Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.mr. PHILIP WILLEM SCHREURS,
mr. JAN EVERT STADIG,
Gerardus Franciscus Johannes[eiser],
[gedaagde 2],
1.De procedure in conventie en in reconventie
- de dagvaarding van 14 oktober 2013 met producties, genummerd 1 tot en met 19;
- de brief van mr. Steenpoorte van 21 oktober 2013 met 9 producties;
- de brief van mr. Bongaerts van 25 oktober 2013 met de producties A tot en met K, ingekomen bij de centrale informatiebalie van het Paleis van Justitie op vrijdagmiddag 25 oktober 2013 te 16.30 uur en door de voorzieningenrechter feitelijk ontvangen op maandagochtend 28 oktober 2013, met de producties A tot en met K;
- de brief van mr. Bongaerts gedateerd op vrijdag 25 oktober 2013, met de producties L, M en N, per fax ter griffie binnengekomen op zondagavond 27 oktober 2013 te 19:28 uur en ter kennis van de voorzieningenrechter gekomen op 28 oktober 2013 te 11.00 uur;
- de pleitnota in conventie van de curatoren, met een aanvulling op de eis (punt 30);
- de pleitaantekeningen van de pandhouders;
- de pleitnota in reconventie van de curatoren.
2.De feiten in conventie en in reconventie
(…)Cliënten hebben tot aan het arrest van 20 juni jl., waarbij het faillissement van de heer[eiser] is bekrachtigd, terughoudendheid betracht bij uitwinning van de verpande vorderingen. Nadien zij voortvarend te werk gegaan en hebben zij tot op heden de volgende werkzaamheden verricht om tot inning van de verpande vorderingen te komen:
- inventarisatie verpande vorderingen en documentatie,
- openbaarmaking van pandrechten ex art. 3:239 lid 3 BW en verzoek tot voldoening van de verpande vorderingen ex art. 2:246 lid 1 BW,
- in een enkel geval nadere sommaties aan derden,
3.Het geschil in conventie en in reconventie
panddebiteuren gevoerde correspondentie en verslagen van communicatie, waaronder begrepen verklaringen omtrent gevoerde communicatie, op welke informatie de pandhouders de gelegenheid krijgen mondeling, dan wel schriftelijk te reageren ten behoeve van en voorafgaand aan de door de voorzieningenrechter te geven beslissing op de vorderingen van de curatoren;
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
€ 2.025,24, maakt het voorgaande niet anders. Niet gebleken is dat de curatoren KBC actief hebben bewerkt om tot overboeking van het saldo van[eiser] over te gaan. Mocht uiteindelijk blijken dat de vernietiging van het pandrecht door de curatoren geen effect heeft gesorteerd en dat de betaling ten onrechte een inbreuk zou zijn geweest op de eerder op 19 april 2013 aan KBC openbaar gemaakte verpanding aan de pandhouders, dan komt het de voorzieningenrechter voor dat dit probleem betreffende een in het licht van dit faillissement luttel bedrag ongetwijfeld wel zal worden opgelost. In de wereld van het grote geld zijn dit peanuts. Daar is dit kort geding niet voor.
- de gefailleerde[eiser] in april 2013 aan de curatoren opgave heeft gedaan van de (verpande) vorderingen die hij zelf heeft op deze vennootschappen uit de[eiser] Groep en
- zijn partner en kinderen in dit kort geding er blijk van geven dat er kennelijk nog steeds vorderingen van[eiser] op die vennootschappen zijn en
- de gefailleerde[eiser] zelf (indirect) bestuurder van de genoemde vennootschappen is,
deze[eiser] in staat zou moeten zijn over aard en omvang van zijn vorderingen op de vennootschappen aan de curatoren opheldering te geven en op dit punt zijn inlichtingenplicht ex artikel 105 van de Faillissementswet na te leven. Het ligt niet voor de hand dat een en dezelfde persoon aan de curatoren naar waarheid opgave kan doen van vorderingen van hemzelf op vennootschappen, van welke vorderingen hij vervolgens het bestaan als (indirect) bestuurder van diezelfde vennootschappen/debiteuren eveneens naar waarheid zou kunnen ontkennen.
816,00