aangewend tegen het handhavingsbesluit.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de invordering af te zien. De rechter benadrukte dat de belangen van de invordering zwaarwegend zijn en dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om de dwangsom te betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.