ECLI:NL:RBOBR:2013:6185

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
01/842095-09
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van dodelijk ongeval met vorkheftruck op manege

In deze zaak gaat het om een dodelijk ongeval dat plaatsvond op 3 augustus 2009 op een manege in Vught, waarbij een zevenjarig meisje om het leven kwam na een aanrijding met een met strobalen beladen vorkheftruck, bestuurd door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, voordat zij met de heftruck ging rijden, verschillende veiligheidsmaatregelen had genomen, waaronder het posten van oudere kinderen om toezicht te houden. Op het moment van het ongeval waren de meeste kinderen al in de buitenbakken, maar het slachtoffer was nog op de poetsplaats en kwam in de doorgang tussen de stallen in aanraking met de heftruck. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor aanmerkelijke of grove schuld van de verdachte, zoals vereist onder artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet verwijtbaar kan worden geacht voor het ongeval, gezien de genomen maatregelen en de omstandigheden ter plaatse. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/842095-09
Datum uitspraak: 07 november 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 september 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 03 augustus 2009 te Vught roekeloos en/of hoogst, althans in aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of nalatig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig
- een of meer ba(a)l(en) stro op een vorkheftruck heeft geladen en/of
- (vervolgens) met die beladen vorkheftruck is gaan rijden door een (smalle) doorgang tussen twee stallen (met een breedte van ongeveer 4,7 meter), terwijl verdachte's zicht (voor en naast de vorkheftruck) grotendeels, althans aanmerkelijk, was weggenomen en/of werd belemmerd door die ba(a)l(en) stro en/of
- niet, althans onvoldoende gecontroleerd heeft of zich in de (smalle) doorgang personen bevonden of personen in die (smalle) doorgang konden komen, terwijl zij met die vorkheftruck aan kwam rijden, in elk geval niet heeft gezorgd voor een voortdurende vrije onbelemmerde doorgang voor de beladen vorkheftruck en/of,
- niet heeft opgemerkt dat een ander (te weten [slachtoffer]) in die (smalle) doorgang is gekomen en/of
- waardoor zij met die beladen vorkheftruck is aangereden/aangebotst tegen die [slachtoffer], althans met die beladen vorkheftruck contact heeft gemaakt met die [slachtoffer] en/of
- waardoor die [slachtoffer] (vervolgens) bekneld is geraakt (onder een of meer balen stro), althans is gemangeld onder een of meer ba(a)l(en) stro, althans is gemangeld onder een voortbewegende stromassa,
waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel, te weten inwendig letsel en/of hersenletsel, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden,
zulks terwijl dat feit is begaan in de uitoefening van haar, verdachtes, beroep.
(art 309 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 03 augustus 2009 te Vught, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurder van een vorkheftruck, daarmede rijdende over/op een erf en/of een bedrijventerrein (manege) aan [adres], zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een of meer ba(a)l(en) stro op een vorkheftruck te laden en/of
- (vervolgens) met die beladen vorkheftruck is gaan rijden door een (smalle)
doorgang tussen twee stallen (met een breedte van ongeveer 4,7 meter), terwijl
verdachte's zicht (voor en naast de vorkheftruck) grotendeels, althans
aanmerkelijk, was weggenomen en/of werd belemmerd door die ba(a)l(en) stro
en/of
- niet, althans onvoldoende te controleren of zich in de (smalle) doorgang personen bevonden of personen in die (smalle) doorgang konden komen, terwijl zij met die vorkheftruck aan kwam rijden, in elk geval niet te zorgen voor een voortdurende vrije onbelemmerde doorgang voor de beladen vorkheftruck en/of,
- niet op te merken dat een ander (te weten [slachtoffer]) in die (smalle) doorgang is gekomen en/of
- waardoor zij met die beladen vorkheftruck is aangereden/aangebotst tegen die [slachtoffer], althans met die beladen vorkheftruck contact heeft gemaakt met die [slachtoffer] en/of
- waardoor die [slachtoffer] (vervolgens) bekneld is geraakt (onder een of meer balen stro), althans is gemangeld onder een of meer ba(a)l(en) stro, althans is gemangeld onder een voortbewegende stromassa, waardoor die [slachtoffer] werd gedood;

(art. 6 Wegenverkeerswet 1994)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie is van oordeel dat verdachte niet zonder bijzondere veiligheidsmaatregelen te nemen met de met strobalen geladen heftruck had mogen gaan rijden omdat er die dag een grote groep kinderen, onder wie de zevenjarige [slachtoffer], op de manege aanwezig was. Door dat wel te doen is [slachtoffer] onder de strobaal terechtgekomen en gemangeld en is zij om het leven gekomen.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, dood door schuld, bewezen.
