3.Zo ja, heeft verdachte [verdachte] grove schuld aan de dood van [slachtoffer]?
Ad 1. Heeft er een aanrijding plaatsgevonden tussen de met strobalen beladen heftruck en het slachtoffertje [slachtoffer]?
Uit de verklaring van verdachte [verdachte] blijkt dat zij op het moment dat zij met de met twee strobalen beladen vorkheftruck vooruitrijdend door de doorgang tussen woonhuis en oude ponystal reed, zij iets voelde en dat, toen zij omkeek, zij achter de heftruck een kind zag liggen. Zij heeft ogenblikkelijk daarna hard geremd en de vorkheftruck tot stilstand gebracht.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] volgt dat het slachtoffertje nabij de toegang tot de toiletruimte bloedend op haar buik op de grond lag en dat de vorkheftruck voorbij die plaats stil stond. Eén strobaal lag voor de vorkheftruck op de grond en de andere strobaal lag nog op de lepels van de vorkheftruck.
Getuige [getuige 1] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer] enkele minuten voordat zij [verdachte] hoorde roepen naar het toilet was gegaan.
De schouwarts heeft bij [slachtoffer] uitwendige schaafwonden aan het rechter bovenbeen en de linker schouder vastgesteld en op grond van zijn bevindingen geconcludeerd dat er sprake was van inwendig letsel en/of hersenletsel. Hij heeft verklaard niet overtuigd te zijn dat de dood tengevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
De forensisch kindergeneeskundige R.A.C. Bilo, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft op 8 februari 2011 een rapport uitgebracht. Hij stelt dat hij gelet op de kwaliteit van de aangeleverde foto’s van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] slechts in algemene zin haar letsels kan beschrijven. Hij beschrijft dat de op de foto’s zichtbare hematomen en exoraties (krasverwondingen) zonder uitzondering letsels zijn die veroorzaakt worden door de inwerking van uitwendig stomp mechanisch geweld. De blauwe verkleuring van het linker bovenooglid kan veroorzaakt zijn door de inwerking van uitwendig stomp mechanisch geweld, maar is ook een symptoom dat past bij een schedelbasisfractuur. De blauwe plekken op het voorhoofd en de mogelijke blauwe plek op de wang kunnen zijn opgetreden als gevolg van een langer volgehouden druk ter plaatse of een snel verlopend kortdurend contacttrauma ter plaatse.
De exoraties zijn het gevolg van inwerking van stomp mechanisch verschuivend geweld.
Door het schuivende contact raakt de huid beschadigd. De afwijkingen op de buik in de op de foto geel omrande gebieden betreffen exoraties, maar hebben ook kenmerken van een crushing trauma. Bij een dergelijke combinatie van afwijkingen is sprake van een schuivende kracht in samenhang met fors samendrukkend geweld en dit kan volgens de deskundige worden aangetroffen bij personen die tijdens een verkeersongeval worden overreden.
Gelet op deze verklaringen en bevindingen is de rechtbank van oordeel dat er met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat zich aan het einde van de doorgang tussen de oude ponystal en de woning een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door verdachte [verdachte] bestuurde heftruck en de zich in die doorgang in de nabijheid van de toegang tot de toiletruimte bevindende [slachtoffer].
Ad 2. Is [slachtoffer] ten gevolge van daarbij opgelopen letsels komen te overlijden?
De schouwarts Van Kruchten heeft op 3 augustus 2009 het stoffelijk overschot van [slachtoffer] geschouwd. Op grond van zijn bevindingen heeft hij verklaard niet overtuigd te zijn dat de dood tengevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden en is hij tot de conclusie gekomen dat [slachtoffer] waarschijnlijk als gevolg van inwendig letsel en/of hersenletsel is overleden. Van het stoffelijk overschot zijn foto’s gemaakt.
De forensisch kindergeneeskundige R.A.C. Bilo, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft geconcludeerd dat uitgesloten is dat de letsels die bij [slachtoffer] zijn aangetroffen, veroorzaakt zijn doordat het meisje is overreden door de vorkheftruck of onder de lepels zelf of onder de vorkheftruck terecht is gekomen. Haar letsels passen daar niet bij.
