Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 maart 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2013.
2.De feiten
Terugkomend op de materiële kant van de zaak staat cliënt op het standpunt dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 2 oktober 1997, no. [1], een langer uitblijven van de milieuvergunning niet rechtvaardigt. Daarnaast is hij ervan overtuigd dat ten onrechte ammoniakrechten zijn gesaldeerd. Hij zal dit onderdeel van de besluitvorming aan de rechter voorleggen. Afhankelijk van het oordeel van de rechter zal van de gemeente vergoeding van de schade worden gevorderd.
Op 2 oktober 1997 is door de Raad van State beslist dat gemeenten geen saldering kunnen eisen, indien de veestapel wordt uitgebreid terwijl de ammoniakdepositie niet toeneemt. De Raad van State heeft in deze zaak geoordeeld dat nu de waarde van de ammoniakdepositie van het aantal dieren dat is aangevraagd lager is dan de waarde van de depositie die op grond van de onderliggende vergunning ten hoogste is toegestaan, een vergunning niet kan worden geweigerd. Indien wordt voldaan aan het gestelde in artikel 5, biedt de Interimwet geen mogelijkheid de eis te stellen dat de toegestane toename van het veebestand (waarbij door de emissiebeperkende maatregelen de ammoniakdepositie niet toeneemt) wordt gecompenseerd door afname van het veebestand in een andere veehouderij.
3.Het geschil
4.De beoordeling
2.842,00(2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 1.421,00)