ECLI:NL:RBOBR:2013:6227

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
C/01/259575
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslastverdeling bij schending zorgplicht assurantietussenpersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser, een woningbezitter, en gedaagde, SDK Beheer B.V., een assurantietussenpersoon. De eiser vorderde schadevergoeding van SDK Beheer wegens het tekortschieten in de zorgplicht bij het afsluiten van een verzekering voor zijn verhuurde woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat SDK Beheer op de hoogte was van de verhuursituatie van de woning aan een uitzendbureau voor seizoenarbeiders, maar desondanks een verzekering heeft afgesloten met een clausule die deze dekking uitsloot. De rechtbank oordeelde dat SDK Beheer niet aan haar zorgplicht heeft voldaan, omdat zij de eiser niet tijdig heeft geïnformeerd over de gevolgen van de verhuursituatie voor de dekking van de verzekering. SDK Beheer voerde aan dat de eiser te laat had geklaagd over de tekortkoming, maar de rechtbank verwierp dit verweer, omdat er geen concrete schade was aangetoond die het gevolg was van de late klacht. De rechtbank heeft SDK Beheer opgedragen bewijs te leveren dat de eiser had aangegeven dat er geen sprake was van verhuur aan een uitzendbureau, wat een bevrijdend verweer zou zijn. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/259575 / HA ZA 13-138
Vonnis van 9 oktober 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. Y. Cenik te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SDK BEHEER B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. D.J.M. Volkholz-Plaum te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en SDK Beheer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 mei 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2013
  • de akte wijziging van eis van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser] is sinds 2001 eigenaar van een tussenwoning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats]. [eiser] heeft deze woning eerst twee jaar zelf bewoond. Sindsdien verhuurt [eiser] de woning aan onder meer uitzendbureaus ten behoeve van tijdelijke woonruimte voor seizoenarbeiders. Tot 1 mei 2011 was deze woning verzekerd door middel van een door [eiser] afgesloten opstalverzekering bij Klaverblad Verzekeringen (hierna te noemen: Klaverblad).
2.2
Per 15 februari 2011 heeft [eiser] de woning verhuurd aan Mupol Nederland B.V., een uitzendbureau. Volgens artikel 5 van de huurovereenkomst (productie 3 bij dagvaarding) zal de huurder de woning gebruiken voor
“de huisvesting van maximaal 5 à 6 medewerkers van huurder”. Dit betroffen Poolse uitzendkrachten en/of seizoenarbeiders.
2.3
SDK Beheer is een assurantietussenpersoon. Enig aandeelhouder van deze vennootschap is SDK Holding B.V. Laatstgenoemde vennootschap is tevens aandeelhouder van SDK Groep B.V. Vanaf 1 oktober 2008 heeft [eiser] via SDK Beheer tevens een verzekering afgesloten bij verzekeraar De Noordhollandsche van 1816 (hierna: De Noordhollandsche). Op deze zogeheten Combipolis particulieren was ten behoeve van [eiser] onder meer verzekerd: twee andere woningen van [eiser] aan de [adres 2] te [woonplaats] (vanaf 1 oktober 2008) en [adres 3] te [woonplaats] (vanaf 1 juni 2010) en twee personenauto’s (vanaf 5 september 2009 respectievelijk 1 juni 2010).
2.4
Aangezien de termijn waarvoor de opstalverzekering ten behoeve van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] bij Klavervblad was afgesloten per 1 mei 2011 zou aflopen, heeft [eiser] in april 2011 contact opgenomen met SDK Beheer om deze woning eveneens te verzekeren bij De Noordhollandsche. In de periode 28 april 2011 tot en met 27 mei 2011 heeft hierover regelmatig telefonisch contact plaatsgevonden tussen [eiser] en SDK Beheer.