De mate van schuld betreft aanmerkelijk onvoorzichtig, nalatig, onoplettend, onachtzaam, onnadenkend en/of ondeskundig handelen en geen roekeloosheid.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij is van oordeel dat door de officier van justitie niet is aangegeven welke regels verdachte zou hebben overtreden door te gaan rijden met de met strobalen beladen heftruck. Naar het oordeel van de verdediging bestaan die regels ook niet. Voorts is volgens de raadsman de toedracht van het ongeval onduidelijk gebleven omdat de plaats delict was verstoord, de verkeersongevallenanalyse onzorgvuldig verricht en er geen sectie is verricht op het stoffelijk overschot van [slachtoffer]. Door die gebreken in het strafrechtelijk onderzoek is de doodsoorzaak niet komen vast te staan en zijn er meerdere alternatieve scenario’s voor de dood van [slachtoffer] die niet kunnen worden uitgesloten. Ook de onderzoeken van de deskundigen Bilo en Van de Goot, verricht op basis van de gegevens uit het gemankeerde strafrechtelijke onderzoek zijn besmet.
Mocht de rechtbank verdachte niet vrijspreken, dan verzoekt de verdediging heropening van het onderzoek om alsnog sectie te laten verrichten om vast te kunnen stellen wat de doodsoorzaak van het slachtoffer is geweest.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt.
Op 3 augustus 2009 omstreeks 12.00 uur heeft er een dodelijk ongeluk plaatsgevonden op de manege van [verdachte], gevestigd aan [adres].
De zevenjarige [slachtoffer] is bij het ongeluk komen te overlijden.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat [verdachte] op 3 augustus 2009 de bestuurster was van een met twee strobalen beladen vorkheftruck. De strobalen waren ongeveer 260 centimeter breed en 65 centimeter hoog. De strobalen waren vroeg in de morgen afgeleverd aan de voorzijde van het terrein van de manege en [verdachte] was die ochtend de strobalen aan het verplaatsen naar de veldschuur, gelegen midden op het terrein. Om bij die veldschuur te komen, moest zij door een smalle doorgang van ongeveer 470 centimeter breed rijden. Deze doorgang was gelegen tussen de oude ponystal en het woonhuis. De toegang tot de toiletten was in de doorgang en, gezien vanuit de rijrichting van [verdachte], rechts aan het einde van het woonhuis. In de oude ponystal bevindt zich de poetsplaats. Op die poetsplaats werden de pony’s geborsteld en gezadeld door de kinderen die op 3 augustus 2009 deelnamen aan het ponykamp. Los van het ponykamp waren op de manege ook andere jonge en oudere kinderen aanwezig.
Eerder die ochtend had [verdachte] al het grootste gedeelte van de strobalen overgebracht naar de veldschuur. Zij had uit veiligheidsoverwegingen drie oudere meisjes geposteerd in de deur van de oude ponystal, de deur van de toiletruimte en de deur van de binnenrijhal.
Zij heeft verklaard dat zij rond 11:15 uur was gestopt met rijden omdat er steeds meer kinderen in aantocht waren.
Op het tijdstip waarop [verdachte] weer met de heftruck is gaan rijden, waren de meeste kinderen en hun begeleiders al met hun pony’s in de buitenbakken aan de achterzijde van het terrein. Deze buitenbakken zijn gelegen achter een grote rijhal.
