ECLI:NL:RBOBR:2013:6245

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
C/01/228393
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening van tegenvorderingen in faillissement van Stompa

In deze zaak vorderde de vennootschap naar Noors recht, Sparebanken Midt-Norge, betaling van facturen voor bedmeubels die door het failliet verklaarde bedrijf Stompa aan Beter Bed B.V. waren geleverd. Beter Bed voerde verweer en beroept zich op verrekening met tegenvorderingen die zij op Stompa had wegens wanprestatie. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis bepaald dat de vordering van Sparebanken niet tot de failliete boedel behoort, maar aan Sparebanken is overgedragen, en dat Beter Bed zich op verrekening kan beroepen. De rechtbank oordeelde dat Beter Bed haar tegenvorderingen nader moest onderbouwen. In het vonnis van 23 oktober 2013 werd de hoogte van de vordering van Sparebanken vastgesteld op € 159.815,28, waarvan Beter Bed € 125.820,06 erkende. De rechtbank behandelde de tegenvorderingen van Beter Bed, waaronder gederfde winst door annuleringen, schade door intern herstel van gebreken, compensaties aan klanten, en transportkosten. De rechtbank oordeelde dat Beter Bed recht had op een aantal van deze tegenvorderingen, maar wees andere af, zoals de kosten voor intern personeel en het verzamelen van bewijsstukken. Uiteindelijk werd de resterende vordering van Sparebanken na verrekening vastgesteld op € 20.716,54. De rechtbank droeg Sparebanken op te bewijzen dat de op de facturen vermelde goederen door Beter Bed zijn besteld en geleverd, en bepaalde dat de zaak opnieuw op de rol zou komen voor verdere uitlating.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/228393 / HA ZA 11-581
Vonnis van 23 oktober 2013
in de zaak van
de vennootschap naar Noors recht
SPAREBANKEN MIDT-NORGE,
gevestigd te Trondheim,
eiseres,
advocaat mr. R. Kuizenga te Almere,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BETER BED B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde,
advocaat mr. F.P.M. Sanders te Nuenen.
Partijen zullen hierna Sparebanken en Beter Bed genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 december 2012
  • de conclusie-akte onderbouwing schade Beter Bed en recht op kwantumkorting
  • de antwoordconclusie van Sparebanken
  • de akte uitlating productie van Beter Bed.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Sparebanken vordert dat Beter Bed wordt veroordeeld tot betaling van facturen voor bedmeubels die het inmiddels failliet verklaarde Noorse bedrijf Stompa aan Beter Bed heeft geleverd. Beter Bed heeft zich beroepen op verrekening van deze vordering met tegenvorderingen die Beter Bed op Stompa heeft omdat Stompa wanprestatie heeft gepleegd door ondeugdelijke meubels te leveren en niet of te laat te leveren. In het tussenvonnis van 12 december 2012 heeft de rechtbank beslist dat zij er vanuit gaat dat de vordering tot betaling van de facturen niet tot de failliete boedel behoort maar aan Sparebanken is overgedragen, alsmede dat Beter Bed zich ook jegens Sparebanken op verrekening kan beroepen. De rechtbank heeft Sparebanken opgedragen het door Beter Bed betwiste deel van haar vordering te bewijzen en zij heeft Beter Bed opgedragen haar tegenvorderingen nader te onderbouwen.
2.2.
De rechtbank verwerpt het standpunt van Sparebanken, dat eerst Beter Bed de hoogte van de door haar opgevoerde schadevergoeding dient aan te tonen en dat daarna aan de orde komt of die schadevergoeding in aanmerking komt voor verrekening met de vordering van Sparebanken. In het laatste tussenvonnis heeft de rechtbank al uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist over de bevoegdheid van Beter Bed tot verrekening. Aldus heeft de rechtbank een eindbeslissing gegeven. Voor een dergelijke beslissing geldt de regel dat daarvan in dezelfde instantie niet meer kan worden teruggekomen. Dit kan anders zijn indien de beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, dan wel de eisen van een goede procesorde om een andere reden meebrengen dat de rechter zijn eindbeslissing heroverweegt. Daarvan is echter in dit geval geen sprake.
De hoogte van de vordering van Sparebanken
2.3.