2.5
Bij e-mail van 31 mei 2011 heeft SDK Beheer het volgende bericht aan [eiser]:
“Hierbij laten wij u uw digitale polisbescheiden betreffende uw Combipolis toekomen naar aanleiding van uw aanvraag/wijziging. Ondanks de zorg die wij hebben besteed aan uw polis verzoeken wij u deze toch zorgvuldig te controleren. (…)”
Als bijlage bij deze e-mail bevond zich het “Polisblad Combipolis Particulieren” zoals SDK Beheer die per 1 mei 2011 ten behoeve van [eiser] had afgesloten bij De Noordhollandsche. Uit het bijbehorende Clausuleblad blijkt dat vanaf die datum op deze verzekering onder meer van toepassing is:
“00125 Woonhuis verhuurd
Het is de Maatschappij bekend dat het onder deze polis verzekerde woonhuis is verhuurd voor particuliere bewoning. Uitdrukkelijk is overeengekomen dat geen rechten aan de polis kunnen worden ontleend indien sprake is van kamerverhuur, huisvesting van seizoenarbeiders of verhuur aan organisaties of personen die het woonhuis onderverhuren.”
2.6
Op 30 juni 2011 is er brand ontstaan in de woning aan de [adres 4] te [woonplaats] (gelegen naast [adres 1] van [eiser]). Deze brand is overgeslagen naar de woning van [eiser]. In het voorlopig expertiserapport van 6 juli 2011 van Kakeswaal BV (die in opdracht van De Noordhollandsche de oorzaak van de brand en de omvang van de schade heeft onderzocht) wordt de schade aan de woning van [eiser] geraamd op € 50.000,-.
2.7
Bij brief van 18 juli 2011 heeft De Noordhollandsche met een beroep op de uitsluiting van Clausule 00125 aan [eiser] bericht dat zij geen dekking verleend voor de ontstane schade aan de woning. In deze brief staat onder meer:
“(…) Aangezien u bij onze maatschappij ook al een andere opstal verzekerd had werd door ons aan uw tussenpersoon SDK Verzekeringen gevraagd door wie welke opstal bewoond wordt.
De opstal aan de [adres 1] te [woonplaats] werd, conform opgave van SDK Verzekeringen, bewoond door een “gewoon gezin”; u zou dit rechtstreeks aan dit gezin verhuurd hebben.
Uitdrukkelijk werd uw tussenpersoon door ons op 15 juni 2011 medegedeeld dat elk recht op polisdekking ontbreekt indien er sprake is/blijkt te zijn van kamerverhuur, huisvesting van seizoensarbeiders en/of verhuur via een (uitzend-)organisatie of personen die de opstal onderverhuren. Louter onder die voorwaarde kon de aangevraagde verzekering door ons worden geaccepteerd.
Bovenstaande werd u ook bevestigd middels clausule 00125 - Woonhuis verhuurd – op uw polis (…)
Een dergelijke huur/verhuur constructie past namelijk niet binnen ons acceptatiebeleid, en kan zodoende nimmer bij ons verzekerd worden.
(…)
Uit het voorlopig rapport van Kakes Waal bv maken wij op dat u de opstal – in ieder geval per 19 februari 2011 – heeft verhuurd aan Mupol Nederland bv, zijnde een uitzendorganisatie. Op haar beurt huisvest Mupol Nederland bv onder andere Poolse seizoensarbeiders en/of Poolse uitzendkrachten in de woning. (…)
Wij zullen de door u geleden schade dan ook niet vergoeden.”
2.8
Bij brief van 20 februari 2012 heeft de advocaat van [eiser] SDK Beheer aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden schade (ten gevolge van de weigering van dekking door De Noordhollandsche) wegens het tekortschieten van SDK Beheer in haar zorgplicht als assurantietussenpersoon.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis – samengevat – veroordeling van SDK Beheer tot betaling van € 50.000,-, dan wel € 27.918,51, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2012 en de buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van SDK Beheer in de proceskosten.