Door de arts-patholoog F.R.W. van de Goot is een deskundigenrapport uitgebracht. Daarbij heeft de deskundige het volledige dossier betrokken. Uitgaande van de waarnemingen van getuigen concludeert de deskundige dat [slachtoffer] na het voorval nog in leven was.
Dit gegeven in combinatie met de forse huidkneuzingen waarvan wordt ingeschat dat die het gevolg zijn van substantiële geweldinwerking, waarbij hij verwijst naar het rapport van Bilo, maakt het volgens Van de Goot aannemelijk dat de geweldinwerking causaal ten grondslag ligt aan het intreden van de dood.
De deskundige heeft vervolgens onderzocht of de letsels bij het slachtoffertje kunnen worden verklaard doordat zij is overreden of doordat zij onder een vallende strobaal terecht is gekomen of doordat zij onder het uitstekende deel van de onderste strobaal terecht is gekomen.
Van de Goot acht het zeer onwaarschijnlijk dat [slachtoffer] zou zijn overreden door de heftruck of onder een vallende strobaal zou zijn verpletterd. Dit laatste omdat het kind achter de heftruck is gevonden en niet verklaarbaar is hoe dit is gegaan als die strobaal door plotseling remmen in beweging is gekomen.
Volgens de deskundige is het echter biomechanisch wel goed voor te stellen dat het kind onder het uitstekende deel van de onderste strobaal terecht is gekomen en bij het voortbewegen van de heftruck onder de stromassa is gemangeld. Mangelen in een kleine ruimte kan zondermeer dermate inwendig letsel veroorzaken dat letale bloedingen optreden. Dit past ook beter bij de letsels van het slachtoffertje. Het relatief weinig uitwendige letsel past minder bij de zeer zware geweldinwerking die een vallende strobaal zou uitoefenen.
De bevindingen aan het lichaam bij [slachtoffer] zijn volgens de deskundige veel waarschijnlijker om aan te treffen als sprake is van mangelen onder een voortbewegende stromassa dan wanneer dit veroorzaakt zou moeten zijn door het verpletteren onder een vallende strobaal. De bevindingen sluiten overrijden door een beladen vorkheftruck feitelijk uit.
De deskundige concludeert voorts dat indien de mangeling bij leven is opgetreden en bij veronderstelde afwezigheid van andere, bijvoorbeeld ziekelijke oorzaken, er geen redelijke twijfel bestaat dat het beschreven mangelen causaal ten grondslag ligt aan het intreden van de dood.
De rechtbank is van oordeel dat deze conclusie van de arts-patholoog Van de Goot is gebaseerd op gegevens die bij het onderzoek ter terechtzitting zijn komen vast te staan op grond van verklaringen van verdachte en getuigen, waarnemingen van verbalisanten en bevindingen van deskundigen. Er liggen geen hypothesen aan ten grondslag waarvan ter zitting is gebleken dat die onjuist zouden zijn.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat er geen begin van aannemelijkheid is dat [slachtoffer] leed aan een ziekte die het intreden van de dood zou kunnen verklaren en de causale keten tussen de aanrijding en haar overlijden zou doorbreken. Noch uit de verklaring van [getuige 1], noch uit enig ander bewijsmiddel volgt dat zij zich onwel voelde of misselijk was.
In de korte periode van ongeveer vijf minuten dat zij naar het toilet was gegaan en buiten het zicht van [getuige 1] was, heeft zij ernstig letsel opgelopen. In die korte periode is zij ook in de doorgang in aanraking gekomen met de belading van de heftruck. Dat zij ten gevolge van een ziekte in die korte tijdspanne op de grond terecht zou zijn gekomen, kan als zeer onwaarschijnlijk worden uitgesloten.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de dood van [slachtoffer] in redelijkheid kan worden toegerekend aan de aanrijding met de belading van het door verdachte [verdachte] bestuurde voertuig.