8.De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser in de bezwaarfase en de beroepsfase. De rechtbank stelt hierbij voorop dat de hoogte van deze kosten wordt bepaald op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht en gaat daarom voorbij aan de declaraties van de werkelijk gemaakte kosten.
9.1Eiser heeft voorts in zijn beroepschrift verzocht om verweerder te veroordelen in de gemaakte proceskosten in de bezwaarfase, op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9.2Ingevolge dit artikel worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed, op verzoek van de belanghebbende, voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Voorwaarde voor toekenning van deze kosten is onder meer dat het verzoek tijdig dient te zijn gedaan, te weten voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist (artikel 7:15, derde lid, van de Awb). In onderhavig geval is namens eiser tijdens de hoorzitting in bezwaar aangevoerd dat hij recht heeft op vergoeding van de kosten van juridische bijstand betreffende de kosten van het bespreken en het indienen. De rechtbank verstaat dit aldus dat eiser verzoekt om vergoeding van de kosten voor het opstellen van een bezwaarschrift en die voor het verschijnen op een hoorzitting in bezwaar.
9.3Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van redelijkerwijs noodzakelijke kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase. Gelet op het feit dat het primaire besluit gedeeltelijk wordt herroepen, staat naar het oordeel van de rechtbank tevens de onrechtmatigheid van het primaire besluit en de verwijtbaarheid aan het bestuursorgaan vast. De hoogte van de kosten stelt de rechtbank op grond van artikel 1 onder a juncto artikel 2, eerste lid, onder a juncto de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 944,-. Deze vergoeding is als volgt opgebouwd: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, alsmede 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 472,-. De rechtbank overweegt voorts dat de reiskosten van de gemachtigde van eiser ten behoeve van de hoorzitting in bezwaar reeds begrepen zijn in de vergoeding voor rechtsbijstand en dus niet op basis van dit artikel voor vergoeding in aanmerking komen.
10.1Voorts heeft eiser verzocht om vergoeding van de reiskosten ten behoeve van de hoorzitting in bezwaar van 12 mei 2011 en vergoeding van de reiskosten vanwege besprekingen met zijn gemachtigde, mr. Sleegers.
10.2Artikel 1 aanhef, onder c van het Besluit proceskosten bestuursrecht, luidt, voor zover van belang, dat een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend betrekking kan hebben op reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende. Dit betreft als regel de kosten om een zitting te kunnen bijwonen. Dit artikel voorziet, gezien het gebruik van het woord “uitsluitend”, dus niet in vergoeding van de reiskosten in de bezwaar- of beroepsfase, vanwege besprekingen tussen eiser en diens gemachtigde.
10.3Wel komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten die eiser zelf ten behoeve van de hoorzitting in bezwaar van 12 mei 2011 heeft gemaakt. Voor reiskosten geldt, op basis van artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, het tarief van artikel 11, eerste lid, sub c van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Laatstgenoemd artikel schrijft de volgende tarieven voor. Reiskosten openbaar vervoer, laagste klasse, of kilometervergoeding van 0,28 eurocent per kilometer als openbaar vervoer niet (voldoende) mogelijk is. Blijkens de aan eiser gerichte uitnodiging voor de hoorzitting in bezwaar van 22 april 2011, vond de hoorzitting in bezwaar plaats op 12 mei 2011 om 20:00 uur ’s avonds, op het adres[adres 1]. Uit de via internet beschikbare openbaarvervoer-informatie, was op dat tijdstip geen openbaar vervoer meer mogelijk vanaf het adres van eiser naar de plaats waar de hoorzitting in bezwaar gehouden werd. Eiser maakt ten aanzien van deze hoorzitting dus aanspraak op de kilometervergoeding van 0,28 eurocent per kilometer. De afstand van [adres 2] naar[adres 1], stelt de rechtbank met behulp van routenet.nl vast op 7,6 kilometer. Eiser maakt dus aanspraak op (heen- en terugreis): 7,6 x 2 x 0,28 = € 4,26 euro, die verweerder aan eiser dient te vergoeden.
10.4Eiser heeft, in het aan de rechtbank toegestuurde ‘formulier proceskosten’ van 16 februari 2013, niet verzocht om vergoeding van verletkosten vanwege het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar van 12 mei 2011. De rechtbank ziet daarom, mede gezien het tijdstip van deze hoorzitting, geen reden om verweerder in deze verletkosten te veroordelen.
11.1Verder ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep, waar eiser in zijn beroepschrift om heeft verzocht.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van artikel 1 onder a juncto artikel 2, eerste lid, onder a juncto de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 944,-. Deze vergoeding is als volgt opgebouwd: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, alsmede 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank, met een waarde per punt van € 472,-. De latere reacties van de zijde van eiser bevatten slechts een herhaling van standpunten en de rechtbank ziet geen aanleiding hiervoor een vergoeding toe te kennen.
11.2Eiser komt in aanmerking voor vergoeding van zijn
reiskostenten behoeve van de zitting van de rechtbank van 25 maart 2013, op grond van artikel 1 aanhef, onder c juncto artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank kent eiser een reiskostenvergoeding toe van € 26,88 welke als volgt is opgebouwd: Treinreis van Weert naar ’s Hertogenbosch, 2e klas, 2 x € 10,20 (heen en terug). Busreis van Someren naar Weert, 2 x € 3,24 (heen en terug).
11.3Eiser heeft voorts in het aan de rechtbank toegestuurde ‘formulier proceskosten’ van 16 februari 2013, verzocht om vergoeding van
verletkostenvanwege het bijwonen van de zitting bij de rechtbank te ’s-Hertogenbosch op 25 maart 2013.
11.4Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb betrekking hebben op verletkosten van een partij of een belanghebbende. Verletkosten zijn de kosten van tijdverzuim voor het bijwonen van de zitting en de heen- en terugreis. Eiser heeft hiervoor 8 uur aan verleturen opgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank dient het aantal verleturen naar beneden te worden bijgesteld. De heen- en terugreis met openbaar vervoer vanaf het adres van eiser naar de rechtbank bedraagt 3 uur (2x 1,5 uur). Voorts bedroeg de behandeltijd van de zitting bij de rechtbank 75 minuten. Naar het oordeel van de rechtbank komen dus slechts 4,25 van de 8 gevraagde verleturen voor vergoeding in aanmerking. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt het bedrag van de verletkosten vastgesteld overeenkomstig een tarief dat, afhankelijk van de omstandigheden, tussen € 7,- en € 78,- per uur bedraagt. Op het formulier proceskosten van 16 februari 2013 heeft eiser aangegeven dat zijn uurloon € 18,02 euro bruto bedraagt. Ter staving van dit standpunt heeft eiser als bijlage bij genoemd formulier een salarisspecificatie van december 2012 bijgevoegd. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de verletkosten tot een bedrag van € 76,59 (4,25 uur x € 18,02).