3.2
[eiser] stelt dat SDK Beheer bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst ten behoeve van zijn woning aan de [adres 1] te [woonplaats] per 1 mei 2011, jegens hem niet de zorg van een redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon in acht heeft genomen. [eiser] heeft in dit kader het volgende gesteld:
- Voorafgaand aan het afsluiten van deze verzekering was SDK Beheer ervan op de hoogte dat [eiser] deze woning verhuurde aan een uitzendbureau. Reeds in 2008 heeft [eiser] de destijds door hem gesloten huurovereenkomst met uitzendbureau ITHW B.V. ter beoordeling voorgelegd aan [de heer A.], werkzaam bij SDK Beheer.
- Daarnaast geldt dat voorafgaand aan het afsluiten van de verzekering in het voorjaar van 2011 De Noordhollandsche SDK Beheer heeft verzocht om informatie te verstrekken met betrekking tot de door [eiser] verhuurde woningen. Uit de overgelegde telefoonnotities blijkt wel dat dit ook is besproken tussen SDK Beheer en [eiser]. [eiser] heeft SDK Beheer aangegeven dat hij de woning had verhuurd aan een uitzendbureau voor het tijdelijk vestigen van Poolse medewerkers. SDK Beheer diende als deskundig tussenpersoon te weten dat de status van de huurders van de woning van groot belang was voor de dekking onder de polis. SDK Beheer had aanleiding moeten zien om hier een eigen onderzoek naar te doen, dan wel [eiser] te waarschuwen dat verhuur aan een uitzendbureau geen dekking zou bieden. Vanwege het nalaten hiervan dient een eventuele miscommunicatie tussen [eiser] en SDK Beheer over de wijze van verhuur van de woning voor rekening van SDK Beheer te komen, aldus [eiser].
3.3
SDK Beheer voert verweer. SDK beheer heeft gemotiveerd betwist dat zij is tekortgeschoten in haar zorgplicht als assurantietussenpersoon. SDK Beheer heeft ten verweer het volgende aangevoerd:
- Volgens SDK Beheer kan [eiser] geen beroep meer doen op de gestelde tekortkoming omdat hij niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd (art. 6:89 BW). [eiser] was kort na de brand en het daarop volgende afwijzende standpunt van De Noordhollandsche op de hoogte van de gestelde tekortkoming, maar heeft eerst bij brief van 20 februari 2012 bij SDK Beheer geklaagd. SDK Beheer heeft door deze late klacht daadwerkelijk nadeel ondervonden nu onder meer gebleken is dat haar medewerkers de precieze inhoud van de telefoongesprekken met [eiser] niet meer exact kunnen herinneren.
- Van een tekortkoming van SDK Beheer is geen sprake. [eiser] heeft in 2008 – ruim drie jaar vóór het afsluiten van de onderhavige verzekering – de huurovereenkomst tussen hem en ITHW B.V. aan [de heer A.] ter hand gesteld. Anders dan [eiser] stelt is [de heer A.] niet in dienst bij SDK Beheer (de assurantietussenpersoon), maar bij haar zustervennootschap SDK Groep B.V (het accountantskantoor). Laatstgenoemde vennootschap verzorgt sinds omstreeks 2004 de boekhouding voor [eiser]. Eventuele wetenschap van SDK Groep kan niet aan SDK Beheer worden toegerekend. Bovendien wist [de heer A.] destijds niet dat het ging om verhuur aan een uitzendbureau. Verder blijkt uit de overgelegde telefoonnotities weliswaar dat [eiser] op 13 mei 2011 aan SDK Beheer heeft laten weten dat hij afwisselend verhuurde aan familie en aan buitenlandse werknemers van een uitzendbureau en dat De Noordhollandsche heeft laten weten dat zij verhuur aan een uitzendbureau niet wenste te verzekeren. Echter, volgens SDK Beheer heeft zij op 27 mei 2011 opnieuw telefonisch contact opgenomen waarbij [eiser] heeft aangegeven dat van een dergelijke verhuursituatie geen sprake was omdat hij verhuurt aan mensen die hij kent. Bovendien heeft SDK Beheer [eiser] erop gewezen om de polis te controleren. Uit de stellingen van [eiser] blijkt dat hij dit ook heeft gedaan, maar hierover geen opmerkingen heeft gemaakt, aldus SDK Beheer.