Sparebanken vordert een bedrag van € 159.815,28. Beter Bed heeft daarvan een bedrag van € 125.820,06 erkend. Het verweer van Beter Bed bestaat uit drie onderdelen:
1) Beter Bed betwist dat een aantal goederen door Beter Bed zijn besteld en door Stompa aan Beter Bed zijn geleverd (zie punt 9 onder A, C en D conclusie van antwoord);
2) Beter Bed heeft zich beroepen op verrekening met een kwantumkorting van € 9.535,05 (zie punt 9 onder B conclusie van antwoord); deze verrekening is al verwerkt in het erkende bedrag van € 125.820,06;
3) Beter Bed heeft zich beroepen op verrekening van haar overige tegenvorderingen met het erkende bedrag van € 125.820,06.
2.4.
In het tussenvonnis van 12 december 2012 heeft de rechtbank beslist dat Beter Bed haar tegenvorderingen (2 en 3) nader moet onderbouwen. Onder 2.7 van dat vonnis heeft de rechtbank beslist dat Sparebanken het door Beter Bed betwiste deel van haar vordering (1) dient te bewijzen, maar dat dit om proceseconomische redenen later in de procedure dient te gebeuren. In dit vonnis zal de rechtbank daarom eerst de tegenvorderingen van Beter Bed onderzoeken. Indien daarna blijkt dat de volledige vordering van Sparebanken hoe dan ook al is voldaan door verrekening met correcte tegenvorderingen van Beter Bed, is het immers niet meer nodig het betwiste deel van de vordering van Sparebanken te onderzoeken.
De door Beter Bed geclaimde kwantumkorting
2.5.
Sparebanken heeft betwist dat Beter Bed recht heeft op de door Beter Bed op 29 februari 2008 gefactureerde bonuskorting/kwantumkorting over 2007 van € 9.535,05. In het laatste tussenvonnis is beslist dat Beter Bed dit deel van de vordering dient te onderbouwen en zo nodig te bewijzen.
2.6.
Beter Bed heeft een op 1 maart 2006 tussen haar en Stompa gesloten overeenkomst overgelegd, alsmede stukken over de hoogte van de bonuskorting (prod. 26-28). Uit de overgelegde stukken blijkt dat Beter Bed inderdaad recht heeft op de (volledige) bonuskorting, dat de bonuskorting over 2007 opeisbaar is en dat Beter Bed die bonuskorting mocht verrekenen met de vordering van Stompa. Beter Bed heeft ook de hoogte van de bonuskorting genoegzaam onderbouwd.
2.7.
Sparebanken heeft niet of nauwelijks gereageerd op de door Beter Bed gegeven toelichting en de door Beter Bed overgelegde stukken. Hetgeen Sparebanken wel heeft aangevoerd, blijkt gelet op de inhoud van die stukken onjuist. De tegenvordering van Beter Bed in verband met de bonuskorting is daarom onvoldoende door Sparebanken betwist. Geconcludeerd moet worden dat Beter Bed deze tegenvordering terecht heeft verrekend. Er is dan ook geen reden om het door Beter Bed erkende deel van € 125.820,06 van de vordering van Sparebanken te verhogen.
De overige tegenvorderingen van Beter Bed
2.8.
Beter Bed heeft een groot aantal stukken overgelegd ter onderbouwing van haar diverse tegenvorderingen. Sparebanken betwist de juistheid van alle stukken zonder concreet op die stukken in te gaan. Sparebanken meent dat het vanwege de omvang voor haar ondoenlijk is alle stukken door te nemen en dat zij dit ook niet hoeft, omdat Beter Bed in strijd met een goede procesorde handelt door niet of nauwelijks een toelichting te geven op de door haar overgelegde enorme hoeveelheid stukken.
2.9.
De rechtbank verwerpt het standpunt van Sparebanken. De omvang van de stukken vloeit voort uit het karakter van de tegenvorderingen. Beter Bed heeft in haar conclusie een toelichting gegeven op de per tegenvordering gegroepeerde producties. Iedere productie begint met een overzichtsstuk, waarna stukken per consument volgen die met gekleurde bladen van elkaar zijn gescheiden. Daarmee zijn de stukken overzichtelijk gepresenteerd. De omstandigheid dat het gaat om een grote hoeveelheid stukken, ontslaat Sparebanken niet van de verplichting om deze stukken door te nemen en desgewenst de inhoud van de stukken te weerspreken. Uit de aard van de tegenvorderingen vloeit voort dat deze stukken grotendeels uit de eigen administratie van Beter Bed afkomstig zijn. De stukken bevatten zodanig veel informatie, dat ze voor Sparebanken - desnoods steekproefsgewijs - controleerbaar zijn. Van Sparebanken mocht daarom verwacht worden dat zij gemotiveerd op de inhoud van de stukken was ingegaan. Aan de vraag hoeveel bewijskracht stukken uit de eigen administratie van een partij hebben, komt de rechtbank niet toe omdat zij in het laatste tussenvonnis nog geen bewijs aan Beter Bed heeft opgedragen, maar slechts om een nadere onderbouwing van de stellingen van Beter Bed heeft gevraagd. Die onderbouwing heeft Beter Bed met deze stukken en haar toelichting daarop naar behoren verschaft. Sparebanken heeft die stukken niet betwist. Indien en voor zover Sparebanken ook de door Beter Bed gegeven toelichting niet of onvoldoende heeft betwist, heeft dat tot gevolg dat de stellingen van Beter Bed als niet of onvoldoende door Sparebanken betwist zijn komen vast te staan. Dat zal hierna per tegenvordering worden besproken.
