ECLI:NL:RBOBR:2013:5515

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-13_3374
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering op grond van de Wajong en het recht op een gefinancierd deskundigenbericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aanvroeg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiser had zijn aanvraag voor een uitkering ingediend vanwege vermoeidheidsklachten en een suboptimaal functionerende nier. Verweerder weigerde echter om eiser met ingang van 17 november 2011 in aanmerking te brengen voor een uitkering, omdat hij volgens verweerder in staat was om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde beroep in tegen het bestreden besluit van verweerder, dat zijn bezwaar ongegrond had verklaard.

Tijdens de zitting op 16 september 2013 was eiser niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld en overwogen dat de verzekeringsartsen van verweerder de beperkingen van eiser zorgvuldig hadden beoordeeld op basis van beschikbare medische informatie. Eiser had aangevoerd dat de rapportages van de verzekeringsartsen tegenstrijdigheden vertoonden en dat hij aanspraak wilde maken op een gefinancierd deskundigenbericht om zijn procespositie te versterken. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende informatie beschikbaar was om de zaak te beoordelen zonder dat een deskundigenbericht noodzakelijk was.

De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiser adequaat hadden vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een schorsing of heropening van het onderzoek. Eiser werd in staat geacht om verschillende functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen. De rechtbank verwierp eisers argumenten en oordeelde dat verweerder terecht had geweigerd om eiser in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wajong. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/3374

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L.C.A.M. Bouts),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. W.J.C. Rademakers).