4.De beoordeling

4.1
Ten aanzien van het beroep van SDK Beheer op de klachtplicht overweegt de rechtbank als volgt. Bij de beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd in de zin van art. 6:89 BW dient acht te worden geslagen op alle omstandigheden van het geval. Hierbij is ook van belang of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de schuldeiser ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren zoals in art. 6:89 BW vermeld – te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming – en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan (vgl. HR 8 februari 2013, LJN BY4600).
4.2
Vaststaat dat De Noordhollandsche bij (de hiervoor onder 2.7 geciteerde) brief van 18 juli 2011 aan [eiser] heeft meegedeeld dat dekking werd geweigerd met een beroep op Clausule 00125 (Woonhuis verhuurd) en dat zij via SDK Beheer had vernomen dat de woning werd verhuurd aan een
“gewoon gezin”. Verder staat vast dat SDK Beheer op 4 augustus 2011 nog een bezoek aan [eiser] heeft gebracht om de verzekeringszaken door te spreken naar aanleiding van de brand van 30 juni 2011 (productie 10 bij dagvaarding). Na dit gesprek met SDK Beheer dient [eiser] – nu niet gebleken is dat hij over enige juridisch kennis beschikt – enige tijd te worden gegund voor beraad en het inwinnen van juridisch advies over zijn mogelijkheden om De Noordhollandsche, dan wel SDK Beheer aan te spreken. [eiser] heeft door pas bij brief van 20 februari 2012 zich voor het eerst bij SDK Beheer te beklagen over de gestelde tekortkoming weliswaar ruim de tijd hiervoor genomen, maar hier staat tegenover dat niet gebleken is dat SDK Beheer daadwerkelijk in een concreet belang is geschaad. SDK Beheer stelt weliswaar dat haar medewerkers
“de precieze inhoud”van de telefoongesprekken zich
“niet meer exact herinneren”en moeten afgaan op de gemaakte telefoonnotities. Echter, niet zonder meer kan worden aangenomen dat in geval [eiser] (na het gesprek van 4 augustus 2011 en het inwinnen van juridisch advies) zich reeds vanaf september 2011 bij SDK Beheer had beklaagd, de medewerkers van SDK de telefoongesprekken met [eiser] van vier maanden daarvoor wel (exact) hadden herinnerd. In feite stelt SDK Beheer ten aanzien van de benadeling aan haar zijde niet meer dan een mogelijkheid en geen concrete en daadwerkelijk gebleken benadeling. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden het tijdsverloop tot aan de klacht van 20 februari 2012 geen algeheel verval van recht van [eiser] op grond van art. 6:89 BW rechtvaardigt. Nu SDK Beheer geen andere feiten en omstandigheden aan haar beroep op art. 6:89 BW ten grondslag heeft gelegd, zal dit verweer worden verworpen.
4.3
Ten aanzien van de vraag of SDK Beheer als assurantietussenpersoon jegens [eiser] is tekortgeschoten, overweegt de rechtbank als volgt. Een assurantietussenpersoon dient tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Tot zijn taak – het waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen – behoort in beginsel ook dat de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Beschikt de tussenpersoon met betrekking tot een hem bekende relevante omstandigheid niet over voldoende gegevens of mag hij niet ervan uitgaan dat de gegevens waarover hij beschikt nog volledig en juist zijn, dan dient hij daarnaar bij zijn cliënt te informeren (vgl. HR 10 januari 2003, NJ 2003, 375).