2.10.
Sparebanken voert in het algemeen ook nog aan dat Beter Bed een groot bedrijf met een hoge omzet en hoge kosten is en dat de tegenvorderingen van Beter Bed daarom een druppel op de gloeiende plaat vormen. Daarmee beoogt Sparebanken kennelijk te stellen dat kapitaalkrachtige schuldeisers geen recht hebben op betaling van hun vorderingen. Dat standpunt moet als niet op het recht gebaseerd worden verworpen.
Tegenvordering A) door consumenten geannuleerde bestellingen
2.11.
Tegenvordering A betreft schade als gevolg van het na het faillissement van Stompa niet meer leveren van meubels, waarna de consumenten hun order bij Beter Bed hebben geannuleerd. Beter Bed stelt nu dat de koopsommen van deze geannuleerde orders totaal € 71.927,10 bedroeg. Zij heeft deze stelling toegelicht en met stukken onderbouwd (prod. 19).
2.12.
Beter Bed heeft een lijst overgelegd van door haar afgenomen goederen van Stompa. De daarop vermelde artikelomschrijvingen zijn terug te vinden op de stukken per consument. De betwisting van Sparebanken dat de stukken betrekking zouden hebben op Stompa-goederen is op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank zal er dan ook van uitgaan dat de stukken die door Beter Bed zijn overgelegd betrekking hebben op goederen die door haar bij Stompa zijn afgenomen. Per consument is een koopovereenkomst, een annuleringsverzoek en de reactie van Beter Bed daarop overgelegd. Daarmee heeft Beter Bed voldoende onderbouwd dat deze bestellingen zijn geannuleerd en er een verplichting tot terugbetaling is ontstaan. Dit is door Sparebanken niet betwist zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt.
2.13.
Wel betwist Sparebanken de wijze waarop Beter Bed haar schade berekent. Beide partijen verwijzen naar jurisprudentie van de Hoge Raad over de wijze van schadebegroting. Partijen zijn het erover eens dat de omvang van de schadevergoeding dient te worden begroot door een vergelijking van enerzijds de hypothetische situatie waarin Stompa aan haar leveringsplicht zou hebben voldaan met anderzijds de situatie waarin Beter Bed door het faillissement van Stompa verkeert, en dat het verschil de door Beter Bed gemiste winst betreft die door Sparebanken moet worden vergoed. Nu partijen naar Nederlandse jurisprudentie verwijzen, gaat de rechtbank ervan uit dat partijen hebben gekozen voor toepassing van Nederlands recht op de schadebegroting. Volgens dat Nederlandse recht geldt inderdaad het door partijen gehanteerde criterium.
2.14.
Beter Bed stelt de door haar gederfde winst op 50% van de koopprijs van de geannuleerde orders, derhalve € 35.963,55. Sparebanken meent dat moet worden uitgegaan van de nettowinst. Sparebanken legt jaarstukken over (prod. 8) op basis waarvan zij concludeert dat de nettowinst van Beter Bed 6,2% bedroeg.
Beter Bed reageert dat dit de geconsolideerde jaarrekening van Beter Bed Holding N.V. betreft en niet van haar dochter Beter Bed. Bovendien meent zij dat geen rekening mag worden gehouden met bijv. de investeringen van Beter Bed Holding N.V. in haar dochters.
2.15.
Beter Bed stelt zich terecht op het standpunt dat haar eigen jaarcijfers doorslaggevend zijn. Omdat Beter Bed als de meest gerede partij daarover geen informatie heeft verschaft, heeft de rechtbank echter geen andere mogelijkheid dan uitgaan van de jaarcijfers van haar moeder Beter Bed Holding N.V.. Aan de door Sparebanken overgelegde jaarstukken (pag. 38) ontleent de rechtbank een brutomarge (netto-omzet min inkoopwaarde) van 54,5% , een bedrijfsresultaat (brutomarge min bedrijfslasten) van 8,7% en een nettowinst (resultaat plus financiële baten min financiële lasten min belastingen) van 6,2%.