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2012 heeft verweerder geweigerd eiser met ingang
van 17 november 2011 in aanmerking te brengen voor een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 17 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2013. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende feiten als vaststaand aan. Eiser is geboren op [geboortedatum]. Eiser heeft op 15 augustus 2012 een uitkering op grond van de Wajong aangevraagd vanwege vermoeidheidsklachten bij slechts één nier die suboptimaal functioneert.
2.
Verweerder heeft geweigerd eiser met ingang van 17 november 2011 in aanmerking te brengen voor een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van de Wajong, omdat eiser volgens verweerder met de voor hem vastgestelde beperkingen in staat was op zijn 17e verjaardag (en ook 52 weken daarna) meer dan 75% van het maatmaninkomen (dat is in eisers geval het wettelijk minimumloon voor de 18-jarige) te verdienen. Verweerder heeft zich bij zijn besluitvorming gebaseerd op de rapportages van zijn verzekeringsartsen van 2 november 2012 en 4 april 2013 en de rapportages van zijn arbeidsdeskundigen van 9 november 2012 en 17 mei 2013.
3.
Eiser kan zich niet verenigen met verweerders conclusie dat hij niet tot de doelgroep van de Wajong behoort. Eiser is van mening dat de rapportages van de verzekeringsartsen tegenstrijdigheden bevatten. Ook meent eiser dat hij meer beperkt is dan verweerders verzekeringsartsen hebben aangenomen. Omdat zijn huisarts hem geen informatie verstrekt ter onderbouwing van deze stellingen, wil eiser aanspraak maken op een gefinancierd deskundigenbericht. Eiser heeft in verband met dit laatste een beroep gedaan op het fair play-beginsel, zoals dat is neergelegd in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en op de uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in de zaak van Cibicki tegen Polen (uitspraak van 3 maart 2009, zaaknummer 20482/03).
4.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.
De verzekeringsarts heeft beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, lopen tijdens het werk, statische houdingen en werktijden (regelmatige werktijden). De verzekeringsarts heeft deze beperkingen neergelegd in de functionele mogelijkheden lijst van 17 november 2011. De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 2 november 2012 in toelichting op deze beperkingen aangegeven dat bij eiser ten aanzien van het cognitieve functioneren (moeilijk lerend, taalzwak, zwakkere concentratie) behoefte bestaat aan structuur, duidelijkheid, overzicht en liefst concrete werkzaamheden binnen een afgebakend takenpakket. Het aanleren van praktische vaardigheden zal weinig problemen opleveren als dit wordt voorgedaan en mondelinge uitleg stap voor stap gegeven wordt. De verzekeringsarts heeft verder aangegeven dat gezien de moeheid beperkingen kunnen worden gesteld ten aanzien van tempodwang en tempodruk en ten aanzien van zwaardere dynamische en statische arbeid. Een duurbeperking is, zolang de werkzaamheden aan de voormelde voorwaarden voldoen en regelmatig van aard zijn, voor het moment niet te motiveren, aldus de verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 4 april 2013 aangegeven dat er geen medische redenen zijn af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts.
6.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn opvatting dat de verzekeringsartsen zijn beperkingen hebben onderschat. De voor eiser geldende beperkingen zijn vastgesteld op basis van een zorgvuldig en uitgebreid verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waarbij kennis is genomen van de voor handen zijnde medische informatie en gemotiveerd is ingegaan op de door eiser ervaren klachten. De verzekeringsartsen hebben bij hun verzekeringsgeneeskundig oordeel kenbaar rekening gehouden met de informatie van de behandelende sector (informatie van internist-nefroloog Susanto van het Elkerliek ziekenhuis te Helmond van 2 juli 2012, cardioloog Rutten-de Jong van het Elkerliek ziekenhuis van 26 april 2012, cardioloog Van Kuilenburg van het Catharina-ziekenhuis in Eindhoven van 28 januari 2013) en de informatie van het Vakcollege Helmond, waar eiser laatstelijk een opleiding heeft gevolgd (verslag van intelligentie-onderzoek door orthopedagoge drs. Klessens van 22 juni 2011, en vooronderzoeksformulier arbeidstoeleiding van 9 februari 2012). De verzekeringsartsen hebben, rekening houdend met al deze informatie, overtuigend gemotiveerd dat de aangenomen beperkingen naar aard en omvang passen bij de bij eiser vastgestelde aandoeningen en dat er geen medische noodzaak bestaat voor het aannemen van meer beperkingen, zoals de door eiser voorgestane een duurbeperking.
7.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten ter ondersteuning van eisers stelling dat de rapportages van de verzekeringsartsen een bepaalde discrepantie vertonen. Dat de verzekeringsarts in de rapportage van 2 november 2012 heeft aangegeven dat de medische prognose onzeker is (want afhankelijk van de progressie van nierschade) en ook de prognose ten aanzien van de functionele mogelijkheden onzeker is, terwijl de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich niet over de prognose heeft uitgelaten, maakt de rapportages niet tegenstrijdig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft expliciet aangegeven de conclusie van de verzekeringsarts over eisers belastbaarheid op de datum in geding te onderschrijven. Volgens de rechtbank is sprake van een zorgvuldig uitgevoerd verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waarvan de onderbouwing de conclusies kan dragen. De als laatste, heel kort voor de zitting, op 11 september 2013 overgelegde brief van cardioloog Rutten-de Jong verandert het oordeel van de rechtbank niet. De brief biedt geen nieuwe gezichtspunten.