4.4
De rechtbank verwerpt het betoog van [eiser] dat SDK Beheer reeds in haar zorgplicht is tekortgeschoten omdat [eiser] in 2008 zijn boekhouder [de heer A.] om advies heeft gevraagd over de huurovereenkomst tussen hem en ITHW B.V. en SDK Beheer dus op de hoogte was van de verhuur aan een uitzendbureau. In de eerste plaats geldt dat [eiser] in 2008 in een geheel ander kader – namelijk juridisch advies over een huurovereenkomst – aan [de heer A.] heeft meegedeeld dat hij aan een uitzendbureau verhuurde. Deze gestelde omstandigheid is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat SDK Beheer bij het oversluiten van de polis drie jaar later (in 2011) hiermee nog bekend behoorde te zijn. Dit geldt te meer nu het gegeven dat [eiser] aan een uitzendbureau verhuurde eerst relevant werd ten aanzien van de in mei 2011 afgesloten polis en de daarbij horende Clausule 00125 (Woonhuis verhuurd).
Afgezien van het voorgaande geldt dat SDK Beheer heeft gesteld dat [de heer A.] niet bij haar in dienst is, maar als assistent-accountant bij haar zustervennootschap SDK Groep (die sinds 2004 voor [eiser] de boekhouding doet). SDK Beheer heeft als productie G7 een arbeidsovereenkomst overgelegd tussen [de heer A.] en SDK Advies ’s-Hertogenbosch B.V. (één van de handelsnamen van SDK Groep). In het licht van het voorgaande heeft [eiser] zijn stelling dat [de heer A.] in dienst is van SDK Beheer (dagvaarding, onder 1.3 en 2.3) onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De wetenschap van [de heer A.] kan dan ook niet zonder meer aan SDK Beheer worden toegerekend. De enkele omstandigheid dat [eiser] zich niet bewust was dat zijn boekhouding en verzekeringen door twee verschillende rechtspersonen werden behandeld, is daartoe onvoldoende.
4.5
Vervolgens is de vraag of SDK Beheer in het voorjaar van 2011 (bij de overgang van de verzekering van de woning per 1 mei 2011 van Klaverblad naar De Noordhollandsche) heeft voldaan aan hetgeen van haar als redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon mocht worden verwacht. Op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv. rust op [eiser] de stelplicht en bewijslast van de feitelijke grondslag van de door hem gestelde tekortkoming van SDK Beheer. De feiten en omstandigheden die SDK Beheer ten verweer heeft aangevoerd betogende dat zij wel degelijk aan haar zorgplicht tegenover [eiser] heeft voldaan, brengt niet mee dat SDK Beheer de feiten moet bewijzen die zij aan dit verweer ten grondslag heeft gelegd (vgl. HR 15 december 2006, LJN AZ1083, NJ 2007, 203, rov. 3.3). SDK Beheer heeft enkel stelplicht en bewijslast voor zover zij zich beroept op een of meer zelfstandige feiten met rechtsgevolgen (een zelfstandig of bevrijdend verweer). Het gaat dan om feiten met rechtsgevolgen die de toewijzing van de vordering blokkeren doordat de rechtsgrond waarop [eiser] zijn vordering baseert en op zichzelf kan baseren, in dit geval niet (meer) aanwezig is.
4.5.1
Partijen zijn het erover eens dat in het kader van deze door [eiser] gewenste overgang diverse telefoongesprekken hebben plaatsgevonden tussen [eiser] en de medewerkers van SDK Beheer in de periode van 28 april tot en met 27 mei 2011. [eiser] stelt – onder verwijzing naar de telefoonnotitie van SDK Beheer van 13 mei 2011 (productie 5 bij dagvaarding) – dat hij aan SDK Beheer heeft aangegeven dat hij de woning had verhuurd aan een uitzendbureau voor het tijdelijk vestigen van Poolse medewerkers. SDK Beheer betwist op zichzelf niet dat op 13 mei 2011 een telefoongesprek van die strekking tussen haar medewerkster [mevrouw B.] en [eiser] heeft plaatsgevonden. In bedoelde telefoonnotitie van SDK Beheer staat:
“[13-05-201115:11 [mevrouw B.]]