2.16.
De rechtbank is van oordeel dat de schade wegens het missen van geannuleerde orders dient te worden begroot aan de hand van de zgn. variabele kostprijsberekeningsmethode, waarbij de schade wordt gesteld op de gemiste omzet min de variabele kosten. Indien Stompa aan haar leveringsplicht zou hebben voldaan en Beter Bed derhalve aan haar verplichtingen jegens haar klanten had kunnen voldoen, zou Beter Bed van die klanten de koopprijs van € 71.927,10 hebben ontvangen. Beter Bed zou echter ook de koopprijs aan Stompa en eventuele andere inkoopkosten hebben moeten betalen. Mogelijk zou Beter Bed ter uitvoering van de orders ook nog andere soorten variabele kosten hebben moeten maken zoals het inhuren van extra personeel, maar dat is door Sparebanken niet gesteld en het is ook niet uit de stukken gebleken. Integendeel bevestigt het standpunt van Sparebanken in verband met andere tegenvorderingen, dat Beter Bed het herstel van door Stompa geleverde ondeugdelijke goederen met haar bestaande serviceafdeling heeft kunnen oplossen, dat Beter Bed geen extra personeel heeft hoeven in te lenen om de geannuleerde orders te kunnen uitvoeren. De rechtbank gaat bij de schadebegroting daarom uit van de brutomarge van 54,5%. Dat is 4,5% meer dan de 50% waarop Beter Bed haar tegenvordering baseert. Aangenomen mag worden dat deze 4,5% eventuele andere variabele kosten dekt. De door Beter Bed opgevoerde schade van € 35.963,55 kan worden aanvaard.
2.17.
Sparebanken acht het aannemelijk dat de klanten van Beter Bed bij haar andere producten hebben gekocht, zodat geen sprake is van schade. De rechtbank wijst dat standpunt af. Uit het door Sparebanken genoemde Vos/TSN arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2009 (LJN: BI34020) volgt dat het voordeel dat Beter Bed eventueel heeft genoten omdat zij na de annulering van de orders aan de betreffende klanten alsnog meubels van andere leveranciers heeft kunnen verkopen, niet van invloed is op de omvang van de geleden schade en evenmin als een voordeel in de zin van art. 6:104 BW kan worden aangemerkt, omdat dit voordeel niet het gevolg is van de wanprestatie van Stompa maar het gevolg van de eigen inspanningen van Beter Bed om haar klanten over te halen vervangende meubels te kopen. Er is daarom geen reden te onderzoeken of Beter Bed daadwerkelijk vervangende meubels aan de betreffende klanten heeft kunnen verkopen. Het daaruit voortvloeiende voordeel kan hoe dan ook niet op de schade in mindering worden gebracht.
2.18.
Sparebanken wijst er ten slotte nog op dat Beter Bed in haar reclame-uitingen adverteert met de mogelijkheid van kostenloze annulering. Sparebanken heeft deze stelling echter niet onderbouwd. Bovendien heeft Sparebanken niet gesteld dat de klanten die hun orders hebben geannuleerd omdat Stompa de bestelde meubels niet aan Beter Bed heeft geleverd, hun orders ook zouden hebben geannuleerd indien Stompa wel zou hebben geleverd.
2.19.
De tegenvordering A kan daarom worden gesteld op het door Beter Bed opgevoerde bedrag van € 35.963,55.
Tegenvordering B) door Beter Bed verleende service
2.20.
Beter Bed stelt dat zij service heeft moeten verlenen door middel van het vervangen en/of herstellen van meubels van 73 klanten aan wie zij in de periode vanaf het derde kwartaal van 2007 tot 1 februari 2008 Stompa-meubels heeft geleverd die ondeugdelijk zijn gebleken maar vanwege het faillissement van Stompa niet meer door Stompa zijn vervangen. Beter Bed maakt aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 66.737,62. Zij heeft haar stellingen onderbouwd met een toelichting en met stukken (prod. 20). Uit het daarbij overgelegde overzicht van kosten (bladen 3 en 4) blijkt dat het totaalbedrag bestaat uit:
1) kilometerkosten van € 15.314,
2) materiaalkosten van € 25.957,44
3) kosten van personeel van € 25.466,18.