Van het groepje kinderen van wie [slachtoffer] deel uitmaakte, waren in elk geval [slachtoffer] en de leidster [getuige 1] nog op de poetsplaats aanwezig. [slachtoffer] moest nog naar het toilet en [getuige 1] wachtte op haar bij de pony’s. Op het moment dat [slachtoffer] zich in de doorgang bevond, is zij in aanraking gekomen met de beladen vorkheftruck. [slachtoffer] is kort daarna ter plaatse overleden.
Het ongeval betreft een zeer tragische gebeurtenis die een onherstelbaar leed heeft toegebracht aan het gezin van [slachtoffer] en de andere nabestaanden. Ter zitting is gebleken dat de ouders het verlies van hun jonge dochtertje nog lang niet hebben verwerkt.
Ook is duidelijk geworden dat verdachte [verdachte] nog altijd gebukt gaat onder het schuldgevoel dat zij heeft.
Het veroorzaken van andermans dood en het schuldgevoel daarover is echter niet voldoende voor het aannemen van strafrechtelijke aansprakelijkheid.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek door de technisch rechercheur van de afdeling Forensische Technische Opsporing - Verkeers Ongevallen Analyse (VOA) onzorgvuldig is uitgevoerd en dat dit onderzoek de toets der kritiek niet kan doorstaan.
Weliswaar werd het onderzoek bemoeilijkt doordat de plaats van het ongeval was gewijzigd door het verplaatsen van het slachtoffertje, de vorkheftruck en de balen stro en het optreden van politie en hulpdiensten, maar de metingen over het zicht vanuit de heftruck zijn onzorgvuldig uitgevoerd. Zo was het voor de rechercheur onbekend hoelang verdachte [verdachte] is en was het bijzonder wrang dat ter zitting bleek dat de lengte van [slachtoffer] niet 1.40 meter was, maar volgens opgave van haar moeder 1.20 meter. Voorts bleek dat niet alle bevindingen zijn geverbaliseerd, dat foto’s deels zijn gemaakt door (onbekende) burgers en dat de informatie op basis waarvan het ongevalscenario is opgesteld, grotendeels is gebaseerd op mededelingen van een onbekende man die zich ten tijde van het ongeval niet op het manegeterrein bevond. De conclusie van het rapport is door genoemde gebreken niet bruikbaar voor het bewijs.
Daarnaast is het onderzoek bemoeilijkt omdat er geen sectie is verricht op het stoffelijk overschot van het slachtoffertje.
Toch is de rechtbank zonder nader onderzoek op grond van het dossier in staat tot een oordeel te komen over de toedracht en doodsoorzaak van [slachtoffer].
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden om tot een bewezenverklaring te kunnen komen zijn:
1.
Heeft er een aanrijding plaatsgevonden tussen de met strobalen beladen heftruck en het slachtoffertje [slachtoffer]?
2.
Zo ja, is [slachtoffer] ten gevolge van daarbij opgelopen letsels komen te overlijden?
3.
Zo ja, heeft verdachte [verdachte] grove schuld aan de dood van [slachtoffer]?
Ad 1. Heeft er een aanrijding plaatsgevonden tussen de met strobalen beladen heftruck en het slachtoffertje [slachtoffer]?
Uit de verklaring van verdachte [verdachte] blijkt dat zij op het moment dat zij met de met twee strobalen beladen vorkheftruck vooruitrijdend door de doorgang tussen woonhuis en oude ponystal reed, zij iets voelde en dat, toen zij omkeek, zij achter de heftruck een kind zag liggen. Zij heeft ogenblikkelijk daarna hard geremd en de vorkheftruck tot stilstand gebracht.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] volgt dat het slachtoffertje nabij de toegang tot de toiletruimte bloedend op haar buik op de grond lag en dat de vorkheftruck voorbij die plaats stil stond. Eén strobaal lag voor de vorkheftruck op de grond en de andere strobaal lag nog op de lepels van de vorkheftruck.