Gebeld met [eiser] en Nh. De huurders zijn afwisselend familie en werknemers van een uitzendburo. Het uitzendburo heeft buitenlandse werknemers. [eiser] verhuurd soms zelf en soms via een verhuurbedrijf JS Vastgoed. Nh heeft aangegeven dit niet in de boeken te willen hebben. Graag even overleg met mij.”
4.5.2
SDK Beheer stelt echter dat twee weken later (op 27 mei 2011) opnieuw een telefoongesprek tussen haar medewerker [de heer C.] en [eiser] heeft plaatsgevonden waarbij [eiser] heeft aangegeven dat geen sprake was van verhuur zoals door de Noordhollandsche in de polis was uitgesloten. In de door SDK Beheer overgelegde notitie van dit telefoongesprek staat het volgende:
“Verhuurde woning op welke manier verhuurd
[27-05-201111.15 [de heer C.]]
Klant gesproken en navraag gedaan hoe de woningen verhuurd zijn en of hij de huurders zelf kent en heeft gevonden. Hij geeft aan dat hij de woningen heeft verhuurd aan mensen die hij kent en deze wonen al enige tijd in de woningen. Hetgeen aangegeven wordt door Nh is niet van toepassing en dit doorgegeven aan Nh. Ze gaan de polis nu opmaken.”
4.5.3
[eiser] betwist dat hij in enig telefoongesprek aan SDK Beheer heeft aangegeven dat geen sprake van een wijze van verhuur zoals bedoeld in het polisblad (dagvaarding, onder 4.3). Tijdens de comparitie heeft [eiser] verklaard dat hij in de telefonische contacten met SDK Beheer heeft aangegeven dat hij de woning verhuurde aan een uitzendbureau. Verder heeft [eiser] verklaard dat hij op de vraag van SDK Beheer of hij de personen kende die in de woning verbleven, heeft geantwoord dat hij ze van gezicht kende omdat hij wel eens langs ging voor de uitvoering van een reparatie in de woning.
4.5.4
Uit het voorgaande blijkt dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] – zoals hij ook aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd – in het telefoongesprek van 13 mei 2011 aan SDK Beheer heeft laten weten dat hij de woning had verhuurd aan een uitzendbureau voor het tijdelijk vestigen van Poolse medewerkers. Verder staat vast dat SDK Beheer de woning ten behoeve van [eiser] heeft verzekerd bij De Noordhollandsche met voornoemde Clausule 00125 (Woonhuis verhuurd). Aldus staat in beginsel vast dat SDK Beheer niet aan de onder 4.3 omschreven zorgplicht als assurantietussenpersoon heeft voldaan: SDK Beheer heeft ten behoeve van [eiser] een verzekering afgesloten met daarin Clausule 00125 (Woonhuis verhuurd) waardoor de huisvesting van seizoenarbeiders van dekking is uitgesloten, terwijl SDK Beheer vanaf 13 mei 2011 ervan op de hoogte was dat [eiser] de woning had verhuurd aan een uitzendbureau voor het tijdelijk vestigen van Poolse medewerkers.
SDK Beheer stelt echter – hetgeen door [eiser] gemotiveerd is betwist – dat [eiser] in een telefoongesprek van 27 mei 2013 – in tegenstelling tot voornoemd telefoongesprek van 13 mei 2011 – heeft aangegeven dat geen sprake was van verhuur zoals door de Noordhollandsche in de polis is uitgesloten omdat hij de woning verhuurt aan mensen die hij kent.
De rechtbank is van oordeel dat deze stellingen van SDK beheer als een bevrijdend verweer tegen de door [eiser] gestelde tekortkoming van SDK Beheer dienen te worden aangemerkt. Essentieel voor een bevrijdend verweer (ook wel aangeduid als "ja, maar"-verweer) is immers dat in dit geval SDK Beheer de door [eiser] aan zijn vordering ten grondslag gelegde feitelijke stelling erkent (in dit geval: het telefoongesprek van 13 mei 2011), maar daartegenover ten verweer een bevrijdend feit stelt (het telefoongesprek van 27 mei 2011). Ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv rust de bewijslast van dit bevrijdende feit op SDK Beheer nu zij zich daarop beroept en [eiser] dit betwist (vgl. de conclusie van de advocaat-generaal, onder 17-20 bij HR 27 november 2009, LJN BJ8305).