Sparebanken heeft inhoudelijk niet gereageerd op de door Beter Bed overgelegde stukken, zodat de genoemde bedragen als uitgangspunt kunnen worden gehanteerd.
2.21.
Sparebanken meent dat Beter Bed geen aanspraak kan maken op vergoeding van deze schade, omdat zij het onaannemelijk acht dat Stompa voor haar faillissement een vergoeding aan Beter Bed betaalde voor de inzet van de serviceafdeling van Beter Bed voor herstel van Stompa-meubels. Sparebanken meent dat het verlenen van service behoort tot de reguliere bedrijfsvoering en dat de kosten daarvan zijn verdisconteerd in de door Beter Bed gehanteerde verkoopprijs. Sparebanken neemt aan dat de serviceafdeling van Beter Bed door Stompa werd voorzien van onderdelen voor noodzakelijke reparaties.
2.22.
Dit verweer moet worden gehonoreerd wat betreft de onder 3 opgevoerde kosten van personeel van € 25.466,18. Beter Bed heeft niet gesteld dat zij extra personeel heeft moeten inhuren om alle gebreken aan Stompa-meubels te kunnen herstellen en evenmin dat zij daartoe personeel van andere afdelingen heeft moeten inzetten met als gevolg dat bijv. een verkoopafdeling minder omzet heeft kunnen maken. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat Beter Bed voor het herstel van de Stompa-meubels alleen het vaste personeel van haar serviceafdeling heeft ingezet. Dat betekent dat Beter Bed geen vermogensschade heeft geleden in de vorm van extra variabele personeelskosten. De post kosten van personeel zal daarom worden afgewezen.
2.23.
Bij de berekening van de onder 1 opgevoerde post kilometerkosten van € 15.314, heeft Beter Bed een kilometertarief van € 1, toegepast. Sparebanken maakt bezwaar tegen de hoogte van dit tarief. Dat bezwaar moet worden gehonoreerd. Kennelijk heeft Beter Bed een tarief toegepast dat zowel haar vaste als variabele vervoerskosten dekt. Alleen de variabele vervoerskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Nu partijen daarover geen informatie hebben verschaft, schat de rechtbank de kilometervergoeding voor de variabele kosten op € 0,25. Daarnaast maakt Sparebanken er bezwaar tegen dat telkens de afstand vanuit Uden wordt berekend in plaats van de afstand vanaf de verschillende vestigingen, omdat het voor de hand zou liggen dat de vestiging die de goederen heeft geleverd ook voor de service zorg draagt. Dit betoog wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Gesteld noch gebleken is dat elke vestiging over een eigen service-afdeling beschikt. Dat betekent dat een kwart van de post van € 15.314, ofwel € 3.828,50 kan worden aanvaard.
2.24.
De onder 2 opgevoerde post materiaalkosten van € 25.957,44 kan volledig worden aanvaard. Aan het verbruik van materialen plegen kosten verbonden te zijn. Het is aan Sparebanken om haar verweer tegen deze post te motiveren door te stellen en te onderbouwen dat de door Beter Bed voor het herstel gebruikte materialen gratis door Stompa aan Beter Bed ter beschikking waren gesteld. Nu Sparebanken met een blote veronderstelling volstaat, moet haar verweer worden verworpen.
2.25.
De tegenvordering B dient daarom te worden vastgesteld op materiaalkosten van € 25.957,44 plus vervoerskosten van € 3.828,50 is € 29.785,94.
Tegenvordering C) door Beter Bed verleende compensatie
2.26.
Beter Bed maakt aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 3.375, omdat zij aan 34 klanten cadeaubonnen, kortingen en gratis bedtextiel heeft gegeven ter compensatie van kosten die deze klanten hebben moeten maken in verband met de annulering van hun orders of het verlenen van service. Beter Bed heeft deze stelling onderbouwd met stukken (prod. 21). Sparebanken heeft de inhoud van die stukken niet betwist, zodat van het bedrag van € 3.375, kan worden uitgegaan.
2.27.
Sparebanken meent dat deze schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat het ter beschikking stellen van relatiegeschenken onverplicht is en alleen is bedoeld om in de relatie tussen de ondernemer en zijn klanten te investeren. De rechtbank verwerpt dat verweer omdat Sparebanken onvoldoende heeft gemotiveerd dat het ging om onverplichte relatiegeschenken. De rechtbank heeft de stukken over de eerste klant (nr. 1 [de heer X]) gecontroleerd. Dat blijkt een klant die de overeenkomst met Beter Bed eigenlijk wilde ontbinden vanwege een ondeugdelijke levering, maar een afkoopsom van € 300, heeft geaccepteerd. Dat in het kader van schadebeperking betaalde bedrag van € 300, dient zonder meer te worden aangemerkt als schade die door Stompa moet worden vergoed. De stukken in verband met de overige 33 klanten heeft de rechtbank niet gecontroleerd. Dat had Sparebanken moeten doen.
