Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
CRESCENDO INKOMENS- EN VERMOGENSBEHEER B.V., in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen van [eiser],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Trudo
- de eis in reconventie.
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Trudo.
2.De feiten
heeft (in reconventie) onder meer schadevergoeding gevorderd wegens zijn (onrechtmatige) ontruiming uit de woning naar aanleiding van het eerder genoemde vonnis van de voorzieningenrechter.
Ter zake van de onderbewindstelling overweegt de kantonrechter in conventie:
“De kantonrechter merkt nog op dat gebleken is dat ten aanzien van [eiser] bewind is ingesteld over alle goederen met uitzondering van diens inboedelgoederen. Nu de vordering is gebaseerd op gedragingen van niet vermogensrechtelijke aard van [eiser] en ziet op ontbinding en ontruiming van het gehuurde, acht de kantonrechter Trudo ontvankelijk in haar vorderingen jegens [eiser].”
In reconventie heeft de kantonrechter Trudo veroordeeld tot betaling van € 6.750,- vanwege de onrechtmatige ontruiming hangende het hoger beroep in de kort gedingprocedure.
Ter zake van de onderbewindstelling overweegt de kantonrechter in reconventie:
“De kantonrechter is inmiddels gebleken dat met betrekking tot [eiser] een bewind is ingesteld over alle goederen met uitzondering van diens inboedelgoederen. Nu hier sprake is van een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad en de vordering voorts ziet op schade aan inboedelgoederen, acht de kantonrechter geen termen aanwezig om in deze stand van de procedure aan het ingestelde bewind nog procesrechtelijke consequenties te verbinden.”
3.Het geschil
primair
3. de termijn te bepalen waarop de dagvaarding in hoger beroep moet worden uitgebracht;
subsidiair4. Trudo te verbieden tot ontruiming van de woning van [eiser] over te gaan, al dan niet onder nader door de voorzieningenrechter te stellen voorwaarden;
5. Trudo te gelasten zich te onthouden van elk beperkend dan wel bezwarend handelen of nalaten dat het woongenot van [eiser] aantast;
een en ander onder oplegging van een dwangsom voor het geval Trudo de onder sub 2 en sub 5 genoemde vorderingen overtreedt en met veroordeling van Trudo in de proceskosten.
Bovendien stelt [eiser] dat de bewindvoerder in de procedure die leidde tot het vonnis van 22 augustus 2013 in het geding had moeten worden betrokken in welk verband hij verwijst naar uitspraken van diverse rechtbanken en hoven waaruit blijkt dat over dit aspect weinig rechtseenheid bestaat en prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld waarvan de beantwoording moet worden afgewacht.
1. [eiser] te verbieden tot tenuitvoerlegging van het vonnis ten aanzien van de reconventionele vordering over te gaan zolang niet in hoger beroep onherroepelijk op deze vordering is beslist;
2. [eiser] te veroordelen om uiterlijk 10 oktober 2013 de door Trudo opgeslagen zaken, welke eigendom zijn van [eiser] op te halen onder verbeurte van een dwangsom voor het geval hij nalaat aan het gevorderde te voldoen;
een en ander met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
a. de bewindvoerder van [eiser] te veroordelen om de op basis van het vonnis in de bodemzaak met zaaknummer 802769 en rolnummer 12-293, gewezen tussen Trudo en [eiser] uitgesproken ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming van de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] te gehengen en gedogen en voorts om uiterlijk 10 oktober 2013 uit de woning alle tot onder het bewind vallende zaken te (doen) verwijderen;
een en ander met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten waaronder nakosten en vermeerderd met wettelijke rente.
4.De beoordeling
De beoordelingsruimte van de rechter in een executie kort geding is dus (zeer) beperkt.
De kantonrechter heeft gemotiveerd dat de vordering is gebaseerd op gedragingen van niet vermogensrechtelijke aard in welk geval [eiser] voor zichzelf kan optreden.
€ 816,00
Het ligt voor de hand dat eerst vastgesteld wordt in welke staat de in opdracht van Trudo vervoerde goederen zich bevinden en eerst wanneer hierover duidelijkheid bestaat kan van [eiser] worden verlangd dat hij deze ophaalt.
De stelling van Trudo dat zij niet bereid is om nog langer voor opslag van [eiser] toebehorende goederen zorg te dragen zonder dat er enige betaling van de opslagkosten plaatsvindt of zekerheid voor betaling van deze kosten bestaat, is voor het vragen van een spoedvoorziening opmerkelijk en weinig steekhoudend. Immers tijdens de behandeling is komen vast te staan dat Trudo de schadevergoeding in verband met de onrechtmatige ontruiming van € 6.750,- nog niet aan [eiser] heeft voldaan.
De vordering zal daarom worden afgewezen.