ECLI:NL:RBOBR:2013:6513

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
25 november 2013
Zaaknummer
264418 / EX RK 13-94
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in verband met bestemmingsplan en handhaving door gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 november 2013 een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die woonachtig is in de gemeente [A] en vertegenwoordigd werd door advocaat mr. P.J.A. van de Laar. De verweerster in deze procedure was het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente [A], vertegenwoordigd door advocaat mr. T.E.P.A. Lam. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift van 18 juni 2013, gevolgd door een verweerschrift van 17 september 2013 en een zitting op 8 oktober 2013.

De zaak draait om een bestemmingsplan dat op 5 maart 2013 door de gemeenteraad van [A] is vastgesteld, waarin onder andere de legalisatie van woonwagens is geregeld. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat door de Raad van State was afgewezen. De verzoeker was van mening dat de intrekking van een gedoogbeschikking door de gemeente onterecht was en dat hij schade zou lijden als gevolg van de handhaving van het bestemmingsplan.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank stelde vast dat er al een bestuursrechtelijke procedure aanhangig was en dat de verzoeker geen belang had bij het getuigenverhoor, omdat zijn rechtspositie te zwak was om dit te rechtvaardigen. Bovendien was de waarschuwingsbrief van de gemeente niet te beschouwen als een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht, waardoor de verzoeker geen rechtens bindende verplichtingen had.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, met de overweging dat er geen onrechtmatige handeling van de overheid was vastgesteld en dat de verzoeker zijn schadevergoeding pas kan vorderen nadat er een handhavingsbesluit is genomen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.F.M. Strijbos.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/264418 / EX RK 13-94
Beschikking van 7 november 2013
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. P.J.A. van de Laar te Waalre,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente [A],
zetelend te [A],
verweerster,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen.

1.De procedure

De rechtbank heeft acht geslagen op:
  • het verzoekschrift van 18 juni 2013,
  • het verweerschrift van 17 september 2013,
  • het verhandelde ter zitting van 8 oktober 2013, waarbij namens verzoeker zijn advocaat mr. Van de Laar is verschenen. Namens verweerster is verschenen mr. Lam. Ter zitting heeft mr. Van de Laar pleitnotities overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Bij besluit van 5 maart 2013 heeft de raad van de gemeente [A] het bestemmingsplan “[B]” vastgesteld. Uit dit bestemmingsplan volgt dat alle (standplaatsen voor) woonwagens kunnen worden gelegaliseerd. Met betrekking tot de mogelijkheden voor de bedrijfsloodsen/hobbyruimten, is er voor gekozen om deze bebouwing op dezelfde wijze vorm te geven als bij andere woonbestemmingen binnen de gemeente gebeurt. Dit betekent dat loodsen/hobbyruimten van substantiële omvang niet realiseerbaar zijn.
2.2.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.3.
Verzoeker heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 30 mei 2012 afgewezen.
2.4.
De aan verzoeker gerichte gedoogbeschikking is op 9 april 2013 ingetrokken. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Bij besluit van 6 augustus 2013 hebben burgemeester en wethouders dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft verzoeker op 29 augustus 2013 beroep ingediend.
2.5.
Bij brief van 25 april 2013 hebben burgemeester en wethouders verzoeker geïnformeerd over de consequenties die het bestemmingsplan “[B]” voor hem heeft. Burgemeester en wethouders hebben verzoeker medegedeeld dat zijn woonwagen qua afmeting en positionering aan het bestemmingsplan voldoet en derhalve in aanmerking komt voor legalisatie, maar dat hiervoor wel een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Voorts is medegedeeld dat de loods van verzoeker niet aan de regels van het bestemmingsplan voldoet en daarom niet legaliseerbaar is. Burgemeester en wethouders hebben verzoeker verzocht binnen 4 weken na dagtekening van de brief de strijdigheid met de planregels op te heffen door de loods te verwijderen.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker huurt een standplaats van woningstichting ‘t Huis. De standplaats is gelegen op het [B]. Het [B] is opgericht in het jaar 1977. In 1976 was het bestemmingsplan voor de [adres] “natuurgebieden”. Door de oprichting van het [B] heeft verweerster in het jaar 1977 in strijd gehandeld met voormeld bestemmingsplan.
3.2.
Op 5 maart 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd van “Natuurgebieden” in “[B]”. In het nieuwe bestemmingsplan is bepaald dat de hobbyruimte of bedrijfsloods, welke zich op het perceel van verzoeker bevindt, niet wordt toegestaan, althans het plan laat slechts bergingen van geringe omvang toe en dat terwijl verzoeker aanvankelijk in 1977 een schuurtje te huur kreeg aangeboden en hij deze schuur met toestemming van de bevoegde vertegenwoordiger van de Gemeente [A] heeft vergroot en vervangen door een nissenhut en nadien door de huidige bedrijfsloods.
3.3.
In 2005 heeft verweerster aan verzoeker, middels een beschikking, verklaard dat de huidige bebouwing werd gedoogd. Verweerster heeft deze verklaring bij besluit van 9 april 2013 ingetrokken. Verweerster heeft middels een (waarschuwings)brief d.d. 25 april 2013 te kennen gegeven dat verzoeker een omgevingsvergunning moet aanvragen met betrekking tot de woning. Voorts is aan verzoeker aangekondigd dat zij jegens verzoeker handhavend gaat optreden als verzoeker niet tijdig de bedrijfsloods welke zich op het door hem gehuurde perceel bevindt, laat verwijderen.
3.4.
De in casu bedoelde loods is door verzoeker opgericht met toestemming van verweerster. Verzoeker werd toegestaan de oude loods te verwijderen en de huidige loods te bouwen. De toestemming werd verleend door een bevoegd vertegenwoordiger van verweerster, te weten de heer [C].
De heer [C] heeft aangegeven dat hij toestemming had verleend en dat hij zulks had gedaan na overleg met verweerster met name in overleg met de heer [D], de burgemeester en gemeentesecretaris. Vervolgens hebben de huidige burgemeester, de heer[E] en ex-gemeentesecretaris [F] aan verzoeker toegezegd dat de onderhavige loods ter plaatse zou mogen blijven. Het ging hier om een onvoorwaardelijke toezegging welke ook al door de heer de [C] waren gedaan.
3.5.
Verzoeker zal door de verwijdering van de bedrijfsloods aanzienlijke schade leiden welke hij op verweerster wenst te verhalen. Een dergelijke verwijdering is wat betreft verzoeker niet eens toegestaan omdat verweerster de bedrijfsloods of schuur heeft toegestaan terwijl de situatie in strijd was met het oude bestemmingsplan “natuurgebieden” in 1976.
3.6.
Ter inschatting van zijn proceskansen wenst verzoeker een voorlopig getuigenverhoor. De getuigen kunnen, aldus verzoeker, verklaren omtrent de toezeggingen welke zijn gedaan met betrekking tot de aanwezige bedrijfsloods van verzoeker.