2.28.
Sparebanken meent dat niet het volledige bedrag van de compensatie voor vergoeding in aanmerking komt, maar slechts de gederfde winst van 6,2% van de compensatie. De rechtbank verwerpt dat standpunt. Indien ter compensatie een korting op de aankoopprijs wordt verleend, geeft Beter Bed een deel van de koopprijs van een meubel prijs terwijl de aan dat meubel verbonden variabele (en vaste) kosten gelijk blijven. Dat betekent dat het volledige bedrag van de compensatie moet worden aangemerkt als door Stompa te vergoeden schade. Hetzelfde geldt voor gratis bedtextiel en voor cadeaubonnen. Sparebanken meent overigens dat de cadeaubonnen pas tot schade leiden op het moment dat de bon wordt verzilverd en zij wijst erop dat Beter Bed niet heeft aangetoond dat de betreffende bonnen zijn verzilverd. De rechtbank verwerpt dat standpunt. Indien een klant een cadeaubon bij Beter Bed koopt, ontvangt Beter Bed de prijs van die cadeaubon direct, ook al wordt de bon pas later verzilverd.
2.29.
De tegenvordering C van € 3.375, kan daarom worden aanvaard.
Tegenvordering D) door Beter Bed geïnvesteerde extra uren
2.30.
Tegenvordering D van € 14.500, betreft 484 door Beter Bed bestede uren à € 30, per uur voor het intern oplossen van problemen die zijn veroorzaakt doordat Stompa ondeugdelijke meubels leverde of na haar faillissement bestelde meubels helemaal niet leverde. Beter Bed heeft deze tegenvordering onderbouwd met een door alle betrokken medewerkers ondertekende verklaring over het aantal bestede uren (prod. 22).
2.31.
Sparebanken meent dat deze interne uren onvoldoende zijn gespecificeerd en bovendien niet voor schadevergoeding in aanmerking komen omdat ze tot de normale bedrijfsvoering horen.
2.32.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor onder 2.22 in verband met de tegenvordering B heeft overwogen. Ook in verband met tegenvordering D heeft Beter Bed niet gesteld dat zij extra personeel heeft moeten inhuren of personeel van andere afdelingen heeft moeten inzetten en daardoor minder omzet heeft gemaakt. Daarnaast diende Beter Bed tevens te onderbouwen waarom deze post niet tot haar normale ondernemersrisico behoort. Dat heeft Beter Bed nagelaten. Tegenvordering D moet daarom worden afgewezen.
Tegenvordering E) door Beter Bed betaalde transportkosten
2.33.
Beter Bed maakt aanspraak op vergoeding van twee facturen van totaal € 3.142,99 van de transporteur Contino voor het vervoer van meubels van Stompa naar Beter Bed na het faillissement van Stompa. Beter Bed stelt dat tussen Stompa en Beter Bed was overeengekomen dat de kosten van transport steeds voor rekening van Stompa kwam. Beter Bed heeft haar stellingen onderbouwd met stukken (prod. 23).
2.34.
Na kennisname van die stukken betwist Sparebanken niet langer dat Stompa de transportkosten voor haar rekening moest nemen. Volgens Sparebanken ging het echter niet om kosten van € 3.142,99 maar slechts van € 2.386,99. Sparebanken verwijst daartoe naar de brief van Contino van 3 maart 2008 (laatste blad prod. 23).
2.35.
Uit de door Sparebanken genoemde brief van Contino van 3 maart 2008 blijkt dat Contino van Beter Bed heeft verlangd dat Beter Bed transportkosten van € 2.386,99 voor haar rekening nam. Dit blijkt het bedrag van de eerste factuur van Contino (blad 2 van prod. 23). De tweede factuur van Contino van € 756, (blad 1 van prod. 23) blijkt een later transport te betreffen (“Ankunft 2008/03/14”). De rechtbank ziet geen reden eraan te twijfelen dat Contino ook voor dat latere transport heeft verlangd dat Beter Bed de transportkosten voldeed.
2.36.