4.6
De door SDK Beheer eenzijdig opgestelde telefoonnotitie van 27 mei 2011 acht de rechtbank onvoldoende voor het bewijs van hetgeen SDK Beheer heeft gesteld ten aanzien van het telefoongesprek van 27 mei 2011. SDK Beheer zal dan ook bewijs worden opgedragen dat [eiser] haar heeft laten weten dat geen sprake was van verhuur zoals door de Noordhollandsche in de polis was uitgesloten omdat hij de woning verhuurde aan personen die hij kende.
4.7
Anders dan SDK Beheer betoogt staat aan de door [eiser] gestelde tekortkoming van SDK Beheer niet in de weg dat [eiser] na ontvangst van de polis (met daarin Clausule 00125) – zoals [eiser] stelt, maar SDK Beheer betwist – op 8 juni 2011 daarover telefonisch contact heeft opgenomen met SDK Beheer. SDK Beheer stelt dat hieruit in ieder geval blijkt dat [eiser] kennis heeft genomen van de polis, maar ondanks de bij hem bestaande twijfels daarop geen actie heeft ondernomen. Zoals hiervoor overwogen dient de assurantietussenpersoon te
waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen en naar aanleiding van hem bekende feiten en omstandigheden tijdig actie te ondernemen naar de verzekeringnemer en/of de verzekeraar. SDK Beheer kan zich niet aan haar zorgplicht en haar eventueel daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid onttrekken met het betoog dat – omgekeerd – [eiser] haar opmerkzaam diende te maken op het mogelijk ontbreken van dekking vanwege de aanwezigheid van Clausule 00125 in de polis. In dit licht behoeft de vraag of [eiser] op 8 juni 2011 telefonisch contact heeft gehad met SDK Beheer over de polis geen nadere beoordeling meer.
4.8
Eerst na bewijslevering dient nader beoordeeld te worden of aansprakelijkheid bestaat van SDK Beheer jegens [eiser]. Indien dat het geval zal blijken te zijn overweegt de rechtbank ten aanzien van de omvang van de schade reeds als volgt.
4.9
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn primaire vordering tot betaling van schadevergoeding van € 50.000,- verwezen naar het rapport van 6 juli 2011 KakesWaal B.V. (productie 8 bij dagvaarding). Uit dit rapport blijkt dat de woning van [eiser] ernstige schade heeft opgelopen: het dak en de dakbalken dienen deels te worden vervangen en ten gevolge van binnengedrongen bluswater zijn de plafonds en wanden beschadigd en dienen de c.v.-installatie en het keukenblok te worden vervangen. Echter, uit dit rapport blijkt niet op welke wijze KakesWaal is gekomen tot een begroting van de schade van € 50.000,-. Iedere specificatie of onderbouwing van dit bedrag ontbreekt. Aldus heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat de schade aan zijn woning ten gevolge van de brand van 30 juni 2011 kan worden begroot op dit bedrag.
4.1
Bij akte wijziging eis heeft [eiser] subsidiair gevorderd om de herstelkosten te begroten op € 27.918,51. [eiser] stelt dat hij dit bedrag inmiddels heeft besteed aan het herstel van de woning. Ter onderbouwing hiervan heeft [eiser] diverse facturen overgelegd (producties 23a tot en met 23h), waaronder een factuur van [de heer D.] van € 22.475,00 ter zake van materialen en arbeid.