8.
Waar eiser zich, onder verwijzing naar artikel 6 van het EVRM, heeft beroepen op het recht op een gefinancierd deskundigenbericht, stelt de rechtbank voorop dat aan dit artikel en aan de door eiser aangehaalde jurisprudentie naar haar oordeel geen absoluut recht op een gefinancierd deskundigenbericht kan worden ontleend. Aan eiser moet worden toegegeven dat hij zijn procespositie kan versterken wanneer hij zijn claim kan onderbouwen door het overleggen van een verklaring van zijn huisarts of een andere deskundige. Anders dan in de door eiser aangehaalde uitspraak is er echter geen sprake van dat het inwinnen van een (kostbaar) deskundigenbericht onmisbaar is om de procedure te kunnen beginnen. De rechtbank kan immers in deze procedure, wanneer zij daartoe aanleiding ziet in de wel beschikbare medische informatie of in hetgeen door eiser in beroep wordt aangevoerd, ook zònder een deskundigenbericht het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen òf door middel van het wijzen van een tussenvonnis of een schorsing of heropening van het onderzoek verweerder vragen alsnog, met machtiging van eiser, informatie over eisers gezondheidstoestand en beperkingen op te vragen bij de huisarts. De huisarts heeft verklaard dat hij bereid is langs deze weg informatie te verschaffen. De rechtbank kan ook (op verzoek of ambtshalve) een deskundige benoemen (artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht), wanneer zij in de beschikbare stukken of in de aangevoerde argumenten aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van verweerders aannames en conclusies. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding voor een schorsing of heropening van het onderzoek. Zij ziet ook geen aanleiding voor het instellen van een nader onderzoek door een onafhankelijk deskundige. Het enkele feit dat eisers huisarts niet heeft voldaan aan eisers verzoek om nadere informatie over zijn medische situatie, maakt ten slotte niet dat sprake is van een dusdanig gebrek aan informatie over eisers medische toestand of een zodanige achterstand in de procespositie van eiser dat voor hem aanspraak bestaat op een gefinancierd deskundigenbericht om het recht op een eerlijk proces te kunnen waarborgen. Er is voldoende informatie beschikbaar.
9.
Uitgaande van de juistheid van de voor eiser vastgestelde beperkingen, moet eiser in
staat worden geacht de voor hem geduide functies productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (sbc-code: 111172), productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180), magazijn, expeditiewerker (sbc-code: 111220) en elektronica monteur (sbc-code: 267040) te vervullen. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapportages van 9 november 2012 en 17 mei 2013 de signaleringen van mogelijke overschrijdingen voldoende toegelicht en overtuigend gemotiveerd dat met de geduide functies eisers belastbaarheid niet wordt overschreden. Het betreft functies op opleidingsniveau 2 waarbij geen of een minimale invulling van de werknemer wordt verwacht. Verder betreft het werkzaamheden in een voorspelbare werksituatie zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en zonder een hoog handelingstempo. Eiser kan in de functies terugvallen op directe collega’s of leidinggevenden. Er is geen sprake van fysiek zwaar werk en er wordt rekening gehouden met door de verzekeringsartsen aangegeven beperking in lopen en staan. In alle functies is sprake van regelmatige werktijden.
In verband met de beperking die door de verzekeringsartsen is aangegeven op het belastingpunt 1.9.3 (behoefte aan rechtstreeks toezicht, veelvuldige feedback en/of intensieve begeleiding) hebben verweerders arbeidsdeskundigen aangegeven dat eiser, indien nodig, gebruik kan maken van een jobcoach die hem tijdens de start op een nieuwe werkplek ondersteunt.
Overigens concludeert ook het Vakcollege Helmond dat eiser, wanneer hij de kans krijgt zich vaardigheden eigen te maken, in staat moet worden geacht te werken. Zolang het werk fysiek niet àl te zwaar is. Dit laatste vanwege de nierproblemen.
10.
Eiser heeft ten slotte aangevoerd dat verweerder tegenstrijdige besluiten neemt door hem een uitkering op grond van de Wajong te onthouden maar een eventuele werkgever wel een no-risk polis te bieden en hem te plaatsen bij een re-integratiebedrijf (Peijnenburg & Van der Velden re-integratie), dat als doelstelling heeft mensen te begeleiden die in ieder geval een gedeeltelijke uitkering op grond van de Wajong ontvangen. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De besluiten over de toekenning van een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van de Wajong enerzijds en de toekenning van een zogenaamde “no-risk” polis aan een potentiële werkgever en plaatsing van eiser bij een re-integratiebedrijf (wegens de aanwezigheid van scholingsbelemmeringen) anderzijds zijn verschillende besluiten, waarvoor eigen toetsingscriteria gelden. Het enkele feit dat eiser is geplaatst bij een re-integratiebedrijf betekent dan ook niet dat verweerder eiser ook in aanmerking had moeten brengen voor een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van de Wajong.
11.
Verweerder heeft terecht geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wajong. Het beroep is ongegrond. De rechtbank zal het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente daarom afwijzen.
12.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.A.J. Zijlstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.M Manie, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.