Sparebanken wijst erop dat een bewijs van betaling ontbreekt. Overlegging van dat bewijs is echter niet noodzakelijk. Beter Bed heeft ook vermogensschade geleden indien zij de facturen van Contino nog niet heeft betaald. In dat geval zijn immers haar schulden verhoogd doordat zij zich jegens Contino heeft verplicht om transportkosten te betalen.
2.37.
Tegenvordering E van € 3.142,99 kan daarom worden aanvaard.
Tegenvordering F) door Stompa verleende en door Beter Bed doorgegeven garantie
2.38.
Beter Bed stelt dat Stompa aan Beter Bed een garantie van drie jaar heeft verleend op geleverde meubels en dat Beter Bed op haar beurt dezelfde garantie aan haar klanten heeft verleend. Tegenvordering F betreft de aanspraak van Beter Bed op vergoeding van de service die Beter Bed aan consumenten heeft verleend die zich op deze garantie hebben beroepen. Deze tegenvordering bedroeg eerder € 100.399,15. Inmiddels hanteert Beter Bed hiervoor een bedrag van € 67.510,18. (De daarnaast onder de noemer van tegenvordering F opgevoerde uren in verband met de gerechtelijke kosten zal de rechtbank hierna afzonderlijk bespreken als tegenvordering G.) Beter Bed heeft het bestaan van de garantieplicht van Stompa onderbouwd met een e-mail van Stompa (prod. 2). Beter Bed heeft tegenvordering F onderbouwd met stukken in verband met 77 consumenten en met afzonderlijke stukken in verband met een consument aan wie later nog service in verband met de garantie is verleend (prod. 24). Uit het daarbij overgelegde overzicht van kosten (bladen 3 en 4) blijkt dat het totaalbedrag bestaat uit:
1) kilometerkosten van (€ 14.898, plus € 124, is) € 15.022,
2) materiaalkosten van (€ 28.766,24 plus € 314,40 is) € 29.080,54
3) kosten van personeel van (€ 23.182,36 plus € 225,27 is) € 23.407,63.
Sparebanken heeft inhoudelijk niet gereageerd op de door Beter Bed overgelegde stukken, zodat de genoemde bedragen als uitgangspunt kunnen worden gehanteerd.
2.39.
Sparebanken voert het verweer dat zij ook in verband met tegenvordering B heeft gevoerd: reparaties van de van Stompa verkregen goederen worden door de serviceafdeling van Beter Bed gedaan en behoren daarmee tot de normale bedrijfsuitoefening van Beter Bed.
2.40.
Wat betreft het in tegenvordering F opgenomen bedrag van € 23.407,63 voor de inzet van eigen personeel van Beter Bed verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor onder 2.22 in verband met de tegenvordering B heeft overwogen. Ook in verband met tegenvordering F heeft Beter Bed niet gesteld dat zij extra personeel heeft moeten inhuren of personeel van andere afdelingen heeft moeten inzetten en daardoor minder omzet heeft gemaakt. Dit deel van tegenvordering F moet daarom worden afgewezen.
2.41.
Wat betreft het in tegenvordering F opgenomen bedrag van € 15.022, voor gereden kilometers verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover onder 2.23 in verband met tegenvordering B heeft overwogen. Ook bij tegenvordering F wordt de door Beter Bed gehanteerde kilometervergoeding van € 1, verminderd tot € 0,25. Voor de gereden kilometers zal de rechtbank daarom een bedrag van (een kwart van € 15.022, is) € 3.755,50 toewijzen.
2.42.
Wat betreft het in tegenvordering F opgenomen bedrag van € 29.080,54 voor materiaalkosten verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover onder 2.24 in verband met tegenvordering B heeft overwogen. Ook bij tegenvordering F moet het verweer van Sparebanken als onvoldoende gemotiveerd worden verworpen. Het bedrag van € 29.080,54 kan worden aanvaard.
2.43.
Van tegenvordering F kan daarom een bedrag van (€ 3.755,50 voor kilometers plus € 29.080,54 voor materiaal is) € 32.836,04 worden aanvaard.
Tegenvordering G: Door Beter Bed bestede uren aan het verzamelen van bewijsstukken
2.44.
Beter Bed maakt aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 38.670, voor de 741 uren die diverse van haar medewerkers hebben besteed aan het verzamelen en aanleveren van de bewijsstukken waarom Sparebanken in deze procedure heeft gevraagd. Beter Bed heeft deze tegenvordering onderbouwd met een urenspecificatie (prod. 25), waarin zij een uurtarief van € 30, voor een regulier medewerker en € 60, voor een specialist heeft gehanteerd.
2.45.