4.Het verweer

4.1.
Verweerster verzoekt tot afwijzing van het verzoek en voert daartoe het navolgende aan:
4.2.
Het verzoek is in strijd met artikel 187 lid 3 Rv en voldoet niet aan de eisen daarvan. Het verzoekschrift beschrijft niet de aard en het beloop van de vordering die verzoeker jegens de gemeente in wil stellen. Er ontbreekt een concrete beschrijving van de feiten en de rechten die verzoeker wil bewijzen. Het verzoekschrift bevat de namen en woonplaatsen van 5 getuigen, maar gesuggereerd wordt dat nog meer getuigen moeten worden gehoord. Voor zover het verzoek daarop ziet, voldoet het niet aan het bepaalde in artikel 187 lid 3, aanhef en onder c Rv. Er is sprake van strijd met de goede procesorde of van een ander zwaarwichtig bezwaar, omdat verzoeker geen belang heeft bij het doen houden van een voorlopig getuigenverhoor, althans dat zijn rechtspositie te zwak is om een voorlopig getuigenverhoor te rechtvaardigen.
4.3.
Verweerster heeft ter zitting naar voren gebracht dat er een bestuursrechterlijke procedure aanhangig is. Daarin is ook al een schriftelijke verklaring van de heer [C] naar voren gebracht. Verweerster is van mening dat de bestuursrechter zich dient te buigen over het feitencomplex en niet de civiele rechter.
4.4.
Voor zover verzoeker met het verzochte getuigenverhoor bewijs wenst te vergaren voor zijn stelling dat de inhoud en de waarschuwingsbrief van 25 april 2013 onrechtmatig is, wordt het volgende opgemerkt.
De waarschuwingsbrief van 25 april 2013 is geen besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Algemene Wet Bestuursrecht, maar puur informatief van aard. De waarschuwing brengt immers geen wijziging in de rechtspositie van verzoeker. De waarschuwing legt hem geen rechtens bindende verplichting op en onthoudt hem evenmin enig recht.

5.De beoordeling

5.1.
Het verzoek ziet op schadevergoeding te betalen door de gemeente indien de bedrijfsloods moet worden afgebroken omdat dat onrechtmatig zou zijn.
Van schadevergoedingsplicht kan pas sprake zijn indien vast komt te staan dat de overheid onrechtmatig heeft gehandeld jegens verzoeker. Daarvan is nu nog geen sprake nu het handhavingstraject nog loopt.
5.2.
Zoals ter zitting is gebleken is een eerste besluit nog niet genomen.
Hierbij is van belang dat tegen het door het College van burgemeester en wethouders van de Gemeente te nemen handhavingsbesluit, rechtsbescherming bij de bestuursrechter open staat. In dat kader kan bij de bestuursrechter nog van alles naar voren worden gebracht en kunnen in die procedure ook getuigen worden gehoord.
5.3.
Gezien het vorenstaande is het onderhavige verzoek in strijd met de goede procesorde en zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2013.