Getuige [getuige 1] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer] enkele minuten voordat zij [verdachte] hoorde roepen naar het toilet was gegaan.
De schouwarts heeft bij [slachtoffer] uitwendige schaafwonden aan het rechter bovenbeen en de linker schouder vastgesteld en op grond van zijn bevindingen geconcludeerd dat er sprake was van inwendig letsel en/of hersenletsel. Hij heeft verklaard niet overtuigd te zijn dat de dood tengevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
De forensisch kindergeneeskundige R.A.C. Bilo, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft op 8 februari 2011 een rapport uitgebracht. Hij stelt dat hij gelet op de kwaliteit van de aangeleverde foto’s van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] slechts in algemene zin haar letsels kan beschrijven. Hij beschrijft dat de op de foto’s zichtbare hematomen en exoraties (krasverwondingen) zonder uitzondering letsels zijn die veroorzaakt worden door de inwerking van uitwendig stomp mechanisch geweld. De blauwe verkleuring van het linker bovenooglid kan veroorzaakt zijn door de inwerking van uitwendig stomp mechanisch geweld, maar is ook een symptoom dat past bij een schedelbasisfractuur. De blauwe plekken op het voorhoofd en de mogelijke blauwe plek op de wang kunnen zijn opgetreden als gevolg van een langer volgehouden druk ter plaatse of een snel verlopend kortdurend contacttrauma ter plaatse.
De exoraties zijn het gevolg van inwerking van stomp mechanisch verschuivend geweld.
Door het schuivende contact raakt de huid beschadigd. De afwijkingen op de buik in de op de foto geel omrande gebieden betreffen exoraties, maar hebben ook kenmerken van een crushing trauma. Bij een dergelijke combinatie van afwijkingen is sprake van een schuivende kracht in samenhang met fors samendrukkend geweld en dit kan volgens de deskundige worden aangetroffen bij personen die tijdens een verkeersongeval worden overreden.
Gelet op deze verklaringen en bevindingen is de rechtbank van oordeel dat er met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat zich aan het einde van de doorgang tussen de oude ponystal en de woning een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door verdachte [verdachte] bestuurde heftruck en de zich in die doorgang in de nabijheid van de toegang tot de toiletruimte bevindende [slachtoffer].
Ad 2. Is [slachtoffer] ten gevolge van daarbij opgelopen letsels komen te overlijden?
De schouwarts Van Kruchten heeft op 3 augustus 2009 het stoffelijk overschot van [slachtoffer] geschouwd. Op grond van zijn bevindingen heeft hij verklaard niet overtuigd te zijn dat de dood tengevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden en is hij tot de conclusie gekomen dat [slachtoffer] waarschijnlijk als gevolg van inwendig letsel en/of hersenletsel is overleden. Van het stoffelijk overschot zijn foto’s gemaakt.
De forensisch kindergeneeskundige R.A.C. Bilo, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft geconcludeerd dat uitgesloten is dat de letsels die bij [slachtoffer] zijn aangetroffen, veroorzaakt zijn doordat het meisje is overreden door de vorkheftruck of onder de lepels zelf of onder de vorkheftruck terecht is gekomen. Haar letsels passen daar niet bij.
Door de arts-patholoog F.R.W. van de Goot is een deskundigenrapport uitgebracht. Daarbij heeft de deskundige het volledige dossier betrokken. Uitgaande van de waarnemingen van getuigen concludeert de deskundige dat [slachtoffer] na het voorval nog in leven was.
Dit gegeven in combinatie met de forse huidkneuzingen waarvan wordt ingeschat dat die het gevolg zijn van substantiële geweldinwerking, waarbij hij verwijst naar het rapport van Bilo, maakt het volgens Van de Goot aannemelijk dat de geweldinwerking causaal ten grondslag ligt aan het intreden van de dood.
De deskundige heeft vervolgens onderzocht of de letsels bij het slachtoffertje kunnen worden verklaard doordat zij is overreden of doordat zij onder een vallende strobaal terecht is gekomen of doordat zij onder het uitstekende deel van de onderste strobaal terecht is gekomen.