4.11
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] – gelet op de overgelegde facturen en ook in het licht van de door KakesWaal omschreven schade – deze vordering voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank gaat voorbij aan het ter comparitie namens SDK beheer gevoerde betoog dat bij het keukenblok en de c.v. installatie geen rekening is gehouden met aftrek nieuw voor oud. Niet gebleken is dat [eiser] door het herstel in een duidelijk voordeliger positie is komen te verkeren. Ingeval aansprakelijkheid van SDK Beheer komt vast te staan, zal ter zake van de herstelkosten van de woning een bedrag van € 27.918,51 worden toegewezen. Voor zover de schade volgens [eiser] nog niet volledig is hersteld – zwarte dakpannen en een
“aantal zaken”dienen nog te worden afgewerkt (zie de verklaring van [eiser] tijdens de comparitie) – gaat de rechtbank hieraan voorbij nu [eiser] deze resterende herstelkosten op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
4.12
Nu de schadevergoeding concreet (en niet abstract) is berekend en uit de overgelegde facturen blijkt dat ter zake van de door [de heer D.] uitgevoerde werkzaamheden de laatste termijn eerst eind maart 2013 opeisbaar is geworden, zal de gevorderde wettelijke rente over voornoemd bedrag worden toegewezen vanaf 1 april 2013.
4.13
Voorafgaand aan de comparitie heeft [eiser] als productie 24 overgelegd een huurovereenkomst ter zake van de woning tussen hem en [de heer E.] ingaande 1 februari 2013. Tijdens de comparitie is door en namens [eiser] verklaard dat de woning tot die datum vanwege het ontbreken van geld en het uitblijven van herstel niet kon worden verhuurd. Volgens [eiser] heeft hij de in de periode juli 2011 tot en met januari 2013 (19 maanden) de huuropbrengst van de woning van € 1.250,- per maand gederfd (totaal € 23.750,-).
SDK beheer heeft bij de comparitie bezwaar gemaakt tegen dit eerst tijdens de comparitie naar voren gebrachte standpunt en verzocht om zich hierover nader te mogen uitlaten.
4.14
Uit art. 2.9 Landelijk procesreglement volgt dat een partij die bij de comparitie nog een proceshandeling (zoals een wijziging van de eis of de gronden daarvan) of een productie in het geding wenst te brengen, de rechtbank en de wederpartij daarvan twee weken voor de zitting op de hoogte stelt. Voornoemde productie 24 is eerst daags voor de zitting door de rechtbank ontvangen en hierop is eerst tijdens de comparitie namens [eiser] een toelichting gegeven, zodat deze gang van zaken in zoverre in strijd is met een goede procesorde. Ook dient de gewijzigde grondslag van de eis (de gederfde huuropbrengsten) op de voet van artikel 130 lid 1 Rv bij akte te worden verricht.
Aangezien de procedure zal worden voortgezet met bewijslevering door SDK Beheer, zal de rechtbank niettemin recht doen op de aldus gewijzigde grondslag van de gewijzigde eis. De rechtbank zal de ondertekende verklaring van de advocaat van [eiser] in het proces-verbaal van de comparitie beschouwen als akte wijziging grondslag van de eis. SDK Beheer zal gelegenheid krijgen om te reageren op de gewijzigde grondslag van de eis en productie 24. SDK Beheer zal hiervoor na de bewijslevering gelegenheid krijgen gelijktijdig met de eventueel door haar te nemen conclusie na enquête.
4.15
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt SDK Beheer op te bewijzen dat [eiser] aan SDK Beheer heeft laten weten dat geen sprake was van verhuur zoals door de Noordhollandsche in de polis was uitgesloten omdat hij de woning verhuurde aan personen die hij kende,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 oktober 2013voor uitlating door SDK Beheer of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat SDK Beheer, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat SDK Beheer, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen en vrijdagen in de maanden november 2013 tot en met februari 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.F. Beens in het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7
bepaalt dat SDK Beheer ter gelegenheid van de na de bewijslevering door haar te nemen conclusie van enquête tevens gelegenheid heeft om te reageren op in rechtsoverweging 4.13-4.14 bedoelde eiswijziging en productie 24,
5.8
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Beens en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2013.