Sparebanken voert als verweer dat deze post betrekking heeft op de kosten van de gerechtelijke procedure en dat dergelijke kosten voor eigen rekening van een partij blijven tenzij ze (meestal slechts gedeeltelijk) in de kostenveroordeling worden meegenomen. Sparebanken meent dat Beter Bed haar ten onrechte verwijt dat zij Beter Bed met kosten heeft opgezadeld, omdat Beter Bed haar stellingen dient te bewijzen. Sparebanken betwist ook de hoogte van de vordering. Zij meent dat het opgevoerde bedrag de toets van de dubbele redelijkheid niet kan doorstaan. Zij acht het aantal van 741 uren uiterst onwaarschijnlijk, omdat dat neerkomt op één medewerker die 18 weken lang fulltime stukken heeft verzameld.
2.46.
De rechtbank wijst deze tegenvordering van Beter Bed af. De kosten van het verzamelen van stukken ter onderbouwing en/of bewijs van stellingen vallen niet onder de door Beter Bed als gevolg van de wanprestatie van Stompa geleden schade, maar vallen onder de kosten van de gerechtelijke procedure. Ingevolge art. 239 Rv kunnen van de kosten van de winnende partij slechts de salarissen en verschotten van de advocaat van die partij ten laste van de in het ongelijk gestelde partij worden gebracht. De door de winnende partij zelf gemaakte kosten blijven daarom voor eigen rekening. Op dat wettelijke uitgangspunt kan slechts onder bijzondere omstandigheden worden afgeweken. De omstandigheid dat Sparebanken op overlegging van bewijsstukken heeft aangedrongen, kan niet als zodanig worden aangemerkt. Beter Bed had immers de na de comparitie overgelegde stukken al direct bij haar conclusie van antwoord in het geding moeten brengen ter onderbouwing van haar tegenvorderingen.
Conclusie
2.47.
Het voorgaande leidt tot de volgende voorlopige opstelling:
Vaststaande vordering Sparebanken €  125.820,06
Toewijsbare tegenvorderingen Beter Bed:
A) Gederfde winst i.v.m. annuleringen €  35.963,55
B) Schade i.v.m. intern herstel van gebreken 29.785,92
C) Schade i.v.m. compensaties 3.375,
D) Schade i.v.m. interne oplossingen 0,
E) Schade i.m. transportkosten 3.142,99
F) Schade i.v.m. garanties 32.836,04
G) Schade i.v.m. verzamelen bewijsstukken 0,
-------------------
Af: Totaal tegenvorderingen Beter Bed €  105.103,52
-------------------
Restant vordering Sparebanken na verrekening €  20.716,54
2.48.
Dit betekent dat de vordering van Sparebanken niet volledig is voldaan door verrekening met tegenvorderingen van Beter Bed, zodat de rechtbank alsnog moet ingaan op de onder 2.4 besproken betwisting door Beter Bed van een deel van de vordering van Sparebanken. Zoals aangekondigd zal in verband daarmee bewijs aan Sparebanken worden opgedragen.
Nevenvorderingen
2.49.
Sparebanken maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 2.842,, welk bedrag is berekend overeenkomstig het zgn. rapport Voor-werk II. Daarnaast vordert Sparebanken de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 16 juli 2008. Beter Bed voert als verweer dat Sparebanken geen recht heeft op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en op wettelijke rente omdat Sparebanken na de verrekening met de tegenvorderingen geen vordering meer op Beter Bed heeft. Ander verweer voert Beter Bed niet tegen de nevenvorderingen.
2.50.
Het verweer moet worden gehonoreerd voor zover het beroep op verrekening is geslaagd. Dat betekent dat de rechtbank voor de buitengerechtelijke kosten slechts het bedrag zal toewijzen dat volgens het rapport Voor-werk II dient te worden vergoed bij de toewijsbare hoofdsom (€ 20.716,54 plus het bedrag waarvan Sparebanken voldoende bewijs zal leveren). De wettelijke rente zal over die toewijsbare hoofdsom worden toegewezen vanaf de gevorderde ingangsdatum.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
draagt Sparebanken op te bewijzen dat de op de facturen 11115, 9147, 12030, 12042, 10545, 1180, 10463, 10546, 10653 en 11016 vermelde goederen door Beter Bed zijn besteld en aan Beter Bed zijn geleverd,
3.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 november 2013voor uitlating door Sparebanken of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
3.3.
bepaalt dat Sparebanken, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
3.4.
bepaalt dat Sparebanken, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden december 2013 tot en met februari 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het paleis van justitie te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
3.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013.