Van de Goot acht het zeer onwaarschijnlijk dat [slachtoffer] zou zijn overreden door de heftruck of onder een vallende strobaal zou zijn verpletterd. Dit laatste omdat het kind achter de heftruck is gevonden en niet verklaarbaar is hoe dit is gegaan als die strobaal door plotseling remmen in beweging is gekomen.
Volgens de deskundige is het echter biomechanisch wel goed voor te stellen dat het kind onder het uitstekende deel van de onderste strobaal terecht is gekomen en bij het voortbewegen van de heftruck onder de stromassa is gemangeld. Mangelen in een kleine ruimte kan zondermeer dermate inwendig letsel veroorzaken dat letale bloedingen optreden. Dit past ook beter bij de letsels van het slachtoffertje. Het relatief weinig uitwendige letsel past minder bij de zeer zware geweldinwerking die een vallende strobaal zou uitoefenen.
De bevindingen aan het lichaam bij [slachtoffer] zijn volgens de deskundige veel waarschijnlijker om aan te treffen als sprake is van mangelen onder een voortbewegende stromassa dan wanneer dit veroorzaakt zou moeten zijn door het verpletteren onder een vallende strobaal. De bevindingen sluiten overrijden door een beladen vorkheftruck feitelijk uit.
De deskundige concludeert voorts dat indien de mangeling bij leven is opgetreden en bij veronderstelde afwezigheid van andere, bijvoorbeeld ziekelijke oorzaken, er geen redelijke twijfel bestaat dat het beschreven mangelen causaal ten grondslag ligt aan het intreden van de dood.
De rechtbank is van oordeel dat deze conclusie van de arts-patholoog Van de Goot is gebaseerd op gegevens die bij het onderzoek ter terechtzitting zijn komen vast te staan op grond van verklaringen van verdachte en getuigen, waarnemingen van verbalisanten en bevindingen van deskundigen. Er liggen geen hypothesen aan ten grondslag waarvan ter zitting is gebleken dat die onjuist zouden zijn.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat er geen begin van aannemelijkheid is dat [slachtoffer] leed aan een ziekte die het intreden van de dood zou kunnen verklaren en de causale keten tussen de aanrijding en haar overlijden zou doorbreken. Noch uit de verklaring van [getuige 1], noch uit enig ander bewijsmiddel volgt dat zij zich onwel voelde of misselijk was.
In de korte periode van ongeveer vijf minuten dat zij naar het toilet was gegaan en buiten het zicht van [getuige 1] was, heeft zij ernstig letsel opgelopen. In die korte periode is zij ook in de doorgang in aanraking gekomen met de belading van de heftruck. Dat zij ten gevolge van een ziekte in die korte tijdspanne op de grond terecht zou zijn gekomen, kan als zeer onwaarschijnlijk worden uitgesloten.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de dood van [slachtoffer] in redelijkheid kan worden toegerekend aan de aanrijding met de belading van het door verdachte [verdachte] bestuurde voertuig.

Ad 3. Heeft verdachte [verdachte] grove schuld aan de dood van [slachtoffer]?

Ten aanzien van een manege kunnen, zonder volledig te willen zijn, diverse gevaarzettende omstandigheden worden benoemd. Zo komen op een manege kinderen in contact met grote sterke en soms onberekenbare dieren, is er veel autoverkeer in verband met het komen en gaan van bezoekers, vinden onderhoudswerkzaamheden plaats, moet vrijwel dagelijks mest worden verreden, worden periodiek voer en strobalen gebracht met grote vrachtwagens en worden strobalen op het manegeterrein verplaatst voor opslag. Deze werkzaamheden en voertuigbewegingen moeten veelal overdag plaatsvinden. Op verdachte [verdachte], eigenaresse van de manege, rust de zorgplicht al die gevaren zoveel mogelijk te controleren en in te dammen ten behoeve van de veiligheid van de veelal jonge kinderen die de manege bezoeken. Een bijzonderheid op 3 augustus 2009 was bovendien dat er die dag ongeveer 21 kinderen aanwezig waren in verband met de in hun vakantie gehouden instructieweek.
Het hof heeft in haar beschikking er acht op geslagen dat verdachte [verdachte] in haar bedrijf maatregelen had getroffen en regels had opgesteld, die zijzelf op het tijdstip van het noodlottige ongeval niet, dan wel onvoldoende zou hebben nageleefd.
Uit haar verklaring volgt dat zij eerder die dag tijdens het vervoeren van de strobalen drie oudere kinderen op de uitkijk had staan. Dat was niet het geval toen zij rond 12:00 uur de laatste twee strobalen verplaatste.
De rechtbank is van oordeel dat de zorgplicht voor de veiligheid van de kinderen niet meebrengt dat verdachte [verdachte] niet met de heftruck beladen met strobalen had mogen gaan rijden. De veelheid aan werkzaamheden op een manege brengen nu eenmaal met zich mee dat niet alle voertuigbewegingen voor of na openingstijden kunnen plaatshebben. Het gaat er in deze om of zij gelet op alle omstandigheden voldoende maatregelen heeft genomen om de risico’s die het verplaatsen van strobalen met een vorkheftruck met zich brengt tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Uit het onderzoek ter zitting komen de volgende door verdachte [verdachte] genomen maatregelen naar voren:
In de ochtend was zij rond 11:15 uur gestopt met het verplaatsen van strobalen toen haar bleek dat steeds meer kinderen aanwezig waren;
Zij heeft daarna bewust gewacht tot het tijdstip waarop de kinderen volgens het schema van de instructieweek in de buitenbak aan het rijden zouden zijn;
Zij heeft ook kinderen met pony’s en hun begeleidsters langs zien komen richting de buitenbak;
Zij heeft aan een kind gevraagd of zij de laatste was, welke vraag door dit kind met “ja” werd beantwoord;
Zij heeft andere jonge kinderen, die niet deelnamen aan de instructieweek, in de rijhal gezien;
Zij heeft in de oude ponystal gekeken en geluisterd en vastgesteld dat daar geen kinderen meer waren;
Zij reed vervolgens rustig en stapvoets met twee strobalen voorruit richting veldschuur;
Nadat verdachte [verdachte] zich er op deze wijze van had overtuigd dat er geen gevaar dreigde omdat zich geen jonge kinderen meer bevonden op of in de nabijheid van de door haar te rijden route is zij gaan rijden zonder oudere kinderen langs de route te posteren.
Gelet op al die genomen maatregelen, is de rechtbank, anders dan de officier van justitie en het hof in zijn beschikking, van oordeel dat verdachte [verdachte] geen aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6 van de Wegenverkeerswet kan worden verweten. Weliswaar heeft zijzelf verklaard zich schuldig te achten aan de dood van [slachtoffer], maar in het strafrecht gaat het om aanmerkelijke of grove schuld en daarvan is geen sprake nu zij gelet op alle omstandigheden ter plaatse voldoende maatregelen had genomen om een ongeluk te voorkomen.
De rechtbank acht het ontbreken van postende oudere kinderen niet verwijtbaar, omdat verdachte [verdachte] op grond van de door haar gedane waarnemingen van oordeel kon en mocht zijn dat er zich geen kinderen meer in de oude ponystal bevonden.
Het noodlot wil dat [slachtoffer] met [getuige 1] zich toch nog op de poetsplaats bevond
en naar het toilet moest. Het noodlot wil ook dat zij waarschijnlijk precies op het moment dat verdachte [verdachte] met de vorkheftruck door de doorgang reed en de toegang tot de toiletruimte kort genaderd was, de toiletruimte uit kwam lopen en dat [slachtoffer] daarbij onder de strobalen terecht is gekomen en dusdanig ernstig letsel heeft opgelopen dat zij is overleden.
Alles afwegende komt de rechtbank derhalve tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte grove schuld heeft aan de dood van [slachtoffer], zodat verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
Spreekt verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. S. van Lokven en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 7 november 2013.